Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Evert in turfland (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Evert in turfland
Afbeelding van Evert in turflandToon afbeelding van titelpagina van Evert in turfland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.02 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Evert in turfland

(1930)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

1. Werken en droomen.

Evert was druk aan 't werk.

't Was Zaterdagmiddag en dan harkte hij altijd het erf en de tuinpaadjes op. Dat was zijn werk en hij deed dat graag.

's Zondags moest alles netjes zijn. Dan had moeder het fornuis ook glad gepoetst en de straatjes geschrobd. En vader veegde vanavond nog de deel schoon en zette het gereedschap op zijn plaats.

Zondag was de dag der rust. Dan was alles anders dan door de week, vond Evert. De baggermachines in 't veen waren anders, want uit hun lange,

[pagina 6]
[p. 6]

zwarte pijpen steeg geen rook en ze bromden ook niet. En váder was anders, want hij droeg dan een wit overhemd en was den heelen dag thuis. En moeder ging dan ook niet naar 't veen natuurlijk. Fijn was dat! Ja, de heele wereld was dan anders. 't Leek wel, alsof de zon anders scheen en het varken minder luid schreeuwde op dien dag.

Evert had zijn kiel er bij uitgetrokken, 't Was ook zoo warm! Het zweet stond in droppeltjes op zijn voorhoofd.

Vóór 't huis, bij den zandweg, was hij begonnen. Dien harkte je natuurlijk niet! Tòch had hij nog een strookje buiten het hek bewerkt. Dat stond zoo àf! Als vader dan vanavond thuis kwam, kon hij al dadelijk zien, dat alles weer in de puntjes was. Nu op zij langs het huis nog. Dat eerste stuk tot de deur was het moeilijkst. De grond was er zoo vast geloopen! Je moest heel hard drukken, om mooie duidelijke streepjes te maken.

Eigenlijk hoefde dat niet. Vader lachte er altijd om en zei: ‘Harken is geen teekenen!’ Hij vond het genoeg als je alle strootjes en blaadjes maar goed meenam. Maar Evert was dat met vader niet eens. Hij móést streepjes zien. Dan werd het veel mooier. Dan kon je nog eens zien, dat je wat gedaan had ook. En daarom drukte hij er stevig op los en trok diepe, rechte lijnen door het harde pad.

Jongen, ja, zóó werd het fijn! Wat veranderde

[pagina 7]
[p. 7]

zoo'n pad daarvan! 't Was net ja, 't was net, of 't al een beetje Zondag werd, als je naar dat geharkte stuk keek.

Verder maar weer. De paadjes in het tuintje achter het huis had hij al geschoffeld. Nu die eerst maar uitgeharkt.

Die werden mooi, hoor! En 't ging gemakkelijk; de grond was zoo los geworden door dat schoffelen. Nu goed het onkruid meenemen, dat deed vader ook altijd.

Zóó zou hij 't goed vinden. En wat zou ie opkijken vanavond, als hij zag, dat het lapje grond voor de boerenkool al omgespit was. Dat had hij stilletjes gedaan. Dat was een verrassing voor vader.

Nu achter 't huis nog. Eerst dien rommel maar even weggebracht in 't varkenshok.

‘Daar jo, vreet maar op. Lekker hoor!’ Met een flinken zwaai wipte hij een hark vol onkruid voor en op den vuilen dikzak, die stil lag te snurken. Het beest had niet eens zin, om op te staan. Langzaam rekte het zich wat uit en zocht knorrend en smakkend een paar groene spruitjes uit.

Nog een poosje en Evert was klaar. Toen stond bij met zijn borst tegen den steel van de hark geleund, alles nog eens te overzien. Ja, zoo was 't goed. Zóó mocht vader het zien, alles!

Evert wist al vooruit, wat hij zeggen zou. Hij hoorde 't al: ‘Dat heb je weer netjes gedaan, mijn

[pagina 8]
[p. 8]

jongen. Je wordt al een heele kerel.’ Als vader dat zoo zei en zijn zware hand op je schouder legde, dan werd je er koud van. Hè, dàt was heerlijk! Dan nam je je al voor, dat je het den volgenden keer nòg mooier zou doen....

Evert trok zijn grooten, rooden zakdoek voor den dag en veegde het zweet van zijn verhit gezicht. Wacht, daar in den hoek van den tuin, achteraan, had hij werkelijk nog een paadje vergeten. Goed, dat ie 't nog net zag. Hij liep er al heen, achteruit, en harkte, al loopende zijn voetstappen weer weg.

Het tuintje grensde hier aan het veen, dat wel een meter hooger lag. 't Werd dan ook altijd het Hooge genoemd. Voor het huis, langs den zandweg, liep het kanaal. Het Diep heette dat. En langs dat diep was nog maar een smalle strook veen afgegraven. Op die strook lag dan eerst de weg en dan de huizenrij. Zoo schoot er voor tuin niet veel ruimte meer over.

Evert klauterde op het Hooge. Hij zou wel omloopen, dan behoefde hij niet meer zijn werk te bederven. Maar eerst ging hij in de schaduw van een turfhoop wat uitrusten.

Hij vlijde zich neer op den zachten veengrond, en leunde met zijn rug tegen de turven. Toen zat hij stil voor zich uit te staren.

Vóór hem lag het groote, bruine veen te blakeren in den zonnegloed. Zoover men zien kon, alles bruin!

[pagina 9]
[p. 9]

En daarboven welfde zich ruim en ver de blauwe, stralende hemel.

Hier en daar stonden, in lange rijen, de turfhoopen nog van 't vorig jaar. De lucht trilde er boven van de hitte.

Daartusschen waren vlakke, lange stukken, waar de turven naast elkander lagen te drogen. Op ieder stuk werkte een groepje menschen. De meesten stonden voorovergebogen en allen hadden ze breedgerande hoeden op tegen de felle zonnestralen. Die man, met zijn blauwen kiel daar, dat was vader.

Evert zat te droomen....

Stil was 't. Heel stil Alleen een paar baggermachines in de verte hoorde je zwak puffen en blazen. De witte rookwolkjes uit hun pijpen stegen recht omhoog en werden al grooter en dunner.

Hoog, heel hoog zweefde een vogel. 't Was een valk, dat zag Evert dadelijk. Hij deed nu en dan een paar korte, krachtige slagen met zijn spitse vleugels en liet zich dan weer rustig drijven door het wijde luchtruim. Hij loerde op een onschuldig leeuwerikje.

Evert volgde den vogel met zijn oogen tot hij weggezweefd was naar het bosch, dat heel in de verte schemerde, als een groene streep....

‘Vader zal 't nu ook warm hebben’, dacht hij toen. ‘Toch maar goed, dat ik dat stuk gespit heb. Anders moest hij dat ook nog doen....’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken