Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld
Afbeelding van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereldToon afbeelding van titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.34 MB)

Scans (5.87 MB)

ebook (6.14 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld

(1953)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

1. De grote dag.

De grote dag was gekomen; de dag, waarnaar Jaap reeds wekenlang had uitgezien.

Hij was in het opkamertje bezig om zijn koffer te pakken. Moeder had hem geholpen, maar was even weggeroepen. En nu was Puk, de kleine hond, naar binnen geslopen. Oók om Jaap te helpen, maar.... van de wal in de sloot natuurlijk. Nergens kon die lastpost afblijven. Daar ging hij er warempel met Jaaps badpak vandoor!

'Hier, ondeugende hond! Jij hebt toch zeker geen badpak nodig, als je zwemmen wilt!.... Laat los!.... Zo, en nou rustig, hoor! Pas op!'

Koffer-pakken was toch een lastig werkje, vond

[pagina 6]
[p. 6]

Jaap. Vooral, als je je Zondagse broek aan had en dus niet op de vloer mocht gaan zitten.... En als je dàn nog zo'n vreemd, zo'n gewichtig gevoel had van binnen, omdat je nu de wijde wereld in zou gaan....

Naar zee zou hij gaan, naar zee!.. ..Dat moest wel zowat het einde van de wereld zijn, dacht Jaap. Gerdientjes vader had er een huisje gehuurd en daar ging hij nu voor drie weken wonen met zijn vrouw en Gerdientje en kleine Wim. En Jaap mocht ook mee, omdat hij de vriend van Gerdientje was.

Ja, Gerdientje had haar ouders terug, nu een paar maanden al. Maar nu zou Jaap zijn ouders moeten missen, drie weken lang. En Zus en Janneman en oude Gijs zou hij al die tijd ook niet zien. En Puk ook niet, die kleine rakker.... Hè, dat zou toch raar zijn, hoor!

't Was net, alsof de hond het begreep, dat zijn baas er vandoor zou gaan. De hele morgen reeds was hij niet bij Jaap vandaan te krijgen. Hij zat hem maar aldoor aan te kijken met zijn kop opzij. En nu snuffelde hij in de koffer, die juist vol was.

'Ga weg, Puk!' zei Jaap en hij klapte het deksel dicht. Nog juist op tijd trok de hond zijn neus terug.

Toen kwam Moeder binnen, met haar handen vol pakjes.

'Dit moet ook nog mee, Jaap,' zei ze. 'Drie

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

worsten, een stuk rookspek en een kaasje. Dat moet je dadelijk aan Gerdientjes moeder geven, wanneer je daarginds bent.'

'Het kan er heus niet meer in, Moeder,' riep Jaap.

'O ja, dat kan best,' zei Moeder. 'Kijk, dan schuiven we de kleren wat opzij. Hè, vervelende hond toch!....'

'Als je niet weg gaat, Puk,' zei Jaap, 'dan stop ik jou ook in de koffer!.... Dan ga je ook mee naar zee!'....

Maar dàt scheen Puk helemaal niet erg te vinden. Hij stak telkens weer snuivend zijn kop onder Moeders armen door. Het was misschien de geur van de worst, die hem zo dol maakte. Maar Moeder pakte hem bij zijn nekvel en droeg hem de kamer uit. En terwijl hij daar achter de deur zat te janken, maakte zij samen met Jaap de koffer dicht. Ziezo, dat was klaar.

'Nu mijn postduiven nog!' riep Jaap. Hij rende naar buiten en bij de drempel struikelde hij bijna over de hond, die daar op hem te wachten lag. Ja, Jaap had nu tòch postduiven! Er was nog geld genoeg in zijn spaarpot gebleven. Twee

[pagina 8]
[p. 8]

had hij er gekocht, vroeg in 't voorjaar en ze hadden ook al een paar jongen grootgebracht. Maar die waren nog te jong voor een grote vlucht. De ouden werden door Jaap gevangen en in een mandje gestopt. Daar zaten ze zacht te koeren, de mooie roodbruine vogels. Bij de zee zou hij ze weer vrij laten, één met een briefje aan een staartpen. Dan zouden ze thuis nog vóór de avond de boodschap brengen, dat Jaap goed was overgekomen. Leuk zou dat zijn!....

Jaap zette het mandje en de koffer klaar bij de deur en ging toen nog even een praatje maken bij Gijs. Gijs spande op het erf het paard voor de wagen. In de mooie, nieuwe, bruingeverfde

illustratie

wagen, die voor deze dag een extra-beurt had gekregen, zou Vader straks het gezelschap naar de trein brengen.

'Zo, wereldreiziger,' riep Gijs, 'kom je me helpen?'

[pagina 9]
[p. 9]

'Nee,' zei Jaap, 'ik ben bang, dat ik me vuil maak.'

'Wat geeft dàt nou!' grapte Gijs. 'In de zee is toch waswater genoeg?....'

Jaap lachte maar eens.

'Vergeet vooral niet om je vistuig mee te nemen,' zei Gijs met een ernstig gezicht. 'In de zee, nou, daar kan je een hoop pekelharing vangen!'

'Is 't heus, Gijs?....'

'Ja zeker,' zei Gijs. 'En gerookte paling ook. En stokvis!....'

Toen lachte Jaap, want hij begreep, dat hij beetgenomen werd. En hij moest nog even stoeien met zijn oude vriend. Maar Vader kwam de deur uit en riep: 'Opschieten, Jaap! Het is tijd!'....

Toen werd dat zware gevoel in Jaaps borst nòg zwaarder, want nu moest hij ze allemaal verlaten, bij wie hij hoorde. En eventjes dacht hij er over, of hij tòch nog maar niet thuis zou blijven. Maar hij zei het niet!.... Dàt zou kinderachtig zijn! Hij nam flink afscheid van allemaal en klom vlug in de wagen. Vader zette de koffer en het mandje er in.

'Zul je goed oppassen?' vroeg Moeder. 'Gehoorzaam zijn en voorzichtig op reis?'....

Dat beloofde Jaap met een stevige zoen.

'Mee! Mee!' riep kleine Jan.

'Ja,' zei Moeder, 'als je ook groot bent, hoor!'

[pagina 10]
[p. 10]

'Ik zal wat voor je meebrengen, hoor Jan!' beloofde Jaap. 'En voor jou ook, Zus.'

Daar gingen ze stapvoets het erf af en toen in draf de bosweg op. Jaap wuifde en zuchtte. Afscheid nemen viel niet gemakkelijk.

Maar opeens, wie kwam daar in woeste vaart aanhollen? Wie sprong daar luid blaffend om de wagen, zodat het paard de kop verschrikt omhoog gooide? Dat was Puk. En hoe ze ook riepen: 'Naar huis, Puk, naar huis!' - hij gehoorzaamde niet.

'Die vervelende hond!' zei Vader. 'Breng hem maar gauw even terug, Jaap. Anders loopt hij mee naar de stad.'

'Goed Vader,' zei Jaap.

Hij sprong van de wagen en Puk sprong blij tegen hem op. Jaap behoefde hem niet mee te trekken. Toen hij in de richting van het huis liep, rende Puk al vooruit. Bij zijn baasje wilde hij zijn en bij niemand anders.

Gijs kwam Jaap al tegemoet. Toen lokte Jaap de hond en gaf hem aan de oude knecht over.

'Vergeet de pekelharing niet,' zei Gijs. 'Hier lelijke lummel!....'

Maar die laatste woorden waren niet voor Jaap bestemd. Die waren voor de hond, die wanhopige pogingen deed om vrij te komen, toen hij Jaap terug zag hollen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken