Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Evert in turfland (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Evert in turfland
Afbeelding van Evert in turflandToon afbeelding van titelpagina van Evert in turfland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.02 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Evert in turfland

(1930)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

11. Een ontdekking.

In de keet knapte Arend al gauw weer op. Zijn voet deed erg pijn, zei hij. Toen zijn kous werd uitgetrokken, zagen ze, dat de enkel erg was opgezwollen.

Braams waschte het been met koud water en betastte den voet aan alle kanten. Arend schreeuwde van de pijn. Maar daar stoorde Braams zich niet aan.

‘Je had je beenen wel kunnen breken,’ zei hij. ‘Nu heb je alleen maar je voet verstuikt.’

Hij legde een stevig verband van witte lappen om den voet en trok de kous er weer over.

Toen waschte hij ook de wond aan Arends achterhoofd.

‘Dat is ook niet zoo erg,’ zei hij. ‘Ik denk, dat je een beetje verdoofd was van den val. Laat dit maar een lesje voor je zijn! Blijf nu nog maar even rustig zitten, dan zal ik je straks naar huis brengen.’

Evert zat bij de kachel naast den turfbak. Hij had met aandacht alles gevolgd, wat Braams deed en telkens weer keek hij naar Arend. Gelukkig hij lachte al weer tegen hem en Braams zei, dat het

[pagina 115]
[p. 115]

niet zoo erg was! Het zware, angstige gevoel begon weg te trekken uit zijn hart.

Nu eerst merkte hij, hoe koud het was in de keet. De ruiten waren bedekt met ijsbloemen. En wat leek dat gek, al dat papier en die zakken langs de wanden. Daar, in den hoek, was nog een kiertje. Je zag de witte sneeuw buiten.

Broer lag in de bedstee. Nieuwsgierig keek hij onder de oude, gescheurde deken uit.

Evert vertelde nu nog eens beter, hoe alles gekomen was.

‘Heeft Arend konijn gevangen?’ riep broer.

‘Arend heeft zich zelf gevangen,’ zei Braams.

‘Maar hij doet het nooit weer,’ zei Arend zelf.

Jan zat bij de tafel op een houten bankje. Hij had nog haast niets gezegd. Als Evert hem aankeek, glimlachte hij een beetje. Hij zag er slecht uit.

‘Is broer ziek?’ vroeg Evert hem.

‘Neen.’

‘Waarom ligt hij dan in bed?’

Jan zei eerst niets. Hij vertelde niet, dat hij zelf ook den heelen dag in bed gebleven was, omdat het in huis zoo koud was. Hij was pas opgestaan, toen Vader met Evert weggeloopen was naar Arend.

‘Hij is nog zoo klein,’ zei hij tenslotte.

De anderen zeiden ook niets.

‘Waarom ben je al twee dagen niet op school geweest?’ vroeg Evert weer.

[pagina 116]
[p. 116]

‘'k Had geen klompen,’ zei Jan. ‘Ze zijn stuk.’

‘Kom’, zei Braams met een zucht. ‘We gaan maar! Zou 't gaan, Arend?’



illustratie

‘O, jawel hoor!’ zei Arend dapper en hij liet zich van zijn stoel glijden. Maar het staan viel hem nog niet mee. Hij hinkte om de tafel naar de deur.

Evert keek niet. Peinzend had hij een turf uit den bak genomen en dien om en om gekeerd. En ineens zag hij, dat er letters in stonden. Ze waren half weggewischt maar toch nog wel te lezen. E..V..E..R. Ever? Wat was dat?

‘Kom, Evert! Schiet op!’ riep Braams.

Evert gooide de turf neer en sprong op. ‘Nou, dag!’ riep hij. Hij was blij, dat ze weg gingen. 't Was thuis heel wat gezelliger! En warmer, nou!

Maar hoe kwamen die letters op dien turf? Had hij zooiets niet eerder gezien? 't Was een stuk van zijn naam.... O! Plotseling schoot het hem te binnen. Die Zondagmorgen!....

[pagina 117]
[p. 117]

‘Toe vent, sta toch niet te droomen,’ bromde Braams. ‘Pak jij Arend nu bij den anderen arm!’

Evert deed gauw, wat hem gezegd werd en samen stapten ze voort. Maar telkens moest hij weer denken aan dien turf. Zou Braams turf van vader gekocht hebben? Zeker wel. Natuurlijk! Vader vertelde al die dingen niet aan hem. Daar was hij nog te klein voor. Maar als ze nu eens niet gekocht waren....

Daar struikelde hij plotseling over een uitstekende zandkluit en sleurde Arend bijna mee.

‘Kijk toch voor je voeten,’ mopperde Braams.

Arends ouders schrokken erg, toen ze de drie zagen binnenkomen. Braams vertelde, wat er gebeurd was.

‘Wees maar niet ongerust,’ zei hij. ‘'t Is niet erg hoor! Maar die drommelsche jongens moet je altijd in de gaten houden! Kom, ik ga maar weer. Jongen, jongen, wat vriest het nog, hè? Ik wou, dat het morgen warm water regende!’

‘Nog liever vandaag,’ zei Arends vader. ‘Je wordt bedankt hoor, Braams!’

‘Niks te danken,’ bromde Braams en hijs jokte weer weg, met hoog opgetrokken schouders tegen de kou.

Evert ging ook. ‘Ik kom straks nog wel eens kijken,’ zei hij.

Arend werd dadelijk in bed gebracht. Moeder zag het verband nog eens na.

‘Jongen, hoe kon je dat nu doen?’ vroeg ze bedroefd. ‘Je had wel dood kunnen vallen.’

[pagina 118]
[p. 118]

Ze stopte haar jongen lekker onder de dekens.

Arend sloeg de armen om haar hals en fluisterde:

‘'t Was voor u, moeder! Omdat u al in zoo lang geen vleesch gehad hebt.’

Moeder kreeg tranen in haar oogen.

‘Je bent toch mijn lieve jongen, hoor,’ zei ze. ‘De Heere heeft je bewaard. Rust maar lekker uit.’

Evert kwam thuis en vertelde dadelijk alles.

Vader keek hem donker aan, maar toen hij hoorde, van hun plan, om Arends moeder vleesch te bezorgen, kwam er even een vriendelijker trek op zijn gezicht.

‘'t Was verkeerd van je, weet je dat wel?’ zei hij streng. ‘Maar 't is nog goed afgeloopen gelukkig en ik zie, dat je berouw hebt. Wij moeten hem maar vergeven, hè moeder?’

Moeder had het al lang gedaan.

‘Maar je straf zul je hebben,’ zei vader weer, nu vriendelijk. ‘Je gaat dadelijk naar bed tot morgenvroeg. Moeder zal je boterham boven brengen. Wel te rusten, Evert!’

Evert ging. O, dat wou hij wel. Als 't maar vergeven was. Hij moest nu wel het gezellige schemeruurtje missen en grootmoe zou komen!

Stil, maar toch blij, omdat alles vergeven was, ging hij heen.

Maar even later kwam hij weer terug. Hij had nog vergeten van den turf te vertellen.

[pagina 119]
[p. 119]


illustratie

Vader en moeder luisterden verwonderd toe. Evert vertelde alles, ook van de kou en van het papier op de houten wanden, waar toch de wind nog doorblies. En van Jan, die geen klompen meer had.

‘Braams heeft toch geen turf van ons gekocht, wel?’ vroeg moeder.

‘Neen,’ zei vader peinzend. ‘Hoe komen ze er aan!’

Evert wond zich op. ‘Dán hebben ze ze gestolen!’ riep hij verontwaardigd. ‘En dat is gemeen! Dezen zomer....’

[pagina 120]
[p. 120]

Vader keek hem plotseling zoo boos aan, dat hij zweeg.

‘Evert, ik trek mijn woorden in! Ik vergeef jou dat van vanmiddag niet!’ zei hij streng. ‘Marsch, naar boven!’

Evert keek zijn vader verschrikt en verbaasd aan.

‘Waarom?’ vroeg hij met een bevende stem.

‘Omdat jij een ander ook niet vergeeft! Wat? Je weet nog niet eens, òf ze gestolen hebben! Dan vergeef ík jóu niet!’

Twee dikke tranen biggelden over Everts wangen.

‘Ik.... ik wist niet....’ stotterde hij. Toen begon hij te snikken.

Moeder kreeg medelijden met hem.

‘Hij bedoelde 't zoo erg niet, vader,’ zei ze.

Vader nam Evert tusschen zijn knieën. Dat deed hij altijd, als hij hem iets moeilijks wou uitleggen.

‘Kijk eens, jongen,’ zei hij. ‘We mogen andere menschen niet veroordeelen, als we nog niets zékers weten. En àls we zéker weten, dat ze iets kwaads gedaan hebben, mogen we 't nòg niet. Dan vergeven we hen, want anders vergeeft God òns niet. Jij dacht, dat Jan de turf gestolen had, hè? Omdat hij zoo verlegen was. Maar hij kan zich toch ook geschaamd hebben, omdat ze 't zoo arm hebben? En àls hij of een ander bij hem thuis het nu eens gedaan heeft, zullen wij daar dan zoo kwaad om zijn? Denk nu maar eens, dat je hier in een ijskoude kamer zat en

[pagina 121]
[p. 121]

dat buiten overvloed van turf was. Nou, dan kunnen we 't begrijpen hè, al blijft het verkeerd. Zou je ze dan niet vergeven?’

Evert knikte ja.

‘Onthoud dan dit nog,’ zei vader. ‘Wees altijd streng tegen je zelf en zacht voor een ander. Begrepen? Dan blijf je het dichtst bij den Heere.’

‘'t Is zoo moeilijk, vader!’ zuchtte Evert.

‘Tóch je best doen! En nu naar boven! 't Is weer goed hoor! Wel te rusten, mijn jongen!’

Evert bad boven, of de Heere Jezus hem maar op den goeden weg wou houden, als hij weer afdwaalde.

Net als de herder deed, met een dom jong schaapje.

Toen ging hij rustig liggen. Maar 't duurde lang, voor hij sliep. Hij had zooveel te denken....

‘'k Zal mijn best doen,’ dacht hij. ‘Telkens weer. 'k Zal wel eens weer wegloopen, maar Hij houdt me toch vast!’

En dat laatste gaf hem rust, ook voor de toekomst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken