weer aan het werk te gaan, 'dat heeft allemaal zijn reden. Maar dat vertel ik je later wel eens... Nou heb ik nog een uitnodiging voor je. Toen ik vanmorgen op het land was, kwam de boswachter bij me langs en die vroeg, of je zin had om vanmiddag met hem op jacht te gaan. Dan moest je om half twee bij de vijver wezen...'
'Nou, gráág!' riep Jaap geestdriftig. 'Mag het, Moeder?'
'Als je je oudste pakje aantrekt,' zei Moeder. 'En je gummilaarzen.'
'Natuurlijk!' riep Jaap. 'Ha, dat zal een fijne middag worden!' En hij sprong op, om zich te gaan verkleden.
Toen zei Gijs langs zijn neus weg: 'Hij liep, geloof ik, op zijn baas, de notaris te wachten. Die zou vandaag met een gezelschap andere heren een drijfjacht komen houden...'
Jaaps gezicht betrok en hij liet zich teleurgesteld weer op zijn stoel vallen.
'Dan ga ik niet,' zei hij. 'Met die vent wil ik niets meer te maken hebben!'
'Jaap,' zei Vader streng, 'op zo'n manier mag je niet over de notaris spreken!'
'Nou, maar U had hem vanmorgen maar eens moeten horen!' wierp Jaap tegen. 'Als een hond heeft hij me weggejaagd... O neen, voor zijn hond was hij aardig genoeg, maar ik heb geen goed woord van hem gehad...'
'Als je alles van hem wist, zou je daar niet zo