Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
Afbeelding van Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereldToon afbeelding van titelpagina van Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.68 MB)

Scans (15.47 MB)

ebook (4.42 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Editeur

M.A. Schenkeveld-van der Dussen



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld

(2004)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het berecht van Lucifer

In dit voorbericht behandelt Vondel een aantal kwesties.

Wat betreft de stof - die hij als volstrekt subliem beschouwt - zet Vondel zich af tegen vergelijkbare verhalen uit de klassieke oudheid: nee, het gaat hier niet om het verhaal van koning Salmoneus die het waagde Jupiter uit te dagen en evenmin om de strijd van de reuzen die probeerden vanaf de aarde de hemel te bereiken. Onder die verhalen gaan, zo merkt hij op, overigens wel goede lessen schuil: het gevaar van ‘roekeloze verwaandheid’ tegen de goddelijke macht en ook wel een natuurkundige les: een verklaring van vulkaanuitbarstingen. Hier echter gaat het om een door de bijbel als waarheid aangeboden verhaal: de val van de opperengel Lucifer. En daarop volgen dan de bewijsplaatsen uit het Oude en Nieuwe Testament. Deze bewijsvoering was nodig omdat er mensen zijn die deze val in twijfel trekken. Daarmee keren ze zich niet alleen tegen de bijbel maar ook tegen oude christelijke schrijvers als de kerkvaders Cyprianus en Gregorius en de twaalfde-eeuwse theoloog Bernard van Clairvaux. Deze en andere namen en bewijsplaatsen heeft Vondel kunnen terugvinden in het boek van de Franse jezuïet Dionysius Petavius (1583-1652) over de engelen.

Die gezaghebbende godgeleerden verklaarden Lucifers val uit twee eigenschappen: nijdigheid, afgunst, en hovaardij, trots. Dat brengt Vondel op een tweede punt. Die twee zonden heeft hij uitgebeeld als dieren voor Lucifers wagen, namelijk als een leeuw en een draak. Dat is een symbolische uitbeelding en Vondel verdedigt die door erop te wijzen dat er ook in de bijbel een zekere relatie wordt aangegeven tussen helse geesten en dieren.

Het lijkt een zwaar aangezette verdediging voor het optreden van deze twee dieren (die niet op het toneel te zien zijn maar alleen beschreven worden) maar Vondel gebruikt dit betrekkelijk kleine voorbeeld voor een algemener punt: de vrijheid om fantasie in poëzie ruimte te geven, een vrijheid die hij hard nodig had voor dit toneelstuk dat - in weerwil van de aangehaalde bijbelplaatsen - toch in hoge mate op dichterlijke verbeelding rust. Om eventuele kritiek nog verder voor te zijn, voegt hij er dan ook ijlings aan toe dat hij in het alge-

[pagina 325]
[p. 325]

meen onderschrijft dat ‘heilige stof’ de toneeldichter meer bindt dan wereldse verhalen en op dit punt durft hij zelfs een kanttekening te plaatsen bij een uitspraak van Horatius die een ongeclausuleerd pleidooi voor dichterlijke vrijheid had gevoerd.

Deze dichterlijke vrijheid voert hem nu ook op theologisch terrein. In zijn drama heeft hij het geheim van de menswording van Christus al enigszins aan de engelen duidelijk laten worden om hun jaloezie te prikkelen. Vondel moet toegeven dat de meeste theologen dit niet geloofden - het wordt ook door geen enkele bijbels gegeven gesteund - maar omdat er toch ook godgeleerden waren die dit wel meenden, kon hij het idee als dichter toch gebruiken. Maar dat hij zich op autoriteiten kon beroepen was belangrijk voor hem omdat het hem beschermt tegen het verwijt dat hij maar naar eigen inzichten met de bijbelse gegevens omspringt.

De argumentering listig enigszins verschuivend beroept Vondel zich vervolgens op Paulus, die in zijn brief aan de Hebreeën een uitvoerige passage had gewijd aan de positie van de Zoon Gods die ver boven de engelen staat. Daarmee lijkt hij zijn positie door een wel zeer krachtige autoriteit versterkt te hebben maar in feite gaat het bij Paulus in het geheel niet om de eventuele afgunst of hovaardij van de engelen.

En nu hij dan toch een belangrijk bijbels punt besproken heeft, grijpt hij de gelegenheid aan om een algeheel pleidooi voor het gebruik van bijbelstof op het toneel te houden. Eerst wijst hij erop dat mensen nu eenmaal niet allemaal hetzelfde mooi vinden en dat alle kunsten voor- en tegenstanders hebben. Een tweede argument is dat al heel vroeg christenschrijvers bijbelse tragedies hebben geschreven. Trouwens, ook de protestant Richard Baker had zelfs onlangs nog uitvoerig geschreven over de val der engelen - dat was overigens geen toneelstuk maar proza. In zijn lust om zijn critici - die hij vooral onder de predikanten zocht - een hak te zetten door nu juist met een moderne protestantse theoloog voor de dag te komen, glijdt Vondel hier even van zijn betoog weg. Het derde argument gaat over het toneel in het algemeen. Vondel kan er niet omheen dat de vroege christelijke leidslieden grote bezwaren tegen het toneel hadden. Maar, zo legt hij uit, dat moet men in de tijd zien. Het toneel stond in die eerste eeuwen nog in dienst van de heidense afgoderij. Bovendien ging het er soms nogal zedeloos toe. Dat is nu voorbij: in heel Europa zijn geen afgoden meer te vinden. Maar nu even afgezien van die excessen: stichtelijke en vermakelijke spelen hadden en hebben hun nut. Ze kanaliseren emoties, ze bieden levenslessen, ze zijn een goede oefening voor scholieren in taal en tucht en goede zeden. Ja, mensen kunnen door hartroerende toneelteksten zelfs tegen hun wil op het rechte pad gebracht worden. Dat laatste wordt bewezen door de toneelspelers Genesius en Ardaleo. Die parodieerden op het toneel de christelijke waarheden maar werden door de waarheid van wat ze bespotten zo ge-

[pagina 326]
[p. 326]

troffen dat ze bekeerd werden. De pointe is hier dus kennelijk dat hun tekst in feite de waarheid bevatte en alleen door de spottende voordracht de lachlust zou moeten opwekken - maar de toneeltekst bleek sterker. En vanuit deze specifieke leerzame en stichtelijke toneeltekst komt Vondel weer soepel op toneelteksten in het algemeen die vol zitten met ‘pit van wijsheid’ meer dan ‘laffe redenen, uren lang in den wind gestrooid en eer verdrietig dan leerzaam’. Had ds. Leupenius die hier kritiek op de gereformeerde preken achter zag, daarmee geen gelijk? Een volgend argument is van wat minder gewicht. Je mag, zo zei men in Nederland, de bijbelstof toch niet als ‘spel’ zien. Geduldig legt Vondel uit: ja, dat kan je zo denken in het Nederlands, door het woord toneelspel. Maar voor het Grieks gaat dat al helemaal niet op en dan legt hij de etymologie van ‘tragoedia’ uit - daar komt geen ‘spel’ in voor. En alsof dat niet genoeg is, benadert hij het vervolgens ook nog van de omgekeerde Nederlandse kant: hoeveel woorden zijn daar niet met ‘spel’ erin die toch niets lichtzinnigs hebben? En natuurlijk vindt hij het fijn dat hij dan verschillende woorden kan noemen die nu juist in de protestantse eredienst een belangrijke rol spelen, zoals orgelspel, en het spel van tien snaren in de psalmen.

Het wordt tijd voor de conclusie. Wie dit ‘onderscheid’ goed vat, zal inzien dat je het misbruik van het toneel kunt gispen en tegelijk het goed gebruik kunt prijzen. Welk ‘onderscheid’? In de directe lijn van het betoog zou dat moeten zijn het verschil tussen een woord ‘spel’ en de gebruikswaarde daarvan in verschillende contexten. In de grote lijn van het betoog gaat het eerder om het verschil tussen ‘goed gebruik’ en ‘misbruik’. Daarop komt het betoog dan ook uit. Dat zijn, Vondels, aanpak tot het ‘goede gebruik’ hoort, heeft hij aangetoond in de verschillende onderdelen van zijn betoog waarin hij specifieke kritiekpunten heeft weerlegd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken