te zoeken. Je weet wel, de losse aren, die op het land gevallen zijn bij het maaien.'
'Dan help ik je,' zei Gerdientje. 'Ik laat je niet in de steek.'
'Dat is fijn,' zei Jaap dankbaar.
De kippen wilden ook komen helpen met pruimen-zoeken. Zij mochten de aangestoken vruchten hebben. Er waren er enkele bij, die helemaal door de wespen waren uitgevreten. Daar was alleen een vies bruin velletje van overgebleven. Maar Jaap en Gerdientje kregen het mandje toch nog vol met gave pruimen.
Juist, toen ze de schuurdeur in wilden gaan, kwam Gijs naar buiten. Hij had het paardentuig in de hand.
'Gaan jullie mee het paard uit de wei halen? Je mag er op zitten, als je wilt.'
'Graag,' zei Jaap. En Gerdientje
knikte blij. Maar ze kon geen antwoord geven, want ze had juist een pruim in haar mond gestoken.
'Gijs ook een pruim?' vroeg Jaap.
'Dank je,' zei Gijs. 'Ik neem liever een andere pruim.'
En hij haalde zijn koperen tabaksdoos voor de dag.
'Hè, jakkes!' riepen ze allebei.