Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

ebook (3.12 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1887)–Carel Vosmaer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De Syrakusische vrouwen.

Na Theokritos' 15de Idylle.

De gedachten over het leven - natuur en mensch - die bij de verder gevorderde volken in denkvormen gevat worden, nemen bij de jeugdige volken beeldvormen aan. Wat bij hen in den eigenlijken zin denkbeelden waren, worden later denkwoorden.

De krachten der natuur zijn bij hen levende machten, en haar vormen menschelijk.

Zoo ontstonden de menschvormige godheden en daimonen, en met dien menschelijken vorm werden van zelf ook hunne eigenschappen menschelijk en kregen zij alle hartstochten der stervelingen.

Zoo was onder anderen het geheele aardleven, zijn bloeien, verwelken en herboren worden, in eene rijke groep van beelden gefigureerd.

De voortbrengende kracht der aarde, hare vruchten en bloemen, haar lente en zomer, haar jeugd en haar liefde vonden in Afrodite de dichterlijke uitdrukking. Haar is de lentemaand gewijd; zij is de Antheia, de bloemige, Doritis, de gavenschenkster; jeugd, schoonheid en liefde behooren daar natuurlijk bij.

Maar daartegenover staan vervolgens de dood en de diepe verslagenheid die deze in de menschen opwekt.

Dat gevoel van vreugde over de jeugd, de schoonheid, de liefde, in het herlevende jaargetijde; van droefheid over haar verwelken en verdwijnen; van hoop op haar terugkeer - is de afgetrokken zin van de levende mythe van Kupris en Adonis. Zij heeft dezen

[pagina 44]
[p. 44]

schoonen jongeling vurig lief, zij jaagt met hem in de bosschen, en toen een everzwijn hem gedood had, werd zij door vertwijfeling aangegrepen. Maar Zeus vergunde den terugkeer van Adonis uit het schimmenrijk, om gedurende de helft van het jaar met Krupis te leven. Als dan de lente komt, keert Adonis terug en met feesten wordt dit gevierd. Maar in den herfst moet hij weer heengaan naar het doodenrijk en ook dan wordt het Adonisfeest gevierd. Dan wordt zijne beeltenis met bloemen, vruchten, gebak en fraaie kleederen, tentoongesteld; dan maakt men zoogenaamde Adonistuintjes, bakken met allerlei fijne bloemen, die snel gekweekt ras verwelken. Dan worden zangen met fluit- en harpspel voorgedragen en 's anderen daags wordt deze beeltenis naar het water gebracht en met de Adonistuintjes daarin geworpen, een teeken van het vergankelijke leven en de stervende natuur, waarbij echter de hoop op terugkeer in het volgende voorjaar een zachter toon mengt.

Dit feest heeft Theokritos beschreven in eene van zijne schoonste idyllen, en hij heeft er een klein dramatiesch ingericht tafereel van gemaakt.

Het speelt te Alexandria; de koningin Arsinoë, vrouw van Ptolemaios II en dochter van Berenike, heeft het feest doen bereiden. In het paleis liggen de beelden van Kupris en Adonis op schitterende rustbedden, te midden der pracht van met beeldwerk versierde tapijten, vruchten, bloemen, gebakken in den vorm van dieren; eene beroemde zangeres luistert het feest op. Duizenden gaan daarheen om dit schouwspel te zien en daaronder ook twee Syrakusische vrouwen, die te Alexandria wonen, Gorgo en Praxinoa. De eerste komt de tweede afhalen in haar huis om naar het feest te gaan kijken. Hier worden zij ons geschilderd in haar gebabbel en bij haren gang door de woelende menigte naar het paleis. Hare gesprekken geven ons een van de verrassendste en vermakelijkste kijkjes in het leven en de conversatie van een paar Helleensche vrouwtjes; zij geven in schrift wat de heerlijke beeldjes van Tanagra ons in plastische vormen vertoonen. Beiden jong, tot den burgerstand behoorende, maar gegoed, elegant, vol levenslust en ondeu-

[pagina 45]
[p. 45]

gendheid. Als een paar hedendaagsche vrouwen babbelen zij luchtig en geestig over alles, en noch wat, ook over haar kleeding en hare mannen. Intusschen kleedt en wascht zich Praxinoa, laat den kleine aan de zorg der Frugische meid, en dan gaan ze uit. Buiten komen ze in 't gewoel; Praxinoa is bang voor de paarden: zij scheurt in het gedrang haren sluier; een heer helpt de dames; een andere, wien haar gebabbel verveelt, krijgt een snauw; eindelijk komen zij in het paleis en zien zij de prachtige tentoonstelling, die in het lied der zangster wordt beschreven.

De laatste woorden van Gorgo brengen ons weer terug tot het begin, waardoor zich de kleine kring der voorvallen tot een allerbevalligst geheel afrondt.

Deze schilderij is een meesterstuk van levensvolle voorstelling, geest en lossen dialoog.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken