Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Evert in turfland (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Evert in turfland
Afbeelding van Evert in turflandToon afbeelding van titelpagina van Evert in turfland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.02 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Evert in turfland

(1930)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 122]
[p. 122]

12. Een mooie daad.

Beneden zaten vader en moeder lang ernstig te praten. Ze spraken af, dat vader naar Braams zou gaan, om te kijken, hoe het er stond en te doen, wat hij kon.

‘Wij hebben schuld, wij hadden hem niet mogen vergeten,’ zei hij.

En juist had hij zijn jas aangetrokken, toen er bezoek kwam. 't Was meester. Hij was bij Braams geweest, om Jan eens op te zoeken.

‘Daar moet hulp komen,’ zei hij. ‘Zoo kan het daar niet langer. Ze komen nog om van gebrek. Weet u raad, Mast?’

En met hun drieën zaten ze weer te beraadslagen. Toen kwam grootmoe er ook nog bij. Ze kwam zusje terugbrengen, die een poosje bij haar geweest was.

Toen ze hoorde, waar 't over ging, zei ze: ‘Daar is maar één middel! Haal ze hierheen. In dat houten hok kunnen ze niet blijven. Ik heb wel ruimte voor Klaasje.’

‘En hier kunnen we de andere drie wel bergen,’ zei moeder. ‘Zóó moet het.’

Vader en meester stapten samen naar buiten, de schemering in. Meester wou nog even bij Arend kijken. Hij had bij Braams al van 't geval gehoord.

[pagina 123]
[p. 123]

‘'t Zijn toch flinke jongens,’ zei hij. ‘Alle drie! Ze komen er wel!’

Va knikte blij.

‘'k Geloof het ook wel,’ was zijn antwoord. ‘Maar ze zijn nog jong. Ze moeten nog veel leeren.’

Toen nam hij afscheid en liep door. 't Was te koud, om lang te blijven staan.

Meester ging bij Arend binnen. Daar vond hij het niet veel beter, dan bij Braams en toen hij 's avonds thuis kwam, moe van de lange wandeling over 't veen, schreef hij toch nog een langen brief. Naar... mevrouw Lanting in Amsterdam....

Toen Evert den volgenden morgen wakker werd, lag wéér Jàn naast hem. Maar nu wist hij er van. Moeder had hem gisteravond nog van hun plan verteld, toen ze hem zijn avondeten bracht, dadelijk nadat vader vertrokken was.

Jan was al wakker. De jongens waren eerst beiden een beetje verlegen, maar dat ging gauw voorbij en na een klein poosje waren ze weer broers, net als vroeger.

Vader had den vorigen avond lang met Braams gepraat. Die had eerst tegengestribbeld, maar tenslotte toch toegegeven, toen Mast hem aan zijn kinderen herinnerde.

‘Ik kan het je nooit vergoeden, Mast,’ had hij ontroerd gezegd en dankbaar had hij de handen van zijn weldoener gedrukt.

[pagina 124]
[p. 124]


illustratie

‘Dat behoeft ook niet,’ zei vader. ‘Ik doe mijn plicht.’

Toen had hij hen dadelijk allemaal meegenomen, broer in een deken gewikkeld en Jan op een paar oude veenklompen van zijn vader.

Over de turf had hij niet gesproken.

Maar Klaasje had dien avond, toen ze bij Grootmoe in het warme kamertje zat, schreiend gezegd:

‘En.... en nou is u zoo goed voor ons.... En.... en ìk heb nog wel turf van u gestolen.’

Maar het goede, oude vrouwtje had gezegd: ‘Dat vergeven we je van harte, stumper! Daar praten we niet meer over. 't Was niet goed van je, maar

[pagina 125]
[p. 125]

het lijden was zoo groot hè? Nou is 't voorbij, hoor! Nou ben je geen huismoedertje meer ook. Nou ben je een poosje mijn kind en ik zal je eens flink verwennen. Hier, nog een lekker bakje troost. En nog een boterham ook, hoor! Je lust toch nog wel een? Toe dan, eet op! Ik ben nu de baas!’

Klaasje dronk haar koffie en at haar boterham, en ze zou die lieve grootmoeder om haar hals zijn gevlogen, als dat in Turfland maar meer gebeurde.

Nu deed zij 't niet. Maar haar betraande oogen spraken van liefde en dankbaarheid.

Evert was tòch blij, toen hij hoorde, dat Jan niet gestolen had. Maar ook Klaasje vergaf hij geheel en zij merkte er niets van, dat hij het wist.

En hij zou er van zwijgen tegen ieder. Ook tegen Arend. Vader had hem alles verteld en gevraagd: ‘Ik kan je toch vertrouwen?’

En dat kòn vader. Zoo zeker!

Arend bleef twee dagen thuis van school.

Toen stapte hij weer dapper mee, blij, dat alles zoo goed afgeloopen was.

Aan 't eind van de week kwam er een oude kennis van de jongens opdagen. Een man met een groen pak en strenge oogen.

Hij bracht Arends vader en Braams de boodschap, dat ze den volgenden dag in 't bosch moesten komen houthakken. Meneer Lanting had het hem opgedragen.

[pagina 126]
[p. 126]


illustratie

Dat was een vreugde! Het lijden was voorbij, de strijdwas gewonnen!

En toen het na eenige dagen ging dooien, kwam ook voor de andere gezinnen in Turfland redding. 't Ging wel langzaam, want wàrm water regende het niet.

Toch werd er spoedig weer wat verdiend en met weinig waren ze al tevreden. Ze hadden weer den strijd gewonnen. Maar hij was zwaar geweest!

Jan bleef tot het voorjaar bij Evert slapen. Toen was hun nieuwe huis klaar, dat de veeneigenaar voor ze had laten bouwen. En nu een beter! Wel klein, maar van steen en dus warmer dan het vorige.

En voor armoede behoefden ze niet meer bang te zijn. Voortaan mochten de vaders van Arend en Jan iederen winter in het bosch komen werken.

................

Evert en Arend en Jan leven nog en ze zijn nog altijd trouwe vrienden.

Ze gaan niet meer naar school. Iederen dag werken ze in het veen: Eén, twee; één twee; droog onder, nat boven.

En 's avonds doen vaak hun ruggen pijn en zijn ze zóó moe, dat ze al vroeg naar bed gaan.

[pagina 127]
[p. 127]

Net als vader!

Maar ze doen hun zware arbeid vroolijk en tevreden, in vertrouwen op God.

En als er strijd komt? Dan zullen ze dapper vechten. Tegen het vuur, of tegen den honger. Zoolang, tot ze het gewonnen hebben!

Net als vader!

Jan is nog altijd goede vrienden met den meester. 's Winters gaat hij met Arend en Evert naar de avondschool.

Arend heeft al heel veel dubbeltjes voor zijn moeder verdiend. En hij doet het graag!

En Evert?

Evert is al vaak weer van den Heere Jezus weggeloopen. Heeft geprobeerd weg te loopen. Zoo dom zijn alle menschen nu eenmaal. Maar nog altijd heeft de goede Herder hem vastgehouden. Hij is zoo goed en zoo trouw!

En Evert doet altijd weer zijn best, om alleen te doen wat Jezus wil, om te zijn, zooals zijn naam is. Dat is de mooiste strijd! Die maakt gelukkig, die maakt alléén gelukkig....

En dien strijd zal hij wínnen ook!

Al duurt die ook zijn heele leven.

Want, als hij voor God moet komen, dan gaat hij achter Jezus staan.

Dan is de strijd gewonnen.

Voor altijd!


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken