Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Evert in turfland (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Evert in turfland
Afbeelding van Evert in turflandToon afbeelding van titelpagina van Evert in turfland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.02 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Evert in turfland

(1930)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

5. Waarom Jan zoo ruw was.

Jan was een vreemde jongen. Dat zeiden bijna alle menschen in Turfland. En dat kwam, doordat bijna niemand hem begreep.

Hij was ook zoo heel anders dan de meeste andere jongens. Als die bij school vroolijk aan 't spelen waren, stond hij soms heel alleen, met zijn armen op 't hek geleund, stil voor zich uit te staren. En niemand wist, waaraan hij dan dacht.

Dan weer begon hij soms plotseling mee te doen en dan deed hij zóó wild en schreeuwde zóó hard, dat de anderen, vooral de kleineren, bang voor hem werden en maar een beetje uit zijn buurt bleven.

Toch hielden de kleintjes nog het meest van hem. Zìj begrepen dien ruwen Jan nog het best, want zìj wisten, dat hij toch een goede jongen was.

Toen kleine Grietje, die mank liep, eens haar kruk gebroken had, had hij, Jan, haar naar huis gedragen. En zij woonde nog wel een heel anderen kant op dan hij. De andere jongens hadden hem uitgelachen.

‘Jan is kindermeisje geworden!’ hadden ze geroepen. Maar Jan had er niet om gegeven en was

[pagina 35]
[p. 35]

stiekem doorgeloopen met den troep jongens achter zich aan.

En toen Harm, Arends broertje, die nog maar in de tweede klas zat, eens liep te huilen, omdat een groote jongen hem zijn knikkers afgenomen had, was Jan er op afgetrokken en had zoo boos gekeken en zoo dreigend, dat die ander ze maar gauw teruggaf.



illustratie

Ja, de kleintjes begrepen Jan nog het best. Die plaagden hem ook nooit, als hij een erg kapotte broek droeg, of een jas, die veel te lang was.

Dat deden de grooteren wel, maar altijd achter zijn rug. Want als hij 't merkte, stoof hij vreeselijk op en vloog den eersten den besten lacher aan.

En eens, toen ze hem echt gesard hadden, had hij zelfs een mes voor den dag gehaald en had zijn kwelgeesten daarmee gedreigd. Die waren verschrikt weggerend en hadden hulp bij den meester gezocht. Meester had Jan het mes afgenomen en hem de heele week schoolgehouden.

[pagina 36]
[p. 36]

Maar meester begreep dien vreemden jongen ook al niet.

Everts moeder, dìe begreep hem wel. Zij had tegen haar jongen gezegd, dat hij Jan maar vaak moest meenemen naar huis.

‘Die jongen heeft geen moeder meer; hij krijgt geen liefde genoeg,’ had ze er aan toegevoegd.

Toen had ze Evert over zijn haar gestreken en gezegd: ‘Zoo wil het de Heere Jezus, mijn jongen!’

Evert deed het trouw. Hij hield wel van Jan. En Arend ook wel. En Jan kon geen kwaad van de twee kleinere jongens hooren. Samen maakten ze altijd hun lange reizen over 't veen.

Ja, dàt was het! Jan had geen moeder meer! Daarom liep hij ook zoo vaak nog alleen te dwalen, als de andere kinderen al lang thuis waren.

Dan gingen dikwijls zijn gedachten terug naar dien tijd, toen alles nog anders was, toen moeder nog leefde.

Die goede, lieve moeder!

Als Jan zijn oogen dicht kneep, zag hij haar nòg voor zich. Hij wist nog, hoe heerlijk het was, als ze hem 's avonds kwam toedekken onder de gelapte deken. Als 't koud was, legde ze nog een oude jas over hem heen van vader en stopte die lekker achter zijn rug, omdat het soms zoo tochtte door de plaggen.

En soms had ze hem dan nog een zoen gegeven.

[pagina 37]
[p. 37]

Dat deden de moeders in Turfland niet vaak.

Hij had boodschappen voor moeder gedaan, hij had haar geholpen op 't land.... o,.... hij was moeders lieveling geweest.

Zijn kleeren waren tóén ook oud geweest, maar altijd heel en schoon. .... En toen was zij ziek geworden.... Jan wist nog van dien avond, waarop 't zoo héél erg was en de dokter kwam, die deftige dokter met zijn zwarte jas. Jan moest de kamer uit en hij was buiten tegen de plaggen gaan leunen, dicht bij de deur. In de verte, op den breeden zandweg had de auto van den dokter gestaan en jongens hadden geblazen en getoeterd op den hoorn.

Jan had gewacht en het was zoo vreemd zwaar, zoo droevig in hem geweest.

Toen was eerst dokter en toen vader gebukt door de lage deuropening naar buiten gekomen.

Tóen is dat vreeselijke gekomen, dat Jan nooit meer kwijt kan. Dokter had gezegd: ‘Het zal wel gauw afloopen, Braams. Je hebt te lang gewacht met mij te halen.’

Geen van de twee mannen had in het schemerdonker dien jongen gezien, die eerst die woorden niet goed begreep, maar naar binnen geslopen was en op een stoof bij het kacheltje had zitten snikken, snikken....

O, die avond! Hij had telkens naar het bed gewild en telkens naar moeder gekeken en dan weer gehuild.

[pagina 38]
[p. 38]


illustratie

Zij had hem bij zich geroepen en gezegd, met haar lieve, zachte stem, die nu heel zwak was, dat hij een groote jongen moest zijn en vlug moest gaan slapen. De Heere zal me nu wel gauw voorgoed beter maken, had ze gezegd.

Hij was dadelijk gegaan. In al zijn droefheid was ineens weer blijdschap gekomen. Moeder zou gauw beter zijn. O, dan was het vreeselijke dus niet waar. Dan beteekende dat zeker wat anders!

En zoo was hij ingeslapen....

[pagina 39]
[p. 39]

En den volgenden morgen, toen hij wakker werd, toen was moeder gestorven....

En na een paar dagen had een groote, groen-geschilderde boerenwagen haar weggehaald....

Na dien tijd was alles anders geworden.

Vader was nu nog stiller dan vroeger en kon uren lang zitten peinzen.

Die dacht dan ook aan moeder, dat wist Jan wel.

Klaasje, die twee jaar ouder was dan hij, deed nu het huiswerk en ging 's zomers ook mee naar 't veen.

Nu liep Jan vaak met een kapotte broek.

En het echt-gezellige van vroeger was weg uit huis....

Als Jan zoo stil was, dan dacht hij aan moeder. En als hij er aan dacht, hoe het nú was, dan was hij ruw.

Wie dàt wist, dìe hield wel van Jan.

Maar wie dat nìet wist, neen, die begreep hem niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken