Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter
Afbeelding van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groterToon afbeelding van titelpagina van Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter

  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.45 MB)

Scans (5.50 MB)

ebook (5.16 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaap en Gerdientje. Deel 8. Jaap wordt groter

(1952)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

3. Een uitnodiging.

Toen die middag de school uitging, bleven drie jongens treuzelen, tot al de andere kinderen verdwenen waren. Jaap stuurde zijn zusje alleen naar huis en Polleke, die niet blijven wou, ondanks het aandringen van zijn vrienden, ontfermde zich over haar; zo had de kleine meid toch gezelschap.

Jaap, Kees en Wim stonden meer dan een kwartier te wachten bij de tuin van de notaris, maar ze kregen de eekhoorns niet te zien. Misschien was het voor de diertjes ook etenstijd en zaten ze zich in het bos te goed te doen aan hun voorraad. Kees en Wim gaven toch de moed nog niet op, zij behoefden zo vroeg niet aan tafel, maar Jaap kon niet meer stil staan van onrust en holde in één ren naar huis. Hij kreeg natuurlijk een standje, toen hij hijgend de kamer binnen kwam, want als op iedere boerderij gold ook hier de regel, dat om twaalf uur, als de mannen thuis kwamen, het eten op tafel moest staan en nu was de maaltijd reeds halverwege.

'Waar ben je toch geweest, jongen?' vroeg Moeder, terwijl ze zijn eten opschepte.

'We hebben gewacht op de eekhoorns,' zei

[pagina 16]
[p. 16]


illustratie

Jaap. 'Het was zo leuk!... Och, liever geen bietjes, Moeder!'

'Eten, wat de pot schaft,' zei Moeder. 'Anders word je niet groot.'

'Welke eekhoorns?' vroeg Vader.

Jaap wou het vertellen, maar Moeder vond, dat hij eerst eten moest. En toen Jaap in gedachten zijn eerste hap nam, riep kleine Jan ineens: 'Wij hebben een hondje aan tafel!'

Ze moesten allemaal lachen, en Jaap legde zijn

[pagina 17]
[p. 17]

vork neer, at zijn mond leeg en boog zijn hoofd om te bidden. Daarna deed hij zijn best, om de anderen in te halen en kreeg prompt zijn derde standje: 'Niet zo vlug eten, Jaap! Nu lijk je wel helemaal een hondje! Je hebt vanmiddag immers geen school?'

Maar Jaap brandde van verlangen om zijn avontuur van die morgen te vertellen, en het lukte hem om bijna tegelijk met de anderen klaar te zijn. Na het bijbellezen en danken hadden Vader en Gijs, de oude knecht, nog wel even tijd om naar zijn verhaal te luisteren. Intussen stak Vader een pijp op en Gijs nam - een beetje stiekum, omdat Moeder het liever niet zag in de kamer - een zwarte versnapering uit de glimmende koperen doos, die hij altijd bij zich droeg.

Moeder, die de tafel afruimde, vond het maar wreed, wat de jongens gedaan hadden, maar Gijs lachte en meende, dat je met eekhoorns zoveel medelijden niet behoefde te hebben.

'Het is een prachtige herfst voor die bruine rakkers,' zei hij. 'Er zijn eikels en kastanjes en noten in overvloed. Wat zullen ze slepen! Je hebt nog nooit zulke hamsteraars gezien. Ze maken soms zoveel opslagplaatsen, dat ze zelf niet meer weten, waar die zich bevinden.'

'Maar je mag de notaris wel even waarschuwen,' vond Moeder. 'Anders houdt die geen noot voor zich zelf.'

'Nee hoor, Moeder!' riep Jaap. 'Hij weet het Jaap en Gerd. VIII, 2e dr. - 2

[pagina 18]
[p. 18]

wel! Ik heb hem heel beleefd gevraagd om een paar noten, maar hij heeft mij het erf afgejaagd, die ouwe brombeer!'

'Weet je, wat ik denk?' zei Gijs. 'Hij zal die noten expres voor de eekhoorns laten hangen. Dat lijkt misschien vreemd, maar hij is een geweldige dierenvriend.'

'Heu!' smaalde Jaap. 'Dat meen je zeker niet?'

'Dat meen ik wel,' zei Gijs. 'Daar zou ik je staaltjes van kunnen vertellen, mijn jongen! Hij heeft eens een knecht weggestuurd, omdat die zijn kat een schop gaf. En hij heeft een van zijn pachters de huur van de boerderij opgezegd, omdat die een paard mishandeld had. Zeven katten heeft hij en die hebben allemaal een leven als een prins bij hem...'

'Moest hij voor de kinderen ook maar een beetje vriendelijker wezen,' mopperde Jaap. 'Als hij dan zo'n goed hart heeft...'

'Voor jongens bedoel je,' verbeterde Gijs. 'Voor meisjes is hij vriendelijk. En voor zieke kinderen ook. Dat kindersanatorium in het bos, hier een goed uur vandaan, is door hem gesticht en ik weet niet hoeveel geld hem dat ieder jaar wel kost!'

'Hoe kan dat nou?' vroeg Jaap verwonderd. 'Waarom heeft hij aan jongens, aan gezonde jongens dan, zo'n hekel?'

'Ja jochie,' zei Gijs, terwijl hij opstond om

[pagina 19]
[p. 19]

weer aan het werk te gaan, 'dat heeft allemaal zijn reden. Maar dat vertel ik je later wel eens... Nou heb ik nog een uitnodiging voor je. Toen ik vanmorgen op het land was, kwam de boswachter bij me langs en die vroeg, of je zin had om vanmiddag met hem op jacht te gaan. Dan moest je om half twee bij de vijver wezen...'

'Nou, gráág!' riep Jaap geestdriftig. 'Mag het, Moeder?'

'Als je je oudste pakje aantrekt,' zei Moeder. 'En je gummilaarzen.'

'Natuurlijk!' riep Jaap. 'Ha, dat zal een fijne middag worden!' En hij sprong op, om zich te gaan verkleden.

Toen zei Gijs langs zijn neus weg: 'Hij liep, geloof ik, op zijn baas, de notaris te wachten. Die zou vandaag met een gezelschap andere heren een drijfjacht komen houden...'

Jaaps gezicht betrok en hij liet zich teleurgesteld weer op zijn stoel vallen.

'Dan ga ik niet,' zei hij. 'Met die vent wil ik niets meer te maken hebben!'

'Jaap,' zei Vader streng, 'op zo'n manier mag je niet over de notaris spreken!'

'Nou, maar U had hem vanmorgen maar eens moeten horen!' wierp Jaap tegen. 'Als een hond heeft hij me weggejaagd... O neen, voor zijn hond was hij aardig genoeg, maar ik heb geen goed woord van hem gehad...'

'Als je alles van hem wist, zou je daar niet zo

[pagina 20]
[p. 20]

boos om zijn, Jaap,' zei Moeder. 'Alles weten is alles vergeven.'

Maar Jaap kon zich dat niet goed voorstellen,

'Dat is nou die dierenvriend!' spotte hij. 'Verwent zijn katten en laat een boom vol noten voor de eekhoorns staan, maar gaat er op uit, om onschuldige haasjes en konijntjes dood te schieten!'

Gijs begon hard te lachen.

'Jaap, jongen, wat draaf je weer door!' zei hij. 'Je weet net zo goed als ik, dat de jacht nodig is. Als het wild allemaal bleef leven, kon geen boer meer wat verbouwen. Dan vraten bij ons alleen reeds de konijnen de akkers leeg. 't Is nu al bar genoeg, wat ze vernielen. Een goed jager, een weidelijk jager zoals ze dat noemen, is geen wreedaard, dat weet je net zo goed als ik. Dan zou Opa

illustratie

Eggink, de boswachter, dus ook een wreedaard zijn?...'

Hij wachtte even op antwoord, maar Jaap zat mokkend voor zich uit te staren. De klok sloeg één. Gijs haastte zich de deur uit. Maar even later kwam zijn hoofd weer om de hoek en hij vroeg: 'Dus maar doorgaan met de knollen op de bosakker, baas?'

'Ja, daar ben je toch bezig?' vroeg Vader verwonderd.

[pagina 21]
[p. 21]

'Dan is 't in orde,' zei Gijs. 'Dan kan ik fijn iets van de drijfjacht op reeën zien, wou ik maar zeggen. Als er een bok bij me langs komt, span ik hem naast ouwe Bruin voor de kar...'

Jaap sprong op en liep naar de deur.

'Gaan ze op reeën drijven, Gijs?' vroeg hij.

Hij kreeg geen antwoord meer. Gijs had zijn klompen aan en sjokte de schuur in.

'Dan ga ik tòch maar even,' zei Jaap. 'Ik heb er ook wel trek in... Tjonge, een reeënjacht, daar ben ik nog nooit bij geweest. Maar als D.O.Z. wéér zo lelijk tegen me doet, loop ik meteen het veld uit!'

'Hoe noem je de notaris?' vroeg Moeder, een beetje wantrouwend.

'D.O.Z., Moeder! D.O. Zondervan, zo heet hij immers?' zei Jaap met een onschuldig gezicht.

En hij verdween in de slaapkamer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken