Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter
Afbeelding van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groterToon afbeelding van titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter

  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.45 MB)

Scans (5.50 MB)

ebook (5.16 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter

(1952)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

4. De eerste drift.

Toen Jaap tegen half twee bij de vijver kwam, vond hij het jachtgezelschap bijeen op een zonnig plaatsje aan de rand van het bos. De mannen waren reeds klaar met eten, maar zaten nog even te rusten, vóór ze weer op stap gingen.

Vier jagers waren er: de notaris en nog drie andere heren, die Jaap geen van allen kende. Die zaten bij elkaar en twee honden, de bruine van de notaris en een bruinbonte, lagen aan hun voeten. Dicht daarbij zat de Opa van Gerdientje met de drijvers, een stuk of zes mannen en grote jongens. Ze luisterden naar een verhaal dat één der jagers vertelde en ze lachten hard, toen het uit was; zelfs de notaris zat te grinniken. 't Was zeker een leuk jachtverhaal geweest, een stukje jagerslatijn.

Jaap groette het gezelschap en zocht zich een plaatsje in het droge gras naast de boswachter, die ditmaal niet zijn geweer maar slechts een wandelstok bij zich had. Een van de drijvers, Bram van der Vliet, een jongen uit het dorp, die een jaar van school was, vroeg grijnzend: 'Zo, gaan er ook al kinderen mee op jacht?...' Maar Opa legde Jaap de hand op de schouder en zei: 'Fijn jong, dat je gekomen bent! Je bent mooi op tijd. De notaris wil vanmiddag een drijfjacht op reeën houden en dan kunnen we een goeie drijver, die

[pagina 23]
[p. 23]

het bos kent als jij, prachtig gebruiken.' En daarmee was de schampere opmerking van Bram al weer helemaal goed gemaakt...

De notaris nam het woord.

'Mannen,' zei hij, 'we gaan weer beginnen. Nu komt dus de hoofdschotel van deze dag: de reeënjacht. Ik verzoek u, goed te luisteren naar de uiteenzetting, die mijn boswachter geven zal en u daar onvoorwaardelijk aan te houden. Eggink, ga je gang!'

Opa stond op.

'De wind is oost,' zei hij, 'en de reeën laten zich, zoals trouwens al het wild, het best vóór de wind drijven. Daarom lijkt het mij het best, dat wij aan de oostkant van het bos beginnen en dat de geweren zich bij de eerste drift opstellen op de hoofdlaan. Er houden zich hier in het terrein een stuk of tien reeën op, waarbij twee volwassen bokken. De jongste daarvan is twee jaar oud en dus te herkennen aan zijn gewei: een gaffelgewei. Het is een prachtig beest. Toen het nog een spiesbok was, was het al groter dan zijn vader. De oude bok is een vijfender, die aardig begint af te takelen. Het is goed, dat die afgeschoten wordt. Verder zijn er drie of vier volwassen geiten en een stuk of vier kalveren. Die kalveren zijn bijna volwassen en moeilijk van de oude geiten te onderscheiden, maar ze mogen in geen geval geschoten worden; dat is bij de wet verboden. Eén geit zou afgeschoten kunnen worden, een oud, donker

[pagina 24]
[p. 24]

exemplaar. Maar om te voorkomen, dat er een verkeerde geschoten wordt, lijkt het mij het best, wanneer we afspreken, dat dit voorrecht aan de notaris voorbehouden blijft; die kent de oudste geit.'

'Accoord,' zei de notaris. 'Zet de drijvers maar uit, Eggink. Ik wijs de geweren hun plaats. Geef het sein met de hoorn, als de drift begint.'

'Ja meneer,' antwoordde de boswachter. 'Kom jongens. Niet praten, straks in de drift goed afstand bewaren en precies op de rij blijven.'

De drijvers liepen achter de boswachter aan, Jaap voorop. Maar Bram greep hem ruw bij de schouder, drong hem achteruit en ging vóór hem lopen. Jaap werd zó nijdig, dat hij er over dacht, om de vent een schop te geven, maar hij beheerste zich. De rij mannen en jongens bereikte met een omweg de rand van het bos en daar wees Opa ze allen hun plaats. Jaap hield hij bij zich, aan zijn rechterhand, en sneed nog gauw een stok voor hem. Daarnaast kwam Bram. Toen blies de boswachter op zijn hoorn, die aan een riem om zijn hals hing, en de drijvers drongen op een rij het kreupelhout in. Ze sloegen met hun stokken in de struiken en de heidepollen en riepen: 'Prr, prrr, ksss!' om het wild op te jagen. Het stille bos was plotseling vol met lawaai.

Een heerlijke spanning begon zich van Jaap meester te maken. Zou het lukken?... Zouden de reeën los komen?... Hoor, daar klonk al een schot

[pagina 25]
[p. 25]

in de verte. Nòg één!... Zou er nu een ree geschoten zijn?

Rrrrt!... Daar vloog met veel geschreeuw en hevig geklapper van vleugels een grote fazanthaan vlak voor Jaaps voeten op. Jaap schrok er van en bleef een poosje staan, om de mooi gekleurde vogel na te staren, die zich snel boven de struiken verhief en recht vooruit op de jagers aanvloog. Maar Opa riep: 'Vooruit, Jaap!... Doorlopen, jongen! Op de rij blijven, mannen, anders slaat het wild achteruit!'

'Als je een fazant opjaagt, moet je “tiro” roepen,' zei Bram, die dicht bij Jaap was komen lopen. 'En als je een haas opjaagt: “partoe”. Sufferd, weet je dat nog niet?'

'Jawel,' zei Jaap, 'en als ik een olifant opjaag, zal ik hem naar jou toesturen en roepen: “Maak, dat je wegkomt.” Is 't nou goed?'

'Bram, blijf toch op je plaats!' riep de boswachter. 'Bemoei je maar niet met Jaap, die weet er meer van dan jij!'

Ziezo, die zat! Jaap kon het niet laten, om even te grinniken, terwijl hij verder dreef. En tòch had Bram gelijk, Jaap had vergeten de jagers te waarschuwen, toen hij de fazant opjoeg. 'Tiro, tiro!' werd nu telkens geroepen, de hele drijverslinie langs.

Jaap kwam op een open plek in het bos. Toen vloog plotseling een groot bruin dier met enorme sprongen voor hem langs. Een ree, en mèt een

[pagina 26]
[p. 26]


illustratie

gewei, een bok dus! Hij wierp zich met een prachtige sprong in de struiken, boog plotseling naar links om en rende vlak langs de boswachter, die hem nog met gespreide armen probeerde te keren, achter de drijverslinie het bos in.

'Dat was de jonge bok, Jaap!' riep Opa. 'Zag je hem goed?... Die slimmerd wist al, dat er vooruit gevaar dreigde. Op de rij, mannen, en goed afstand bewaren!'

De drift ging voort. Jaap joeg nog een haas en een houtsnip op, riep hard 'partoe' en 'tiro' en telkens knalden nu de geweren. Hij kwam vlak voor een der jagers op de boslaan. Die had

[pagina 27]
[p. 27]

een haas en een fazanthaan geschoten, maar geen ree. En toen de jagers zich verzamelden, bleek, dat er geen enkele ree langs de geweren gekomen was.

'Ze wilden hier niet op aan,' zei de boswachter. 'Er is ook op ander wild geschoten, daar komt het van. We hadden moeten afspreken, dat er alleen op reeën geschoten zou worden.'

'Dan had je dat moeten zeggen,' zei de notaris nors.

'Ik weet het,' antwoordde Opa. 'Laten wij er bij de volgende drift om denken.'

De notaris was uit zijn humeur, maar dat bleek om de hond te zijn.

'Ik heb last van dat dier,' zei hij. 'Het is nog jong en wil niet stil bij me blijven liggen. Het scharrelt rond tussen de struiken en jaagt het wild terug. Ik moet een van de jongens mee hebben, om het vast te houden.'

'Jaap,' zei de boswachter, 'jij blijft bij meneer de notaris.'

Jaap had er niet veel zin in, maar hij durfde niet weigeren. En toen de boswachter met de drijvers vertrok om een ander gedeelte van het bos af te drijven, bleef hij bij de jagers. De notaris deed de hond aan de riem en gaf die Jaap in handen. Tiras was een sterk beest. Jaap had moeite, om het te houden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken