Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld
Afbeelding van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereldToon afbeelding van titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.34 MB)

Scans (5.87 MB)

ebook (6.14 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld

(1953)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

4. Op reis.

De trein kwam al spoedig. Puk kromp ineen van schrik, toen deze sissend en daverend het station binnenreed. Jaap moest hem voortslepen naar de coupé en op zijn armen naar binnen dragen.

De witkiel tilde de koffers in de trein en legde ze in het bagagenet. Toen kreeg hij een fooi van Meneer, tikte aan zijn pet en vertrok.

'Ga jij maar voor het raam zitten, Jaap,' zei Meneer. 'En jij ook, Gerdientje.'

Dat deden ze graag. Puk legde zich aan Jaaps voeten, snuffelde nog even verwonderd rond, legde toen de kop op de voorpoten en sliep. Hij was doodmoe. Even deed hij zijn ogen open, toen de trein begon te rijden en keek lodderig rond. Maar toen hij zijn baas zag, sliep hij gerustgesteld weer in.

En daarbuiten vlogen nu de landen voorbij, hoe langer hoe sneller. Wat was de wereld groot!.... Steeds nieuwe huizen kwamen er, steeds nieuwe torens in de verte. Jaap zag ook een huis, dat er bijna net zo uitzag als het zijne en een vrouw liep in de tuin en hing de was op de lijn. Wég was ze alweer....

Hij zag twee jongens, die zaten te hengelen bij

[pagina 23]
[p. 23]

een sloot en een van die twee haalde juist een blinkend visje op. Wat deed hij er mee?.... Raad het maar. De trein was al weer voorbij.

Kijk dáár nou!.... Een hele troep kalveren rende door een wei met de staarten omhoog.... En dáár, wat was dat? Een ooievaar op zijn nest!....



illustratie

Jaap keek zijn ogen uit. Hij had zoveel te kijken, hij vergat er alles door. Maar opeens schrok hij op en keek verschrikt achterom. Wie vloekte daar zo? Er zaten vier soldaten in de coupé. Die lachten en praatten druk. Eén van hen was het, die gevloekt had. Hoor, hij deed het al weer! Hè, wat klonk dat naar!

Maar opeens stond Gerdientjes vader op en ging naast die soldaat zitten. Hij legde hem vriendelijk de hand op de schouder en maakte een praatje met hem.

'Ga je naar huis?' vroeg hij. 'Heb je een paar dagen verlof?'

[pagina 24]
[p. 24]

'Ja Meneer,' zei de soldaat.

'En zou je mij een genoegen willen doen?'

'Ja zeker, Meneer,' zei de soldaat, een beetje verwonderd.

'Zou je dan niet meer willen vloeken?' vroeg Meneer. 'Je doet er anderen verdriet mee en je weet zelf toch ook wel, dat het niet goed is....'

Hij zei het zo vriendelijk.

De soldaat werd er niet boos om. Hij kreeg een kleur en zei: 'Ik zal er aan denken, Meneer.' En hij hield woord ook. Hij praatte nog veel met zijn vrienden en ook met Gerdientjes vader, maar Jaap hoorde geen vloek meer. En toen de trein eindelijk stopte, vroeg hij beleefd: 'Zal ik u even helpen met uw koffers, Meneer?'

'Graag,' zei Gerdientjes vader.

En toen droeg die soldaat de twee zwaarste koffers het perron af. Hij bracht ze naar de tram, die op het stationsplein te wachten stond. Meneer bedankte hem hartelijk.

Toen vroeg de soldaat opeens: 'Gaat u naar zee, Meneer?'

'Ja,' zei Gerdientjes vader.

'En blijft u er lang?'

'Drie weken. Kom je ons eens opzoeken?'

'Ik wou juist vragen of het mocht,' zei de soldaat. 'Ik wou graag nog eens wat meer met u praten....'

'Fijn,' zei Meneer. 'Duinweg, huize “Roodkapje”, dáár wonen we. Kom vanavond maar.'

[pagina 25]
[p. 25]

De soldaat beloofde het. Hij gaf Meneer en Mevrouw een hand en Jaap een klap op de schouder.

'Dag Meneer,' zei Jaap.

Maar de soldaat zei: 'Zeg maar Jan-Pieter, hoor! Tot ziens dan.' Toen ging hij weg.

En de conducteur riep: 'Instappen allemaal!....'



illustratie

Jaap moest op het balcon blijven met de hond. Puk mocht niet in de tram. Maar Gerdientjes vader bleef bij hem. En daarom vond Jaap het helemaal niet erg. Hij kon hier veel beter uitkijken dan daar binnen.

Ze reden eerst de stad door en toen een drukke weg langs. De tram stopte vlak bij een halte. Na een kwartier kwamen ze in een dorp. Daar liepen vissersvrouwen met witte mutsen op. En plotseling zei Meneer: 'Nu zijn we er gauw.'

Hij drukte op een knopje. Vóór in de tram, bij de wagenbestuurder, rinkelde een belletje. En even later stond de tram stil. Ze stapten uit.

[pagina 26]
[p. 26]

'Nu moeten we nog tien minuten lopen,' zei Meneer. En hier is geen witkiel. Pak aan, jongens.'

En daar gingen ze. De enigen, die niets droegen, waren Wim en Puk. Wim werd zelf gedragen op Moeders arm en Puk, die nu weer los mocht, sprong vrolijk om hen heen. Hij was nu wel weer uitgerust.

Even buiten het dorp moesten ze zijn. Daar was een weg, die langs hoge heuvels liep. Er was prikkeldraad langs gespannen, maar Puk kroop er handig onderdoor en stond op zo'n heuvel te blaffen.

'De duinen,' zei Meneer.

Jaap was de hond graag nageklommen, maar dat kon natuurlijk niet. En daarom sjouwde hij maar dapper verder met zijn koffer. Nou, dat spek en die worsten waren zwaar, hoor!...... Hij zweette er van.

Maar kijk, wat stonden er leuke huizen aan de andere kant van de weg. Mooie kleine villa-tjes waren het en die hadden allemaal een naam.

Duinroosje stond er op het ene huis. Meeuwtje stond op een ander. En plotseling zag Jaap een huisje met een rood dak, daar stond op de gevel: Roodkapje.

Voor dat huisje stond een meisje te wachten. Een meisje met dikke, rode wangen en vrolijke ogen.

'Dag Meneer, dag Mevrouw,' zei ze. 'Ik ben

[pagina 27]
[p. 27]

Maartje. De tafel staat gedekt en de koffie is klaar....'

'Prachtig!' zei Meneer.

'Heerlijk!' zuchtte Mevrouw.

'Fijn!' dachten Jaap en Gerdientje. Wat hadden ze allebei een honger!

Maartje hield de deur voor hen open. Ze waren er. Gelukkig!



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken