te helpen. Toen trok ze eindelijk haar mantel aan en stapte naar zijn huis.
De moeder van Jaap zat in de kamer te naaien en was heel verwonderd, toen zij Gerdientje zag.
'Dag Juffrouw, waar is Jaap?' vroeg Gerdientje.
'Is die dan niet bij jou?' vroeg Moeder.
'Nee,' zei Gerdientje. 'Hij zou wel bij mij komen, maar hij is er nog niet.'
'Daar begrijp ik niets van,' zei Moeder. 'En hij is al meer dan een uur geleden weggegaan!'
'Dan zal hij er nu wel zijn,' meende Gerdientje. En zij ging haastig terug naar huis.
Maar Jaap was er nog niet. Toen begon zij alleen maar aan de plaatjes. En toen zij ze allemaal had ingeplakt, toen was Jaap nòg niet gekomen. Vervelend was dat!....
Op 't laatst zei Opa: 'Kom maar meid, dan gaan we samen het bos in. Jaap heeft jou zeker vergeten.'
'O nee, Jaap vergeet mij niet!' zei Gerdientje.
Maar zij ging graag met Opa mee. Opa kon zo mooi vertellen over de bomen en de vogels. Je verveelde je nooit bij hem. Maar deze keer luisterde Gerdientje niet zo goed, want zij moest maar aldoor aan Jaap denken.
En op de terugweg, toen zàg ze Jaap. Ze liepen op de grote laan en toen zei Opa: 'Blijf hier maar even wachten, meid. Ik moet even daar in het bos wezen. Daar zijn jonge boompjes geplant;