Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld
Afbeelding van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereldToon afbeelding van titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.34 MB)

Scans (5.87 MB)

ebook (6.14 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaap en Gerdientje. Deel 6. De wijde wereld

(1953)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

7. Een wandeling langs de zee.

Ze wandelden over het strand in de richting van de vuurtoren. Het was eb, het water stond laag. Vlak langs de zee was de grond mooi vast; daar liepen Meneer en Mevrouw met Wim. Maar Jaap en Gerdientje moesten natuurlijk nog dichter bij het water zijn. Die liepen dáár, waar telkens de golven over het strand kwamen spoelen. Ze volgden het water, hand aan hand, wanneer het langzaam terug vloeide. Ze vluchtten lachend achteruit, wanneer een nieuwe golf aan kwam bruisen.

Puk deed natuurlijk ook mee met dat spelletje. Maar Puk had ook zoveel te snuffelen, hij vond telkens weer wat nieuws. En toen werd hij opeens door een geweldig-grote golf verrast. Hij proestte nog van het zoute water, toen hij bij de kinderen kwam en zijn haren dropen.

Drie jongens en een meisje waren een kasteel aan 't bouwen. Ze hadden een hoge wal van zand gemaakt, met een vlag er op. Ze plasten op blote voeten door het water en werkten hard, om de wal nog hoger te maken. Jaap had wel dadelijk mee willen doen.

'Morgen, hoor jongens,' zei Gerdientjes vader. 'Kom maar, dan gaan we nu vast schoppen kopen in het dorp.'

[pagina 38]
[p. 38]

Hoe dichter ze bij het dorp kwamen, hoe drukker het werd aan het strand. Jaap zag ook een dikke meneer, die lag te slapen in een linnen stoel met zijn rug naar de zee. Een paar kindertjes groeven een kuil, vlak voor zijn voeten, maar hij werd er niet wakker van. En daar dichtbij waren mensen aan het baden, maar het leek wel, dat ze bijna geen van allen konden zwemmen. Ze plasten en sprongen maar wat en gooiden elkaar met water en gilden, als ze bijna kopje onder gingen.



illustratie

Maar zwemmen, neen hoor, daar kwam niets van.

'Dat zal ik ze morgen eens anders laten zien,' dacht Jaap.

De badmeester in zijn witte pak stond ook naar het geploeter te kijken. Of keek hij ergens anders naar? Hij blies plotseling op een hoorn en wenkte met zijn arm en hij keek onrustig en boos. En toen zag Jaap, dat er toch ook zwemmers in zee waren. Achter de branding, daar zag hij

[pagina 39]
[p. 39]

vier of vijf hoofden boven het water uit. En heel veel verder nòg een, met een rode badmuts. Zeker een meisje, dat zich zover had gewaagd.

'Die roekeloosheid!' bromde de badmeester. 'Er staat daar een stroom, die de beste zwemmer mee kan sleuren!'

Hij blies nòg een keer, één

illustratie

lange dreigende toon. Toen hoorde de zwemster het zeker, want het rode hoofd kwam met korte rukjes steeds dichter bij het strand. Gelukkig maar!..

Ze liepen verder. Het strand lag bezaaid met schelpen van allerlei vorm en allerlei kleur. Jaap stopte er zijn zakken mee vol. Puk snuffelde hier en daar en overal en blafte tegen iedere vreemdigheid. Wat had hij dáár nu weer gevonden?.. Een stuk blauwachtig glas leek het wel, nog groter dan een vuist. Jaap raakte het even met zijn vinger aan. Het was week, het leek wel gelei. Maar Meneer kwam er bij en zei: 'Dat is een dier, Jaap. Een kwal.'

'En dit dan, Vader?' vroeg Gerdientje.

Zij stond bij een hoop rommel, die door de zee was aangespoeld. Het leken wel weke takken van de een of andere plant en als je er op trapte, dan knapte het zacht.

[pagina 40]
[p. 40]

'Zeewier,' zei Meneer.

Hij haalde met zijn stok de hoop uit elkaar. Hij zei: 'Zeewier zit altijd vol met blaasjes en die....'

Hij wilde nog meer vertellen, maar hij kon zich plotseling niet meer verstaanbaar maken, zó hard begon Puk te blaffen. De hond sprong woest heen en weer voor een beest, dat uit het zeewier was komen kruipen. Hij wilde het met zijn neus terug duwen. Maar plotseling ging zijn geblaf over in een angstig janken, want het beest had zich aan zijn neus vast gegrepen en het duurde

illustratie

een poosje, voor Puk het van zich afgeslingerd had.

'Een krab!' lachte Meneer. 'Kijk, daar gaat ie!'

Ze schaterden het uit, zó gek krabbelde het dier met zijn lange grijppoten op het water af.

'Hij loopt achteruit!' schreeuwde Jaap.

'Nee,' zei Meneer, 'hij loopt zijwaarts, kijk maar goed. Maar pak hem niet aan, want hij heeft een paar flinke scharen, waar hij goed mee knijpen kan. Kijk maar naar Puk!'....

Puk wreef zijn neus door het zand. Die arme neus moest het maar ontgelden vandaag. Er was hier nog heel wat te leren voor de hond!....

[pagina 41]
[p. 41]

Een winkel, waar schoppen verkocht werden, was spoedig gevonden in het dorp. Maar Gerdientjes moeder had nog meer boodschappen. En ze wandelden ook het dorp nog eens rond. Zo duurde het wel een uur, eer ze langs het strand terug gingen naar huis.

De vloed kwam op. Het water was al veel hoger het strand opgevloeid. Het kasteel was er al door omringd en de kinderen, die het gebouwd hadden, stonden juichend op een klein eiland, midden in de golven. Jaap en Gerdientje keken jaloers toe. 'Morgen,' dachten ze, 'was het maar morgen!....' Want nu moesten ze door naar huis.

De meeste mensen gingen ook al naar huis. Die nog bleven, hadden hun stoelen en tenten hoger op het strand gebracht. Maar kijk, die ene meneer, die dikke, lag nog steeds te slapen met zijn rug naar de zee. En het water bruiste onder zijn schoenen. Een jongen op blote voeten stond er hard om te lachen. Het was ook zo'n leuk gezicht.

'Ga die meneer eens waarschuwen,' zei Gerdientjes vader.

De jongen plaste naar de stoel en schudde de meneer aan zijn arm.

'Meneer, Meneer, u verdrinkt!' riep hij, vlak bij zijn oor.

Toen sprong de meneer verschrikt overeind en liep met zijn stoel naar de kant. Maar toen hij twee passen gedaan had, stapte hij in de kuil,

[pagina 42]
[p. 42]

die de kindertjes gegraven hadden. Hij stond tot zijn knieën in het water. En hij keek zó beduusd, dat alle mensen aan het strand het uitschaterden. Nou, toen lachte die meneer ook maar mee. Het was ook het beste, wat hij doen kon.

En haastig stapte hij op zijn natte voeten in de richting van het dorp.

De kinderen waren graag nog een poosje aan het strand gebleven, maar het was etenstijd en kleine Wim moest naar bed.

'Dag zee,' zei Jaap, 'tot morgen.'

'Tot straks,' verbeterde Meneer.

'Tot straks?' vroegen de kinderen tegelijk.

Maar Gerdientjes vader zei niets meer. Hij lachte alleen maar zo'n beetje.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken