Londinias(1873)–Carel Vosmaer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] IV. Hoeveel wonderen zagen ze, zwervend in 't prachtige London! Nu eens trokken ze, dapper den weg zich zoekend in 't warnet, Straten na straten ten ende; of voeren den brugrijken Theems op; Zagen de kostbare winkels, paleizen of glazen musea; Parken in 't midden der stad, waar wemelt de hoogere wereld, Hobblende ruiters, en lady's leunend in 't glanzende rijtuig; Poeder in 't haar en een roos in het knoopsgat sieren de voerlien. Elders het Huis van de gladiatoren, geglad met de staatskunst, Vellend elkaar om beurten in hoogen politischen woordkamp. Ook de fabriek van wetten, tot eigen gebruik en voor export. Ginds de abdij vol praalgrafpronk, naast preeken van ootmoed; 't Gouden kroonsieraad voor vorstlijke hoofden en 't houtblok Om ze te hakken, de kroon blijft heilig bewaard in een glasschrijn; [pagina 9] [p. 9] Thackeray's snobs, Sam Weller, Tobias en godlijke Fallstaff, Hansom en omnibus, menschen van allerlei kleuren en kleeding Kruisten er, levende draden, geweven met koortsige snelheid, Drieërlei wereld door, - óp, bóven en ónder den stadsgrond; Ja, in de lucht zelfs wisselt gedachten 't elektrische draadwerk, Dat met zijn strepen de ruimte doorlijnt als een reuzig muziekblad. Steeds doorkruisten ze straten en pleinen, de vlugge Neaules Leidde ze snel vooraan; tot Helios zonk in de westkim. Dan zich reinigend, offren ze goden het beste van 't rundvee, Plengend gouden Oporto. Des avonds hoorden ze 't zangspel, Zagen een tooverballet waar honderden gratiën dansten, Kunstig gedost als kevers en andren weder als vlinders; ‘Entomologische les,’ dus noemde 't Neaules, en Porthmos Merkt 't gaasvleugelig koor der libellula's op, en hij noemt ze ‘Kostbre libellen, en danspamfletten, balletinkunablen, Vreugd voor den bibliomaan.’ Weer elders bezochten ze een lusthof, Waar in festoenen geslingerd het gaslicht bloeit en muziek kweelt; Tuinen der Hesperieden gewis in het Zalige Eiland, Waar Zeus Hera beminde en de Levensboom met de gouden Appelen wast, waar mild de ambrosia vloeit en de nektar. Doch als Nacht op de aarde de vochtige vleugelen uitspreidt, Keeren ze moe naar huis, zacht kust hen Slaap op het rustbed. Vorige Volgende