Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter
Afbeelding van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groterToon afbeelding van titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter

  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.45 MB)

Scans (5.50 MB)

ebook (5.16 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter

(1952)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

5. De reeën komen.

De notaris wees elke jager zijn plaats langs een boswalletje, dat de reeën zouden moeten passeren op hun vlucht voor de drijvers. Er werd niet bij gesproken. Hij wees en de jager stelde zich op; ongeveer honderd meter verder wees de notaris weer. Zelf liep hij door tot de laatste plaats, bijna aan het eind van de wal en hield stil, waar een gang was uitgesleten door het vele wild, dat hier in de loop der jaren de wal was overgeklommen. Een slingerend wildpad leidde het bos in, een hol dennenbos met hier en daar een weinig ondergroei en op dat pad stonden duidelijk afgedrukt de sporen van reeënhoeven.

'Een prachtige plaats,' dacht Jaap.

Achter een sparretje, een meter of tien van het wildpad verwijderd, liet de notaris zich op één knie neer en wenkte Jaap om naast hem te komen. Jaap deed het, de hond legde zich tussen hen en Jaap hield hem stevig vast bij de halsband.

Toen was het maar wachten, heel stil wachten. De zon scheen door de takken en legde een kleed van licht en schaduw op het mos. Een lichte nevel hing tussen de stammen. Een boomklevertje piepte zacht en zocht ijverig, stam op, stam af, de

[pagina 29]
[p. 29]

boomschors langs naar voedsel. Verder was alles roerloos stil...

Toen klonk in de verte de hoorn van de boswachter: de drift begon. Het lichaam van de notaris verstrakte, hij richtte zich op en tuurde het bos in. Door de takken van de spar tuurde Jaap mee. Maar niets roerde zich tussen de stammen. Jaaps linkerbeen, waar hij op hurkte, begon te prikkelen en te steken, maar hij durfde zich niet te bewegen. Een troep pimpelmeesjes ging voorbij, fladderend van tak op tak, roepend naar elkander met zachte sjilp-geluidjes. Een eekhoorn roetste langs een stam, wipte nader over de grond en bleef op korte afstand zitten met een denneappel tussen zijn voorpootjes, maar scheen die twee roerloze gestalten niet op te merken. Jaap keek de notaris aan en zag een twinkeling van vermaak in zijn ogen. Nu vond hij hem ineens zo'n nare vent niet meer. De hond kreeg ook de eekhoorn in het oog en wilde opspringen, maar Jaap drukte hem zwijgend neer. Van die gelegenheid maakte hij gebruik, om zijn been te verplaatsen. Maar die kleine beweging was voldoende, om de eekhoorn te verjagen.

Het geluid van de drijvers kwam dichterbij. Plotseling klonk geroep: 'Partoe!... Partoe!...' Jaap was één en al aandacht. En zie, dáár kwamen de reeën!... Drie achter elkaar draafden door het bos, nog op enkele honderden meters afstand. Ze volgden het wildpad en kwamen steeds

[pagina 30]
[p. 30]


illustratie

[pagina 31]
[p. 31]

nader. Plotseling stonden ze even stil, de koppen omhoog, en zochten het bos af. Zouden ze iets gemerkt hebben?... Toen kwamen ze, rustig voortstappend, dichterbij.

Jaap had een brok in zijn keel. Nog nooit had hij zó mooi de reeën gezien. Voorop ging een prachtige slanke reegeit. Zie, hoe mooi ze haar ranke poten neerzette! Hoe soepel, hoe beheerst was haar tred, hoe fier was haar houding! De twee anderen waren iets minder groot en lichter van kleur, hun gang was ook wat onbeholpen. Dat moesten kalveren zijn!

Jaaps hart bonsde van spanning. Hij hoorde de notaris ademen, kort en gejaagd. Hij keek naar hem: de oude heer had het geweer aangelegd en op de voorste ree gericht. Op twintig pas afstand stonden de dieren plotseling stil, alle drie tegelijk, als op een bevel en staarden naar de jager. Zie nu die voorste, dat prachtige beest, de ranke hals gestrekt, de oren nieuwsgierig naar voren gericht. Zou dat nu plotseling neerstorten, wanneer het schot ging, en spartelend sterven?... Alles in Jaap verzette zich daartegen.

'Neen, niet schieten!' wilde hij roepen, maar hij kon geen geluid voortbrengen. Hij keek naar de notaris. Die had het geweer iets laten zakken en zat doodstil naar de reeën te kijken. Jaap hoorde hem hijgen, alsof hij het erg benauwd had.

En toen - Jaap schrok er van! - zei de notaris hardop: 'Vooruit dan maar! Ik schenk je het

[pagina 32]
[p. 32]

leven...' en stond plotseling op. Jaap zag de reeën tegelijk wegstormen. Hij zag nog hun mooie sprongen door het hout: de voorpoten gebogen, de achterpoten gestrekt, sprongen van meters ver. Toen rukte de hond hem ondersteboven, maar hij hield vast en hoorde de notaris zeggen: 'Ik kan het niet, ik kàn het niet!...'

'O meneer, wat fijn, dat u niet geschoten hebt!' zei Jaap.

'Wàt?' vroeg de notaris. 'Wàt zeg je?... O, ben jij daar nog?... Ja, ja, mooie beesten, hè?... Maar... eh, je mond dicht, hè? Geen woord hierover, begrepen?'

Zijn stem was weer net zo nors als die morgen en Jaap wist niet, wat hij zeggen moest. Hij begreep het eigenlijk niet goed.

Hij kreeg een rol pepermunt in de hand gestopt.

'Geen woord, hè?' snauwde de notaris nog eens.

De drijvers waren nu dichtbij gekomen. Het gezelschap verzamelde zich.

'Zijn er geen reeën langs gekomen?' vroeg de boswachter.

'Nee,' zei de notaris nors.

'Maar wij hebben ze toch gezien,' zei Opa verwonderd. 'Drie: de oude geit en twee kalveren. Ze gingen in uw richting, notaris.'

'Ja, die zijn op verre afstand gepasseerd,' jokte de notaris. 'Jammer, jammer, die oude geit had geschoten moeten worden... Kom, we houden er mee op, heren! 't Is met die reeënjacht toch

[pagina 33]
[p. 33]

niets gedaan. We kunnen het veld nog wel nemen. En dan niet drijven, maar voor de voet.'

Hij keek Jaap strak aan. Die doorstond zijn blik en zweeg. En hij herinnerde zich plotseling de woorden van Gijs: 'Hij is een geweldige dierenvriend...'


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken