Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde gedichten (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde gedichten
Afbeelding van Verzamelde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.25 MB)

Scans (832.95 MB)

ebook (4.39 MB)

XML (2.12 MB)

tekstbestand






Editeurs

W.R.H. Koops

Dick Leutscher

Jan van der Vegt

Willem Wilmink



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde gedichten

(1993)–Hendrik de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[p. 1859]

Register van titels en beginregels

[p. 1861]

  314
Aan... 1412
Aan A. Marja 1609
Aanbidding 91
Aan de Mangelgangse schildersprenten / Wijdt De Vries vandaag zijn rijmtalenten 1512
Aan des konings rustbed kwam de zeegeest, 493
Aan de weinigen 1664
Aan een droom vol weelde ontstegen 549
Aanhalig vleit langs mijn schreden 1469
Aan hen die nimmer bukten: 1555
Aan Hendrik de Vries 1503
Aan Spanje 598
Aan 't voorbeeld van rozegaarden, 193
Aan Zante 559
Aanzie ons donker lijden, 243
't Aanzijn is waanzin, 't aanzijn is nergens, 51, 437
't Aardrijk warmt zich, ons tot woning, 93
Ach, hoe heerlijk zijn de vrouwen, 890
Ach moeder licht mij eens bij - 345
Achter de olijvenhoven 213
Achter onheilsklippen 508
Adagio 386
Afreis der vliegtuigen 1415
Afscheid 1386
Afzijdig kloostergewelf. 1063
Al ben ik een heel klein ding, 303
Al buigt men voor een afgod neer, 79
Al heb ik een put in huis, 874
Alle dieren uit alle winden 344
Alleen 560
Alleen om jou te zien huilen 304
Allegorie 607
Allegro furioso 388
Allerschoonste der twaalf! Maand van dondergerol, 996

[p. 1862]

Alle sigaretmaaksters dragen 349
Alles was overeind gezet 1603
Alles was overeind gezet: 1603
Alles werd beter en beter. 1678
Al mijn gezangen gaan zwijgen, 253
Al mijn smart breekt in tranen door, 142
Al moest uw liefde mij doden, 247
Al roepen ze mij terug, 374
Als de geloofsrechters wisten 268
Als de hele zee van inkt was 274
Als de maan is in 't ondergaan 217
Als de mens ooit met kracht of geweld 323
Als de regenboog, machtig en klaar, 188
Als de vrouwen 't vrije bestaan 327
Als die eens in puin viel, 350
Als dra de sneeuw de modder dekt, en 't kraken 1388
Als een heilig wonder 1445
Als een man om je gunsten bidt 336
Als een oproer losgebroken 1440
Als een rijpe, geurige perzik, 353
Als eens naar de bloedrivieren 201
Als een ster die woestvlammend verscheen, 138
Als een stier gaat je liefde daarheen 130
Als een vorst voerde ik heerschappij, 212
Als een wild beest bij vervolging 262
Als fakkels van een rouwstoet, kwijnt loodkleurig 602
Als heiligst geheim verheeld 1060
Als hing hij los in zijn banden, 619
Als horens licht wouden geven 885
‘Als ijzren kuiphoepel smeedt 1693
Als ik duizend levens had 222
Als ik haar op straat ontmoet 1426
Als ik haar zie in de straten 229
Als ik inga tot je woning 875
Als ik in jouw ogen kijk 891
Als ik je zie, voel ik mij 332

[p. 1863]

Als ik jou ooit vervloeken moet 198
Als ik moet sterven 258
Als ik ooit iets aan God kon vragen 250
Als ik te paard zit gestegen, 341
Als ik toen wist van de lagen 260
Als ik weer naast je ga zitten 873
Als, in zoelte van laatste herfstavondlijke uren, 575
Als je dwars door die dolle wijzen 354
Als je geen krabben wilt krijgen 878
Als je mij wegens armoe veracht, 352
Als je vroeg of laat merken zult 138
Als jij voorgoed moest heengaan 223
Als kind was je een violet, 1425
Als liefde voor misdaad geldt 361
Als moeder 't hoofd op kon heffen 375
Als rover in hinderlaag 247
Als 't vuur gedaan heeft met gloeien 889
Alweer staat mijn stad in brand: 1096
Al wilde ik dat ik genas 1048
Al worden ze stukgeluid, 131
Al zie je me zitten te zingen, 261
Al zong ik het hele jaar door, 184
Andante religioso 381
Andere stegen, andere markten, 601
Angst 67
Anjer van vurige pracht, 228
Annabel Lee 565
Annabel Lee 1413
Anonieme held 1563
¡Antigua abierta avioneta! 1185
Antwoord aan A. Marja 1615
Antwoord aan Hendrik de Vries 1612
Antwoord op antwoord 1609
Antwoord op eens Fransmans loftuiting jegens Hollandse waanpoëten 1625
Aragonezen, 't is een schandaal 277

[p. 1864]

Arm en lelijk is beter partij 328
¡Arranque de ritmos brujos! 1203
Atlantische balladen 1433
Atmosfeer 614
Augustustulpen geuren. 't Hemelruim is heet. 64
Autobiografie 1011
Avond 1384
 
Baanbrekers waar heel 't rijk der kunst van krielt. 1664
Balladen uit Atlantis 1589
Barcelona 155, 416
Bedenk: Uw tijd wordt vervuld; 199
't Bedrog der wereld is groot. 872
Bedwelmd aan de eigen paradijs-legende: 1588
Bedwelming 68
Begin van een levensroman 1252
Begraaf mij in je deur; 300
Bekrompen, maar doolhofachtig, 1252
Benamejí, verleen doortocht 341
'k Ben er kapot van. 1535
Ben jij belust op oorlog? 877
Bergen van schuim. Paars morgenrood. 1684
Berg-ten-hemel, boven brand van vloten 519
Berijmd commentaar door Hendrik de Vries 1580
Bertus Aafjes: ‘De lyrische schoolmeester’ 1548
't Besef der plotse verzwinding, 1052
't Beste van de wereld: Europa; 295
Bevriend volk in trage trein 1027
Bevrijding 1389
‘Bevrijding! Juichende tijding. 1669
Bewaakster, bewaakster, kom, 207
Bewustwording 1375
Bezweringen moet ik zingen, 467
Bij avond kwam volk rondom 1072
Bij Cádiz aan de zeebaai 276
Bij chocola van een ander 357

[p. 1865]

Bij dat gezegende kruis 224
Bij de jota, jota, 351
Bij de jota, jota, het is je lelijk bekomen, 351
Bij de muur, die ik vond gesloten, 238
Bij de Noordzee 541
Bij een stieregevecht schrok een vrouw 317
Bij mijn hut kwam de heer aller dwergen. 841
Bij 't licht van de bleke maan 887
Bij trompetgeschal werd nu bekendgemaakt, 985
Bij zijn vriend! Nu soms alleen 1266
Bilderdijks demonie 1564
Binnenruimte 45, 429
‘Blanke demon met het goudrood haar, 522
‘Blank zijt gij, mijn vrouwe: blanker 15 31
Bloederig hangt, van 't rustbed naar de grond, 1557
Bloed zal van je lichaam stromen, 871
Boomgeraamten, welke spruiten strekken. 60, 444
Bosdroom 153, 414
Bos en weide vol woeste bloei; 1439
Bosgodjes, kleintjes, met hoorntjes als bokken aan 't stoten 724
Botten, pezen, schurftig vel. 1045
Boven God is mijn macht verheven, 254
Boven het kruis is God, 200
Boven steppen vol ruigten en scheuren 767
Boven 't kruispunt een pijl, die zoeft, 65
Breek uw kerker, ijzren storm 1410
Breng 't leven door met gezangen: 369
Buiten aarzelde vuurlicht: een bloedige dag. 817
Bulgaarse balladen 1525
Bulgaarse volksballaden 1495
Buurvrouw kwam thuis en de knecht was daar. 625
 
Caláñas is de plek 279
Castilië 608
Centrale gevangenis 1654

[p. 1866]

Charles Eyck geeft, groengrijs en paarsgrijs 1515
Chiquilla hermosa y amena 1191
Cilly-symfonie in de Schouwburg 1499
Clotilda, de koningsdochter, 632
Con pasiones de la muerte 1190
Contra-provocaties 1669
Copla 1431
Copla 1465
Coplas 1422
Coplas van de Spaanse Groninger 1663
Cordoba 477
Credo 1224
Crucifix 147, 411
Cruz de Mudéla: 282
Cual zamarreo de fiera 1188
Cuando mi Groninga ardía 1187
Cúchares, Tato en Pulga, 349
Cuento funeral 1214
 
Daaglijks 't onbestemd verbazen 1317
Daar blijven op aarde twee vragen 259
Daarboven daar is een oproer, 890
Daar groet mij de jonge man 1069
Daar hangt hij aan 't kruis geslagen, 1428
Daar is bij alle Petrussen 287
Daar is dat oppakkershuis, o wee. 631
Daar is een betoverd paleis 321
Daar is geen beter God of Jezus 869
Daar is geen dapperder vrouw 187
Daar is geen eind aan de zaken 293
Daar is geen vrouw als Maria, 185
Daar is in ons dorp een branie, 342
Daar is in uw ogen een wonder bekoren, 130
Daar is niets of de liefde overwint het, 192
Daar is op zee een toren, 885
Daar klonk een stem vanaf de vluchtberg 1528

[p. 1867]

Daar meldt zich een knaap, wat schichtig, 1042
Daar, waar geen profane blikken 120, 405
Daar was een donker dicht woud, 1467
Daar was eens een grote koning 306
Daar was een vrouw, zo schoon als geen. 662
Daar woonde een koning in Thule, 534
Daar zijn liefdes uit wispeltuur, 328
Dank 39
Dank de hemel dat ik een hemd heb, 883
Dank Maria, dank Maria, 1430
Danseres 418
Danswoedende tekenpen! 1119, 1223
Dat een man meestal niet wil trouwen 327
Dat gebeuren zoals het gebeurt, 192
Dat ge wel uw poes aanvaardt 1661
Dat gezang, dat gitaar- en luitspel, 365
Dat Gij de Zon zijt, en wij de straal, 88
Dat God hem ten afgrond sleur 871
Dat God mijn bee moog verhoren, 261
Dat hier, in 't gevangenisplein, 209
Dat ik, toen ik rustloos woelde 1050
Dat is honen wie niets ontving, 134
Dat je de lucht zo speelziek 229
Dat jij als verraadster heengaat, 373
Dat men heel dit bont gebied 916
Dat mijn moeder mij Roza noemde, 235
Dat vader terug mocht keren! 1152
Dat - volijvrige Bert Schierbeek! - 1587
Dat was dan 't symbool der standvastigheid 999
Dat was het werk van een wervelwind: 1459
Dat zo onze ogen turen 136
De aarde in waanzinsangst 12
De apostel jacobus hief 1033
De bedrogene 474
De betoverde koningsdochter 1441
De betovering die tot waanzin tergt. 53, 439

[p. 1868]

De beul 594
De bisschop van Munster kreeg meningsverschil 991
De bisschop van Munster sloeg eens 't beleg 968
De bladerval ontrust het park, de stad 33
De blinden 480
De bloem die voor mij scheen ontloken 139
De bomen, dat zijn geen bomen 195
De bomen zijn hoog en de plas is diep, 805
De boom van de liefde 226
De boom van hoop en verwachten 1423
De brandstichtende stinkpotten! Elk verschool 978
De bruid 168, 471
De bruid van de pauw 579
De chaos 1377
De dag dat jij werd geboren / Ontloken de schoonste bloemen; 220
De dag dat jij werd geboren / Stak de zon zich in zondagse kleren; 270
De dag dat wij trouw bezwoeren 322
De dag van vandaag is waarheid, 359
De deur van 't logies is vast. 1077
De dokter, bij mijn geboorte, 359
De dokter van Retuérta 281
De doodsklok luiden we niet: 243
De duivel, de boze duivel, 357
De duivel is in het spel! 297
De duivel zal ik behoren, 264
De dwaasheid gluurt om de hoek. 1661
De eerste dag der verdelging: geen bom, geen granaat, 975
De eerste sigarendraaister 272
Deel geen mens dit geheim ooit mee: 254
Dees droom vol weedom ademt 85
Dees kille cel zij getuige 373
De Fransen die zeggen ‘Mon Di-oe!’ 341
De geboorteplaats 117, 479
De geteisterde stad was vol vreugde en hoop. 979

[p. 1869]

De getroffenen 538
De gevangene 1391
De gevechtsvlieger 113,424
De grijze mijmerde aan 't venster: 851
De grond voel ik gloeien, 225
De grootste is naar school; de tweede 908
De halve wereld 358
De handel der minnaars 329
De harde onbeschaamde schreeuwer. 1064
De heel-kleine vrouw 311
De heer van de Morerij 295
De heiligen zelfs bestrijden 1100
De heksentuin 464
De heksetuin bloeit uitbundig. 1671
De hemel draagt nevelzalen 1341
De hemelen en hun weelde, 220
De hemel zwoel, onweerzwanger. 1137
De hitte van de zomer 882
De honden die gaan ter kerke 878
De honger steeg uit Aljezáres 243
De hoop is de droom in 't waken; 241
De hoop is de slechte boom 252
De hoop, met zijn loverpracht, 240
De hoop van de vrouw 254
De huizen schudden als door een vulkaan. 983
De Iberische God 1567
De kantwerksters van Almágro 280
De kerker en 't huis der schande, 373
De kern 1371
De ketens en boeien smeedt men 209
De kleine barbaren schooien 1044
De kleinste, donkerste bloemen 226
De kleinste, in zijn kinderstoel. 909, 1363
De kleintjes hier zijn gezond, 305
De klok luidt in Bethlehem's toren, 190
De klok sloeg twaalf hoog boven 't plein 627

[p. 1870]

De knoppen waren wild in bloei gesprongen, 168, 471
De kolen vuurs der scheemring, doorgebroken 1477
De koning en koningin, toen ze wisten 823
De koning in Thule 534
De koning in zijn paleis 207
De koning verliest zijn kroon 361
De koninklijke vrouw, van 't rijksbewind ontheven, 1539
De kralen zijn vals en 't juweel is vals. 799
De kroonlamp steeg, het woud ontplooit gedragen floersen. 46
De kussen van monniken 288
De laatste reis was juist even 1113
De laatste vracht verdween in de schuur. 538
De lamp die ik aan mijn huis maak, 342
De landkaarten uit pa's atlas 1327
De leeuw brult in zijn hol 877
De leeuwrik mag mooi tierelieren, 327
De levend-begravene 1497
De levenskracht 173
De lichtjes, de kleine lichtjes, 240
De liefde en 't benijden 227
De liefde gaat steeds eendre wegen, 336
De liefde gelijkt het vuur: 879
De liefde is als de hemel 226
De liefde is de oranje gelijk 310
De liefde is een spin / Die donkere hoeken 268
De liefde is een spin, / In 't begin gevoed 267
De liefde is een water dat rust 226
De lokken los van hun snoeren - 228
De lucht zet zich strak tot regen, 340
De maagd op de zuil heeft gezegd 186
De maan aan de hemel 135
De maan daalt af naar de smidse 1493
De maan is veeltintig; 't verheugt u te staren 72
De maan komt op na zonsondergang. 821
De maan komt op over zee 302

[p. 1871]

De maan was op zoek naar de zon - 218
De maanzwakke weerglanzing, zo vaal en zo kort, 550
De machtige 79
De magiër 1453
De magische dichter, minnaar 1123
De man van deze landen, 1606
De meid zei: vuurrood betekende 1358
De meisjes in de bergen 313
De meisjes in mijn streek mijmeren 326
De mijnwerker in stof en damp 202
De moeder die eindlijk vrij 1173
De moeder: soms lief, soms boos. 1319
De moeders riepen vroeger: 876
De moeder, uit boze min, 1143
De moeder van Magdalena 889
De molenaarsvrouw 874
De muilezelin had een toeval, 314
De muze van de gitanen 643
De muziek, schone furie, heeft mij verkoren 797
De muziek waar 't gesternte op zweeft 461
De nachtegaal zong ongepast 285
De nachtregen hoor ik treuren, 142
De nevels der vergetelheid verscheurend, 1394
De Noordstar-zwanen, lieve lezer, 1665
De ontzagbre schaduw van een ongezien vermogen 552
De oranjevrucht begint groen, 212
De parel der zee zijt gij, 220
De pikhouwelen der hanen 612
De piraat 591
De plaats van markt in Daróca 242
De plaats waar mijn bestaan begon. 117, 479
De poort naar de wereld 1352
De purpren dag wordt blauwe vaalheid. Onder 't schudden 177
De rechter heeft mij verhoord. 294
De regen raast om ons heen; 256

[p. 1872]

De ridder ging uit jagen, 1441
De rijkdom verleidt naar zonden 194
De rijmverdoezelaars 1432
De rivier door Sevilla 350
De rivier stroomt naar de zee, 1468
De robijnen vlammen 69
De roekeloze 1567
De ruiter 590
De sacristein van dit plaatsje 289
De schaatsrijder 1397
De schoen is mij stukgesprongen. 138
De Schrift kweekt, met papieren wetgeboden, 387
De schroef gaat óp. 73
De slaap, een donkere vrouw, 850
De slaapster 563
De slangen voedster 1689
De slanke lijn wil gelukken, 885
De sneeuw valt in vliegende jachten, 1397
De Spaanse esthetiek: geen keuze 1052
De speelplaats! Dat woest kabaal! 1355
De stad Groningen voerde, vast en vrij, 961
De stad in zee 561
De stenen zelfs van de straat 870
De sterren 102
De sterrenkrochten slaan door zwarte gasgedrochten. 1385
De sterretjes aan de hemel, / De sterretjes en de maan, 256
De sterretjes aan de hemel / Ik tel ze, maar 't komt niet uit; 218
De stier heeft voor lafheid zijn straf: 201
De stiervechter slaapt, en buiten 1136
De stoet is uitgetogen, 244
De stompzinnige, die niets hoort, 200
De storm en de stuifsneeuw, door barre nachten, 688
De straat is een tuin 218
De straat wil ik op gaan breken 265
De straten zijn luid 237

[p. 1873]

De strengste aller Christlijke koningen, 1621
De stromen, de wilde stromen 1424
De stromen wenden hun loop: 1655
De stroom brult omlaag naar een schuimende kolk. 793
De toekomst 80
De torens der stilte 154, 415
De trots, wars van zelfbespotting 1107
De Tweede Edward aanvaardde met aarzlende hand 1686
De twee pastoors van Uña 876
De twintigjarige 26, 426
De uniform van Piet Worm - zwaantjes, bloempjes op tegeltjes - 1474
De vader, een stil geleerde, 913
De vader stierf; toen de moeder. 709
De vallei der onrust 571
De verbijsterde 588
De verdediger heeft zijn vergelding gestort 976
De verdwenenen 43
De verliefde reiger ging heen, 1522
De vernieuwing 1373
De vloek der moeder 1526
De vlooien die maken pret, 273
De vogel stijgt naar de hemel 1424
De voorspelling 11
De voortijd 40
De vrouw en de sardine 310
De vrouwen en de varkens, 879
De vrouwen heten zo bang; 291
De vrouw is een verhaal 326
De vrouw, o Roque, 315
De vrouw van de baas van 't gesticht, 314
De vrouw van gemeen allooi 872
De vrouw van Roque Troque 315
De vrouw zei: 't kind was gestolen 629
De weduwe zat op des keizers troon, 682
De weg draait af. - Op 't kerkhof komend, 634

[p. 1874]

De wereld is groot of klein 357
De wereld is wonderbaar: 378
‘De wereld stort in elkaar’ 1427
De wijn in de fles, 308
De wind snerpte en sneeuw kwam zweven. 1134
De Worm Veroveraar 567
De zang der beminde 556
De zanger 577
De zanger zwerft bij nacht en dag 577
De zangster van Mexico 649
De zee 72
‘Deze knaap zo blank, zo aanbiddelijk schoon, 807
Deze nacht kon ik eindelijk rusten, 131
Deze nacht zag ik duidlijk mijn bruid 236
De zenuwen verlammen 44
Deze onversaagde bacchante! 1151
De zesde trein dreunt binnen in de kap. 474
Deze stad van roem en grootheid 498
Deze trekt naar Castilië's vlakten 241
Deze winter heeft geen anjelieren, 210
Deze woorden heb ik gekorven 205
De ziel van de vrouw is gelijk 321
De zin van 't leven heb ik in de droom aanschouwd: 1375
De zon 1371
De zon Bellatrix 7
De zon kan ik enkel voelen, 250
De zon mag opgaan of niet, 238
De zonnenzwerm, de dans der duisternis, 1373
De zon was haast aan de grond, 339
De zon zo goed als de maan 215
De zwanen weergekeerd 1665
De zwever 38
Dicht sloegen de deuren 614
Die bergen, moeder, 1521
Die bloedrode lichtvlek - misschien de maan. 1470
Die droomwereld in te dringen! 935

[p. 1875]

Die heester boven de steile berm 727
Die heiligen van hout zijn fout, 291
Die huilebalk Santa Rita 287
Die kerel met zijn gitaar 363
Die kip heeft geen ei gelegd, 298
Die nacht, bij die harde regen, 251
Die oogjes, die zijn een wonder, 255
Dieper nog zijn onze blikken 215
Diep in 't weligst onzer dalen, 569
Diep, naar uw huis, dicht-omloverd, 940
Diep onder as en sintels 356
Diep tussen wouden, vaak razend bewogen 671
Dier, dat alleen mij wou kennen, 1236
Die schromplige varken-hoedster 1689
Die straat was eenmaal jouw straat: 1425
Die 't ontastbare tast 381
Die vrijer die heb ik getrapt 319
Digo: ‘de mis viñas vengo’ 1179
Dimitar's ontvoering 1527
Dithyrambe 1227
Dit is: wat iedereen begrijpt. 1478
Dit jaar nog zullen we trouwen, 298
Dit jongetje vroeg om een ei, 305
‘Dit kind is een duivel!’ - Duizend 1034
Dit lied kon wel 't laatste zijn: 364
Dit 's Eduard, fiks hoofd van Forum's dichtrenkroeg, 637
Dit verlangen zou niet bezwijken 246
Dit werk, antiek-modern, 1124
Dit wist ik al van mijn moeder: 872
Dit wordt copla nummer zes 1537
‘Doet sap van de muskadellen 1098
Doe wel aan wie u misdeden: 193
Dolendo 382
Dolle tarántula! 1175
Dolores, vrouw van smarten, 246
Dolzinnig jonkman: zo gij 1443

[p. 1876]

Donderkracht-bergende 1456
Dood 550
Doodgeboren rijmel-rel 1575
Doodse stilte, na grazen en hoefgestamp. 865
Doodt mij, maar niet met een mes: 362
Dood, verlosser van alle wee, 235
Door de duisternis 462
Door de gesprekken der gekken 356
Door de wind van de meisjes 280
Door de zomerlucht, bij mijn vlinderdans, 744
Door die groene gepofte jurken 312
Door eendre geheugenfout 1091
Door een heerlijke stille nacht 1240
Door korte sluimer verkwikt, 1021
Door land en stad zweeft het lied, 1108
Door 't aardappelseten 280
Door venster-sterren overhemeld, wemelt 42, 434
Door vrees vervoerd, of door blinkend goud, 970
Door wolken zijn toveroorden 933
Draag niet het hoofd zo verheven, 371
Dra zult ge de stem herkennen 219
Driehonderd vrouwspersonen, 324
Drie jaar in de eeuwige nacht, 132
Drie vrouwen 161, 399
Driften, elk uit uw duistere hoek 148, 412
Droevig Spanje, droevig Spanje, 204
Dromen, welke waarheid heten, 1383
Dronken kwam ik op de bruiloft, 887
Droom 1393
Droomballade 433
Droomballade 1410
Droom en slaap aan vaart en sluis, 1451
Droomspel 36
Duister blijft het mijn leven lang, 250
Duister, ondoordringbaar woud! - 1591
Duivelbanning 1691

[p. 1877]

Duizenden vrienden, trouwe bedienden, 713
Durf jij mij schelden voor slet? 873
Dusdanig de vertwijfeling 58
Dwang der kunst, van droom naar daad, 1055
Dwars door haar steppen aan 't zwerven, 1056
Dwars over de Ebrostroom 186
 
Echo's en schaduwen vormen 931
Eén alleen! Verblindend Wonder! 1372
Een anjer van 't prachtigst rood 227
Een Aragonees: een stijfkop; 276
Een arme heet onderdanig, 197
Een arme riekt naar de dood; 198
Een arme vindt nergens heil 198
Een bloem lag in 't slijk terneer, 372
Een bundel poëzie van de Maastrichtenaar 1541
Eén der zeven prinsessen droeg een gewaad 784
Een dief brak door mijn ogen in, 212
Een droom tegen 't morgenkrieken. 1062
Eén enkele nacht, en ik ben acht jaar. 718
Een Galíciër in Galícië 276
- ‘Een geur heb je meegenomen, 216
Een gevangene droomt van bevrijding, 234
Een gevecht voor onze deur. 260
Een gezegeld stuk uit Madrid: 294
Eén gezin gold bij God voor 't beste: 344
Een heerschappij, als ijdle damp vervlogen, 477
Een hemd zonder hals of mouwen, 883
Een hond met één horen 316
Een jonkman die zich liet wijden 1159
Een kater, een klerk en een oude wijf, 322
Een kenner dezer dwergen 650
Een kind huilde zo in de wieg 317
Een kind is te beschouwen 338
Een kindje krijgen met Kerstmis 288
Een kleine fabel 1627

[p. 1878]

Een kluizenaar 1239
Een kring om de maan, 237
Een kruis met haken 654
Een land, onvertrouwd als een doemdroom, 541
Een lange, maanloze nacht 378
Een leven, aan kunst gewijd, 1560
Een levensweg daalde en klom. 1065
Eén lied is mij 't allerliefst, 250
Een man struikelde op een gewei; 317
Een man, wanneer hij een vrouw zoekt, 325
Een meisje kwam om te zeggen: 888
Eén met U 1380
Een monnik die wou een zoen, 288
Een monnik maakt mij het hof, 289
Een monstermaan, langs pluismoerassen glorend, 179, 486
Een Morenstad is Osúna, 279
Een oudje is een daalder waard, 299
Een oud wijf en een oliepit 321
Een perk in blinde ringmuur - geen arena 154, 415
Een pop met halfopen ogen 754
Een rasterwerk omtrok de breedte van de banken, 27, 421
Een reisgezelschap, zo lief 1290
‘Een ridder te paard voer door gang en zaal. 818
Een roepstem door diepe nacht. 1105
Eens, aan een bloeiende amandel, 1423
Een schaduw is 't verleden, 248
Een schatrijke tuin, die niemand betreedt, 792
Een scheldwoord ‘geëngageerd’. 1669
Een schilder, beu van 't eedle vak 1627
Een schoorsteen in de verte rookt. 699
Een smart is in mij verborgen, 247
Een snoezig japonnetje, dun als vlos, 304
Een stiervechter heeft mij gevraagd, 217
Een stomme zong luidkeels 875
‘Een strobos, waarover de drogende wind is gegleden, 23
Een student ging aan 't schilderen: 310

[p. 1879]

Een toegang naar 't rijk der dromen. 1650
Eén troost houden we allemaal: 203
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, 333
Een verongelijkte en boze, 1562
Een verschrikkelijke slang 324
Een verwaarloosde tuin 546
Een villa, hoog tussen bomen, 702
Een vogeltje heeft gezongen 216
Een vogeltje vliegt in de lucht, 333
Een vogeltje zong een wonderlijk lied: 725
Een vorstin, plichtgetrouw en liefdevol... 787
Een vrouw, een stokouwe vrouw, 322
Een vrouw lag te bed, was ontwaakt in dwelm, 997
Een vrouw vriendlijk toe te spreken 880
Een wagen met ontstoken stralenbronnen. 157
Een wankle brug. - Een waterval 382
Een wemel van schrille vuurgrillige lijnen. 1167
Een wezen met opgeheven klauw 1529
Een windvlaag, naar binnen slaande 942
Een zeekre doctor van der Vat 652
Een zigeunervrouw met losgolvend haar 803
Een zwaluw nestelde aan 't venster, 375
Een zwarte kater zat 290
Een zwerver uit een vreemd oud rijk bericht: 1461
Eer hij als rookwolk vervloog 927
1e Lofzang 19
Eertijds, door de vijf ramen 232
Eer zij de machtige Meester 221
Eet als je last hebt van honger, 325
‘Eindlijk, na missen en gissen, 926
El Crísto del Válle - 282
El Crísto ligt vergeten, 282
Elke Groninger hoort in zijn prille jeugd 957
Elke nacht komt een goede fee, 835
Emblema de amor divino, 1198
Encanto del sol poniente. 1191

[p. 1880]

Encuentro en las catedrales 1179
En reinados que se quiebran 1188
En vraagt men: op welke gronden 1092
Epiloog van een levensroman 1365
Ergens achter een dubbel slot 233
Ergens diep in een bos is een open plek. 712
Ergens midden in 't veld is een wingerd, 302
Ergens midden in zee is een wingerd, 309
Er kwam een, die zei van jou: 299
Erlkoning 531
Er was eens een poesje 306
Espafia mistica y guerrera 1281
Espartosteppen, met kudden doorkruist, 1471
Espectáculo profano. 1201
Espejo negro. La veo. 1188
Esperpentos 1331
Estival sombrío 1682
Eten, dat hevig blijft woelen. 1060
Evocatie 1006
Evocatie 1225
Exotisch parfum 575
‘Experimenteel’ heet veel 1669
Expositie in Mangelgang 1515
 
Fabel van de kat en de merel 1533
Fabriek 156, 417
Feesten van 't heelal. 62
Felle doordringende koude! 1223
Felste koortsdroom, zich zwart overhelmend, 71, 446
't Fluweel ontbloot het vlamgeluk 1369
Francisco's wereld. Verdwazend 1126
Franciscus is meer dan God 287
Frolyck mit eeren (1580) 1619
Fue como el fin del mundo. ¡Qué poco me quedaba! 1214
Fue mi tierna primavera 1199
¡Fuera la canalla! ¡Atrás!. 1208

[p. 1881]

Gaat een arme zijn laatste gang, 196
Ga de wereld in - 't blijft om 't even: 194
Ga mee naar de melissetuin 308
Ga naar de maagd, en verklaar 888
Ga naar God weet wat heilige toe 286
Gans 't bestaan is één eendrachtig 1371
Ganzeliesje sliep op de barre hei. 694
Ga weg, jij verwenste slet, 272
Ga weg van dat raam, oud mormel, 271
't Gebeurt soms, dat het groene 334
Gebroken pluimplantknoesten. - IJzerzanden roesten 175, 483
Gebruik je nú je verstand? 872
Gedaver uit krot en kroeg. 1682
Gedichten 1451
Gedichten 1469
Gedichten krioelen dóór mij, 363
Geding over het ding 1574
't Gedruis der wereld ontweken 1453
'Geef een vrouw, een vrouw mij, moeder, 1526
Geen hempje, geen broekje krijg jij, 304
Geen klooster dient jou tot wijkplaats, 262
Geen mens doorgrondt het leven 249
Geen museum. Een plantsoenbank. 1042
Geen slaap die mij meer verkwikt: 374
Geen ster die schitteren mag 214
Geen sterren en geen maan, 211
Geen sterveling die zijn schaduw ontrent 831
Geen stroom van bloesem zweeft una, 1370
Geen wezen ter wereld weet 369
Geen worp naar vlot schijnsucces. 1016
Geen zon, geen maan en geen sterren 1429
Geest is de hartstocht waar zeeën door koken, 1374
Geflakker door 't nachtlijk zwart. 1312
Gegroet, o schoon Málaga; 241
Gehavend hangt een ruit. Zijn staken braken. 32, 428

[p. 1882]

Geheiligd land, o, Zonnedal! 19
Geheime roerselen trillen. 1054
't Gehucht was meer dan hij meende: 1303
Gekweekt in mijn rammenastuinen 292
Geld, met zweet vergaard 195
Geloof je dat ik geen geld heb? 297
Geloof me dat ik vandaag wel 331
Geloof niet aan vrouwenverdriet 321
Gelukkig: een weinig wind. 1101
Gelukkig prijs ik je moeder: 222
Geluk, waar alle bloei zich henenricht! 91
Genoeg van geraas genoten. 1061
Gerammel van laat bedrijf, 1077
Gescheurde kleren, bloedige lokken, 780
Geseltangen, die ten hemel zwiepten, 178, 485
Gesloten boek 1574
Gesplitste ruigten, weeld'rig saamgedrongen. 1384
Gestalten, duistre vertrouwden, 934
Gesternte suist in bange noden. 12
Gestort van de steile helling 750
Getekend had hij altijd. 1274
Gevangen 1647
Gevangene, zing verwoed 928
Gevangen; met uitzicht op woelende kruinen... 1647
't Geweer verrekt mij de schouder, 204
Gewelf der leegte, schril, met vuur beschilderd!. 394, 1377
Gewrongen zang, dreuncadans; 919
Gezegend Andalucía, 1099
Gezegend zij vader Noach 343
Giechelende gekken grijnzen 1422
Gij brengt mij, met uw vers, collega Pieter Monti, 1504
Gij delft in stof en gruis uw schat. 173
Gij dwaalt met bedwelmde zinnen 193
Gij flonkert als 't goud in de duistere mijnen, 100
‘Gij geest, in 't floers verborgen 1005
Gij Heer, wien de schoonste bouwsels 1226

[p. 1883]

Gij held van't getoonzet woord, 1032
Gij Moellak, worm, in uw moskee verkropen 653
Gij storm, nimmer moe van dolen, 737
‘Gij verlooft mij, laat mij huwen, 1527
Gij vrouw met uw zeven dolken - 346
Gij waart, Gij zijt, Gij blijft 1379
Gij waart, Gij zijt, Gij blijft; 1379
Gij weet van mijn jaloersheid 231
Gij winden, die in één vlucht 241
Gij, woudsgewijze masten! Havenwerken 1386
Gij wreevlen en slaafsgedweeén, 528
Gij zegt aan wie 't maar wil horen: 871
Gij, Ziel, die oneindige tallen 20
Gij zijt alles 1381
Gij zijt alles: 1381
Gij zijt, Maagd van de Pilaar, 1427
Gij zijt weleer in een wolk 189
Gij zijt wis een ingewijde, 499
Ginds, boven zomerse wolken, blonken 1462
Ginds honger, op leemgruis azend 1663
Ginds werd lang gedolven, met spade en houweel, 974
Ging, wie deze cyclus wrocht, 1114
Gisteravond bij het kerkhof 236
Gister viel grootvader dood 882
Gitaarzang: lied van verwachting, 930
Gitaar, zedig en bezeten. 917
God 1372
God geef dat een grimmige wolf 266
God geef dat je eens uit zult luchten 264
God geef dat je in armoe moogt sterven 265
God geve, dat mijn haantje 347
God geve, nog voor mijn sterven, 870
God leeft 1383
God mag maken, dat jij wordt gesmeten 127
Gods arbeid 90
Godsmaagd, onsterflijke Spaanse... 1104

[p. 1884]

Goede meester, ik staar in uw stolp van kristal: 859
Gooi mij geen kiezelsteentjes 299
Gordijnen, effen dicht als rouwgordijnen. 116, 458
Goyesca 148, 412
Gozo el audaz arrebato 1190
Grensgebied 1233
Groejo en zijn valk 1495
Groene Gojem 1422
Groteske 1007
Guitarra loca juega. 1205
 
Haal mij voor een kopermunt 297
Haar klein, aanminnig lievlingsdier: - 760
Haar man toog ten oorlog; veel eindloze nachten 668
Hans Redeker, gij staat gelijk een held 1528
Happy return 1684
Hartstocht en berekening 1642
Hartstochtlijk schreien en treuren. 1071
Hartstocht, ondoorgrondlijk diep, 1222
Hart vol onzalige onrust! 262
Has de saber lo que valgo. 1208
¿Hasta la vista? ¿Hasta nunca? 1191
Hay un ‘Molino de viento’ 1208
Heb je werkelijk dat geloofd, 264
Heb je zin mijn meisje te spreken, 351
Heb jij aan trouwen zin? 281
Hecht geworteld in 't verleden. 1222
't Heelal is niets dan heetste strijd. 1376
Heel de kim, in een kolderkuur, 388
Heel dit wonder van 't wereldbeloop 355
Heel 't leven verbeeldt één sjaal: 1102
‘Heer zilversmid, ik wou 878
Heet stormtij. Hartstochtlijk spieden. 1229
't Heette op school dat Spanje slecht was. 1277
Heilige ijver van 't volk, met een ferm hoezee 995
Heilige Lucia, spaar 126

[p. 1885]

‘Heilige maagd! Een pint olie 358
Heilige maagd op de zuil, 187
Heilige Moeder, 307
Heilige moedermaagd, 191
Heil u, gezegende Maagd, 1429
Heimlijk, achter haag en bomenrij, 478
Hek. Grindveld. Stroom en boogbrug. 70
Heksegebroed, 348
Heksenliederen 145,409
Heldre morgen. Haast nog koel. 1038
Help nooit overeind wie omvalt, 874
Helse galm, door de bochten der nauwe gang. 816
Hendrik de Vries, de theoreticus van 't licht, 1503
Hendrik de Vries, dichter van 't Woeste Hoekje 1574
Hendrik de Vries dichtte aan 't slot 1113
Hendrik de Vries! Uw knap gedicht, 1490
Heradem, ziel die nieuw ontwaakt, 37
Here Jezus Christus, 347
Heren, ik heb een geliefde 273
Herfstballade 1407
Herhaling 1659
Herinnering 1462
Herrezen Helikon 1474
Het berouw van Rennenberg 1621
Het betoverd paleis 569
Hete schrik, waarmee haar schoonheid speelt en spot; 68
Het gat in de dwaal-ster 14
Het gebed van de slang 1525
Het gezang klinkt niet al te nuchter, 345
Het heiligdom 86
Het huwelijk is als het bad: 328
Het kleine meisje had groot verdriet: 628
Het kruis wordt naar buiten gedragen, 189
Het lichaam voelt mij naar lood, 260
Het licht 94
Het lied is als 't menselijk leven: 370

[p. 1886]

Het lijkt een heerlijke droom 210
Het offer 170, 402
Het rusthuis 478
Het schijnen Gods eigen ogen, 246
Het spel met haar wagen verveelde haar dra, 838
Het varken heeft mij gebeten, 881
Het vuur plant zich vliegend voort, 1431
Het was donker: ik weet niet hoe 237
Het was eenmaal in een heel verre tijd 565
Het was eenmaal, ver in een koninkrijk 1413
Het was in een stille sluimer 1424
Het weerlicht ver, maar ik hoor geen donder. 660
Het weten 87
Het wezen 1376
Het wordt mij minder helder, 274
Het woud was duister, en 't stormde en vroor 689
Het zand verwildert onder krullen, welke klieven 34, 425
Hetzij de witte razernij 1006
He vivido en otro estado: 1179
Hier achter op 't paardje is plaats. 891
Hier gaat een verhaal; ik wou 't nooit geloven: - 721
Hier in deze straat, juffrouwen, 302
Hier is geen wieg voor 't kindje 256
Hiermee toonde ik mijn tovermacht: 777
Hier nevelt, bij nachtkoelte, of zongeschroei, 464
Hieronder krijgt, omdat 't zo hoort, / Hendrik de Vries het laatste woord 1492
Hieronder volgt De Vries' reactie / En daarmee is het uit - Redactie 1504
Hier stierf de gewestelijke stadhouder jong, 972
Hier, temidden der zwarte kleigrond, 1506
Hier, waar 't jachtig leven sluimert, 710
Hier woont een burgemeester 337
Hier zal ik, traag en loom, de dag zien dalen, 118, 453
Hier zeggen alle grootjes 305
Hij ging naar huis in 't najaar 1437

[p. 1887]

Hij leidde zijn zusje bij de hand 685
Hij meende, in zijn eerste slaap, 907
Hijo de agosto me siento 1180
Hij voer te paard in een ongastvrij hoogland, 590
Hij was met zijn broertje samen 1257
Hij wist hoe 't meisje hem had bedrogen, 733
Hindenburg 1394
Hinojázas: koeienpoel; 275
Hitte 176
Hoe die wanstaltige knoesten 472
Hoe droef is 't heengaan... 604
Hoe droef is 't heengaan, zo nog 't rijke leven 604
- ‘Hoe geur je zo bedwelmend, 221
Hoe hebben nijd en golven 227
Hoe is de liefde der vrouwen? 326
Hoe kan ik die smachting delgen? 1140
Hoe klaar is de sterrelucht! 229
Hoe langer hoe meer verdwaas je; 330
Hoe men ook staar in 't brandend blauw, 746
Hoe moet ik de siersels benijden 213
Hoe mooi ons huwlijk begint! 884
Hoe op de hoge ruimte ik u hervind, 1475
Hoera voor Christus, hoera, 291
Hoera voor de hekserij! 891
Hoera voor het Spaanse volk! 185
Hoera voor Saragossa! 186
Hoe 't geurt in dit eng bestek! 1035
Hoe vaster de drift wordt geboeid, 125
Hoevelen goed rijden, snel of bedaard, 1464
Hoe ver hier deze echo schalt! 1108
Hoe wit is dit zilver, hoe rood het goud, 665
Hoe zich straks 't bestaan herneemt 1091
Hoe zou ik mijn stem bedwingen? 369
Hoe zou ik van jou ooit houden? 304
Hol huis, tussen bossen schuil. 1117
Ho meisje, ho, niet zo snel; 889

[p. 1888]

Hond in jou, 349
Hoog in een hemelse gaarde 246
Hoog op de orkaanwolk te paard! 1176
Hoor hoe de koning, de wrede, 1460
Hoor naar mijn eed! 137
Hoor! Zo is nooit gezongen! Hoor! 25, 423
Hou me vast of 't gaat er van langs! 342
Houri's, met brandgloed omspeeld, 921
Huilt mijn poes? Is 't nacht of dag? 1046
Hulde aan Edgar Allan Poe 1556
Huls en doek, in blauwe banen 29, 427
Hymne 609
Hymne aan de geestelijke schoonheid 552
Hymne aan Sjiwa 1226
 
Iberia, golfberijdster 1067
‘Iberia’, korts begonnen, 1015
Iberia, welbemind, 1095
Idool 120, 405
Ieder krijgt zo zijn eigen noodlot, 354
Ieder valt in die woeste wedren; 203
Ik begin een copla te zingen 364
Ik ben daar wel thuisgekomen 630
Ik ben de dorpsidioot, 358
Ik ben de kleine zigeunerprinses. 635
Ik ben de ongelukkige vink, 252
Ik ben de onwrikbare vesting; 223
Ik ben de rover Pastór, / Dat opperhoofd van bandieten; 340
Ik ben de rover Pastór, / Word nooit met macht overwonnen, 340
Ik ben een baldadig student, 309
Ik ben in mijn armoe rijk, 361
Ik ben 's nachts naar 't graf gekomen 239
‘Ik ben student en wens inspraak. 1677
Ik ben ziek van verdriet zonder reden 134

[p. 1889]

Ik ben zo gewoon aan venijn, 233
Ik ben zo trouw als een paard, 235
Ik besta van wat vrome gaven, 141
Ik bewaar een vuurrode anjelier 141
Ik bouw voor mijzelf een kasteel 211
Ik daalde in de duisternis 360
Ik dacht eerst in de poort van een molen, 354
Ik delf mij een graf in 't zand, 130
Ik denk dat na honderd jaren 375
Ik, die niemand wou krenken 861
Ik doolde, op zoek naar mijn bruid, 1423
Ik doolde over doodse gronden, 1144
Ik draag Schotse livrei; ben geen pijper maar drummer. 1685
Ik droomde, aan een meer te dolen, 853
Ik droomde dat het mooi weer bleef, 1561
Ik droomde, ik liet vreemde heren 1562
Ik droomde: ik was aan 't vertalen. 1561
Ik droomde: ik werd wakker bij heldere zon 697
Ik droomde ik zag Bach en Beethoven 1561
Ik dwaal. Ik adem ruimer. 30, 430
Ik ga naar de put en drink 883
Ik geef je een goeie raad, kind: 331
Ik ging voort naar het nu weer hoogwuivende gras 113, 424
Ik gooide een citroen omhoog 333
Ik gooi stenen over straat, 352
Ik had beter mijn liefde gegeven 141
Ik had een schat anjerbloemen 228
Ik had haast een copla gedicht, 364
Ik heb de Dood zien gluren 883
Ik heb een kist, geladen 233
Ik heb een poes die dol van mij houdt, 1458
Ik heb gister een brand gezien; 286
Ik heb in mijn hart veel schuilen; 360
Ik heb jouw mooie bloemen 877
Ik heb liefst een slechte vrouw: 879

[p. 1890]

Ik heb veel vrouwen ontmoet; 879
Ik heb zelf een verschriklijke kwaal, 270
Ik, Hendrik de Vries, verbolgen 1609
Ik hield mij met gekken op, 1465
Ik hoop, dat ik neergezeten 1411
Ik hoorde hoe iemand zijn pijn 249
Ik hoorde van een priester: 289
Ik hoor de vogels verwonderd aan: 715
‘Ik kocht deze dolk 653
Ik laat me een kostuum borduren, 312
Ik leef als een prinses, 297
Ik leen graag van alles uit, 360
Ik liep over 't kerkhof rond, 274
Ik liep wat ik lopen kon 1466
Ik mag niet naar de zaligheid stijgen, 344
Ik meende dat ik na jaren 352
Ik meende de maan te zien 135
Ik merk het al: ik hoef 884
Ik mocht mij naar 't plein begeven, 208
Ik moest het geloven: 146, 410
Ik ontwaakte in een vreemde kamer, 756
Ik plantte een enkle limoenboom 225
Ik roep u hier vanaf dezelfde muur 1659
Ik roep u vanaf een muur 1657
Ik ruk mij de vlechten uit, 269
Ik sidderde bij 't verschijnen 1031
Ik slenterde lang; ik zag 1075
Ik sliep, maar niet in een rozetuin. 800
Ik sliep nog kort. Wat hoor ik daar? 114
Ik speelde in de loterij, 362
Ik spreek van de mannen 318
Ik steeg naar 't hoogste element 359
Ik verkeer op de wereld niet meer, 137
Ik vermijd aller mensen gesprekken, 137
Ik vlieg door 't leven, zonder één moment 300
Ik voel me een zoon van Augustus, 1667

[p. 1891]

Ik wandel door dichte hoven 466
Ik was bij de populieren, moeder; 1523
Ik was boer, maar 't ging minder en minder, 294
Ik was een eenling, gelukkige eenling, 1227
‘Ik weet geheimen die niemand weet. 801
Ik weet niet hoe droevig, moeder, 236
Ik weet niet hoe het mogelijk is 333
Ik wendde mij waar mijn baan 1070
Ik wilde in de diepte dringen 199
Ik wilde; jij wilde niet. 261
Ik wil een bloem van die struik 722
Ik wil eenmaal die straat weer door, 129
Ik wil rusten, rechtop gezeten, 127
Ik wist hoe om onzentwil 1098
Ik wou dat er meisjes waren 886
Ik wou dat ik opklimmen kon, 258
Ik wou dat ik was geboren 371
Ik wou dolgraag dat kindje zien; 302
Ik wou ìn mij het leven hebben 204
Ik wou wel heengaan te treuren 258
Ik zaaide in de bodem 230
Ik zag een adelaar stijgen 188
Ik zag een man; 190
Ik zag eens een mensenschedel, 261
Ik zag haar boven 't graf 237
Ik zag hem. Zijn gezicht was grauw beschreid. 111, 451
Ik zag het: in je deur 300
Ik zag op naar de sterrenhemel 214
Ik zag regens uit heldre luchten, 192
Ik zei 't haar in de keuken, 332
Ik zie bij 't ontwaken 256
Ik zie je nog eenmaal weer, 376
Ik zing op zigeunermanier 353
Ik zocht heul voor mijn dorst 230
Ik zocht in 't werk van een wijze, 370
Ik zocht op zolder 1605

[p. 1892]

Ik zocht op zolder; kroop tussen de spleten 1605
Ik zoek liefst een die blank is en kuis, 327
Ik zond naar de zee mijn ogen 257
Ik zou je dood zelfs verlangen 213
Ik zou je van lust kunnen doden, 134
Impasse 1648
In Aranjuéz, in die lusthof, 337
In buitenwijken, waar meestal, 1081
In dans met een demon, half beestmens, half hond, 1166
In de dorpsherberg van Perál 285
In de gezegende dagen 129
In de hemel is God gebieder, 197
In de kerk staat, kaal en strak, 190
In de straat waar ik was gewend 254
In de tuchthuizen telt men de jaren, 207
In de woning van mijn beminde 206
In deze droevige wereld 352
Indische serenade 549
In donker denkend aan jou 228
In dromen zag ik mijn graf, 587
In een boek stond: ‘wreed vermaak’. 1270
In een boek waar mijn lot in staat 258
In een hoek waar de hoogte steil helt naar de dalling 546
In een straat, ik weet niet waar, 286
In een verschriklijke doodstrijd 377
In een vlaag van verbijstering 1570
In een woning in de stilte 239
In ernst, mijn wakkre vriend: dit valt mij bitter tegen. 1492
In fijne, nette liederen 272
In Granátula heb je mieren, 283
In het Baskenland 606
In het hoogst van de hemel 185
In memoriam Henriëtte Roland Holst 1588
In mijn kindsheid kwam de Ellende 249
In mijn lange gevangenschap 208
In mijn vroegste jaren was ik 516

[p. 1893]

In perk en vaas bedroop de dauw 38
In Pózo la Sérna 281
In 't boek der levenservaring 259
In Teruél, daar krijg je 284
In 't gebergte woedde een strijd van draken: 1495
In 't midden van 't grote plein 350
In 't paleis hangt oproersfeer, 1350
Intrincadas espesuras 1217
In 't rotsig dal zuchten zangen 1057
In 't voorjaar, in de zonneschijn, 1599
In 't zwart haar drie zwarte rozen, 740
In Valdepeñas: de bluffers; 275
In Valéncia, daar is 't vlees gras, 276
In zijn moeiten streed ze mee. 1365
In zo'n jammer staat zul je leven, 268
't Is een wonder bij de Aragonezen 277
Is het waar dat liefdes je krenken, 133
't Is in 't vroeg-warm welgezind 1142
Is je moeder op mij niet gesteld, 331
Is je moeder trots op haar geld, 234
Is mijn zingen ook minder fijn, 365
't Is nu weer vastentijd, 887
't Is raar dat jij 't niet verdraagt 888
Is 't waar, zou 't een ziekte wezen 376
't Is uit met het echte zingen, 869
 
Ja, de oudste was kalm en knap. 1352
‘Jager, die hier tussen muurstrakke steilten in ruisende kloven uw boog spant - 500
Ja, nu dansen. Ik wil. En de danswijs komt: 798
Ja: 't groot gevaar is lang afwezig. 1579
Jawel: - ‘Eén verwenste rommel, 1662
Je bent lelijk als een wolvin 271
Je bent reiner dan 't morgengeschitter, 134
Je bent zo rank en zo zwierig, 221
Je blijft hele nachten zoek; 269

[p. 1894]

Je doet goed, je flink áán te stellen, 301
Je ging weg, je hebt mij verlaten. 137
Je hebt zoveel verbeelding, 296
Je leek me zo'n roosmarijn. 871
‘Je liegt’, hoorde ik iemand zeggen, 886
Je lijkt een struikje vol bloemen 126
Je lijkt met je praalvertoning 301
Je moogt naar de klokken horen: 240
Je praat zo rond als je wijn drinkt, 362
Je zegt, je wilt me niet hebben? 336
Jezelf heb je lelijk verklapt, 332
Jij bent vuur en je bevriest mij, 355
Jij danst gauw je laatste wals: 268
- ‘Jij dappere smokkelaar, 341
Jij hebt met een stoute roof 217
Jij meende maar dat ik plezier vond 330
't Jongetje rustte op een weelderig bed. 747
Jonkheer Barthold Entens van Menteda 1619
Jou vergeten kon ik alleen, 132
Jouw kijkers lijken wel rovers 215
Jouw liefde en de liefde van mij, 140
Jouw liefde is een modderpoel. 131
Jouw man en mijn man hebben 316
Jouw ogen, dat zijn geen ogen 245
Jouw ogen, jouw prachtige ogen, 882
Juanita had al een zoontje 885
Judith 1557
Juichzang 93
 
Kan de vrouw 't kwaad niet beseffen 372
Kan ik hier jou alleen vervloeken 127
Kelken, in schemer verdoken, 107, 449
Kent gij het land waar de limoenen bloeien, 533
Kerkhof Ohlsdorf 169, 475
Kermiskabaal snerpt en snijdt, 1032
Kermislawaai. Meegenomen 1323

[p. 1895]

Kerstmis. Dik-besneeuwde straten. 1262
Kille tocht woei door 't wachtend paleis. 771
Kind 1369
't Kindermeisje had verteld 1322
Kind, geef mij mijn kroon weerom. 840
't Kind ging 's nachts weer aan de dool, 1156
Kind, je vindt je misschien heel mooi, 270
't Kind, lang bestraft om kerk- of schoolverzuimen, 1235
Kind, moet je als een ooievaar lopen? 303
Klaas Groen! 't Was erger dan vermetel! 1488
...Klein, dat hij naar buiten liep 904
Kleine balladesken 1235
Kluizenaar op ‘'t Woeste Hoekje’? 1558
Knaap, mismaakt en misdeeld. Plotse hoop, wreed verstoord. 1680
Kom ons niet met je coplas aan, 365
Komt misschien ooit een Christenziel 205
Kom vanavond aan de achterdeur, 252
Kom weer voor dat raam als je durft, 271
's Konings dochter is lieflijk en stil en schoon. 826
Koorts 25, 423
Koortsig dorsten. Schaduwspeling. 1102
Koper schudt in koopren bussen. 1039
Koraal der harten 1656
Kortstondig - als door de donder 932
Krijg de rechte slag maar beet: 1675
Krijg je spijt in je later leven, 133
Kroniek der poëzie 1534
Kroonjuwelen. Millioenen gloedfestoenen, 1378
Kroonluchters. Een grootse zaal. 1127
Kunstbedervers die de natie 1670
Kwam de maan te vallen, en ik 298
Kwam een kat hier bij jou naar boven? 289
Kwelling 114
 
Laat een liefde die sterven gaat 267

[p. 1896]

Laat engelen in de hemel 343
Laat niemand in trots beweren: 199
Laatste blik 60, 444
Laat ze maar schreeuwen van 876
Laat ze woeste krijg beginnen, 591
Laat zien, wat voor hemd heb jij? 884
La Máncha daar danken wij voor: 277
Lampdoorgroende ramen bestaren 't grachtenkroos. 1452
La muchedumbre la adora, 1206
Landschap 150
Land van Castilië, uw vereelte handpalm 608
Landwijn, droog brood en olijven. - 1308
Langs de bergkaap die de naam heeft 494
Langs dompe straten 600
Langs 't roezig bedompt lokaal 1354
Las dos rabiosas 1210
La selva se entenebrece. 1183
Laten ze praten van Simson, 340
Lenoor 557
‘Leurder met funeste waar, 1676
Leve de zon, leve de maan, 187
Leve dit raadslig bestaan, 1107
Leve Hij die geen einde vreest, 353
't Leven is een maskerade, 357
Leven op een vreemde ster 41
Lied 587,
Liederen 581
Liederen op Spaanse motieven 1466
Liederen vullen me als proppen, 363
Liedren, mijmrend meegezongen, 183
Liefde, brandfakkel, onuitbluslijk woedend, 607
Liefde is een bedrog, 329
Liefde is een heilig vermogen 247
Lief en vriendelijk toch van zon en maan, 700
Liefste kom, bos en tuin gingen groenen, 728
Liggen uw volken verslonden, 526

[p. 1897]

Lijkzang 599
Limoendronk bij felle zomer. 1106
Lofzang 1374
Lo mejor del mundo: España. 1208
Loopings 1456
Loop, kindje, loop, 307
Los dos géneros del estro: 1209
Los dos novios 1216
Lucia 165, 468
Lucia 1370
‘Ludiek?!’ Revolutie-ziek 1670
Luid smekend, over 't onbewaakte geld gebogen, 480
Luidt voor mij geen klokken, 377
Luister aan de kroes als ruishoorn: 1433
Luister, broeder, ik roep u luid, 1657
 
Maakte God jou tot een hond 873
Maakte uw onbeschaamde troep 1674
Maan, gij, wier glans 1524
Maantjerond! 308
Madrid is een schandvlek van 't land, 278
Mala suerte 1217
¡ Maldita sea la guerra, 1216
Man op de muilezel - mijn wrat 348
Marcelein ging uit om wijn, 306
Maria: gebarsten steenbeeld 1061
Maria, hoogvereerde, 346
Maria, hoor ons, 245
Maria, luister 244
Maria, Maria, 244
Maria, moeder des hemels, 1430
Maria, verhoor ons, 244
Maria werd neergedragen; 191
Mariquíta, Mariquíta, 330
Martial music 1685
Mathias Kemp's gedichten meer dan ‘vergulde stof’ / Puur  

[p. 1898]

goud', oordeelt een dichter; strikt metrisch in zijn lof 1541
Me dunkt, je geboortedag 301
Meer dan de sterren ben jij, 214
Meester, die uit zonne- en zieleschemer 1624
't Meisje lag in slaap verzonken 1525
- ‘Meisje, reik me de band, 320
Meisjes van La Tórre, 279
Meisjes van Manzanáres jagen 284
‘Meisje, waar ben je zo lang gebleven?’ 730
Menige onmachtige kinkel 1675
Men is beter neger en rijk 197
Men kan haast op regen rekenen 339
Men scheldt mij voor naijvrig, 230
Mensen, weg voor mijn gezicht: 1425
Men stampte rondom zijn verwarring-stichter, 36
Men vist met angel en draad; 205
Men vraagt niet bij vrome werken 195
Men zegt, als rijken drinken: 197
Men zegt van de koningsadelaar 235
Met bedroefde muziek werd ze binnengeleid, 828
Met blij verwachten geladen 201
Met een bruin als van jouw kijkers 215
Met een dreiging van onweer bevracht 758
Met een roffelslag opgezworen 384, 418
Met een ziel waar de somberste wolken in stormen, 778
Met haar woorden, mooi als 't kwelen 112, 452
Met hart en ziel toegewend 1019
Met het vel van je lieve schat 343
Met hoeveel wellust wou ik 216
Met mijn muilezel en mijn vrouw 880
Met mokersalvo 's barst gebral als bommen. 1415
Met mompelende tongen 324
Met ouders en broers op straat. 1279
Met reden schreeuwt ge om wraak, o beeldenstormer, 641
Met versmalde en heengesmolten hoornen 520

[p. 1899]

Met vijftien jaar zijn de vrouwen 326
Met zijn doek bedriegt hij de stier, 316
Middag 70
Middeleeuwse liederen van het Spaanse volk 1521
Midden tussen de disteltakken 209
Mignon 533
Mij is de woning bereid 140
Mij lust het, een lofcouplet 1083
Mijmring op een plein, met pover 1286
Mijn bloed schroeit in duizend vuren 374
Mijn broek is afgezakt. 884
Mijn broer 35, 432
Mijn broer, gij leedt 35, 432
Mijn bruintje maakte een kostuumpje 298
Mijn dochter weet wie ik ben. 735
Mijn dompig lijkgesteente ontsnapt, aanhoor ik 't zingen 1625
Mijn dromen die zijn een tuin 378
Mijn duif, trouwe liefdebode, 837
Mijn echtgenoot is dood; 318
Mijne Heren, 1586
Mijn ezelin wil meer voer, 881
Mijn gitaar mag mijn doodkist worden 360
Mijn hart wil ik je geven, 222
Mijn hoogmoed wil haar vervloeken, 376
‘Mijn kind, je ziet bleek als was, 238
Mijn lange slaaploze nachten 129
Mijn leven 1652
Mijn leven, 1652
Mijn liederen zijn als de wind, 362
Mijn liefde is te groot voor de aarde 342
Mijn liefde zal toch vergaan, 257
Mijn liefste is een page vol tedere schroom, 726
Mijn man zegt vaak: - ‘Ik smul 317
Mijn misdaad is ontzettend 1011
Mijn moeder heeft mij gevraagd 186

[p. 1900]

Mijn muziek is een oorlogsram. 145, 409
Mijn overbuurvrouw spiedt 324
Mijn poppen 1602
Mijn poppen kwamen trip-trap naar boven, 1602
Mijn schoonmoeder, in haar graf, 875
Mijn schoonmoeder ligt op sterven; 323
Mijn schoonmoeder nam ik mee 322
Mijn schoonmoeder wordt begraven; 323
Mijn vaderland Litouwen! Uw innigst bekoren 1628
Mijn vrienden vinden van mij: 224
Mijn vrouw had een goeie roep, 273
Mijn vrouw heeft schurft aan haar scheen, 881
Mijn ziel hangt in mij te treuren 236
Mijn ziel trilt bij de gitaar. 369
Mij schijnt hier 't woord ‘modern’ gelasterd. 1575
Mi Morroña zalamera, 1193
Minnares: in uw stille woning 736
Minstens vijftig mijlen dieper 323
Mist, regen en vorst verwaaien 1427
‘Mizo, poesje 305
Mocht ik maar vluchten, ver hier vandaan, 720
‘Modebewust’ moesten heten 1670
Modern baanbrekerschap 1663
Moeder: een van zulke heren 1145
Moeder hing 't amulet op mijn borst 202
Moeder mijn hart is gestolen 331
Moeder van smarten 191
Moeder was een zigeunerin; 300
‘Moeder, zie wat een mooie fee.’ 701
Moest ik zoveel mijlen reizen 385
Mogen raven je ogen doen bloeden, 266
Monotheïstische liturgie 1379
Montserrat 110, 476
Moog daar een straal uit het zwerk slaan, 890
Mooie Kerstnacht, mooie Kerstnacht, 192
Morgen 1388

[p. 1901]

Morgenschemer 62
's Morgens, in de kathedraal, 1099
's Morgens naar de kerk, 269
's Morgens vroeg toen ik op was gestaan, 626
Muchachito soñoliento 1200
Murcia, tu nombre me suena 1197
Murcia: woord vol bekoring, 1104
Muros firmes. Techo fijo. 1190
 
Naar de duisternis 1395
Naar de Moren moeten ze toe, 202
Naar de Noorderkerk, steeds vol stem en galm, 989
Naar de zon ging mijn afgunst heen, 1426
Naargeestig schuifelen de werkers, vroeg en laat. 45, 429
Naar Indië trekken velen 195
Naar spelonken van eeuwig zwijgen 133
Naar zee, hout en touwen! 372
Naast elkaar lopen wij gespannen 356
Na bonte en rauwe vermaken 1034
Nacht 179
Nachtlied 30, 430
Nachtpaleis 46
Nacht ruist om de lege alleeën. 1296
Nacht van geheimenis vol; 855
Nachtverblijf, moeizaam verkregen. 1060
Nachtwereld, in sneeuw begraven, 920
Na dagen spuit het rijk een schot 11
Na een donderknal was 't raamluik 496
Nagekomen opdrachten te plakken in E. du Perron's ‘Uren met Dirk Coster’ 637
Na kortstondige weifling weer onverstoord, 987
Na mijn reis was 't huis verlaten, 109, 454
Na nacht- en dagreis door Frankrijk 1019
Napoleon kwam voor de hemel 295
Naschrift Pieter Monti 1535
Na stompzinnig herhaalde wijzen, 161, 399

[p. 1902]

Na 't rusten verkent hij 't klein 1293
Na 't schrikbewind van de beulen - 936
Natuur, macht van goed en kwaad, 1221
Na Vondel's kathedraal: zijn orgel, 't Licht bezingend, 1556
Na zijn misdaad kwam de slaap 941
Nee: gij schrijft ‘niet voor Jan Lul’. 1670
Neem alle schatten, prinses, onze ziel en ons leven; 128
Neem een ei van een uur, 311
‘Neen, moeder, zo laat ik mij nooit verkopen: 810
Nergal. Hymnen 393
Nergens deur noch venster open, 944
Nevens ijver van leger en burgerij, 982
Nicht is bezield van de satan, 887
Niemand wil bij de bron meer komen 234
Niet enkel prins Maurits dolf ons een mijn, 963
Niets dat voor die zon beschut. 1103
Nieuw praatgezelschap dat grapjast 1023
Nobléjas mag zich herdopen 278
Noche eterna. Niebla flota. 1207
Noch je vader, noch je moeder, 135
Nocturne 152
Nocturne 1240
Nocturne 1650
Nocturne I 108
Nocturne I 449
Nocturne II 109
Nocturne II 450
Nocturne III 111, 451
Nocturne IV 112, 452
Nocturne v 118, 453
Nocturne vi 119
Nocturne vi 454
Nocturne vii 455
Nocturne viii 456
Nocturne ix 457
Nocturno festivo 1679

[p. 1903]

Nocturno silencio. Aroma 1182
Nog eenzamer ben ik dan 't uur 234
Nog kocht ik 't volgende lied 1078
Nog koestert hier 't avondrood. 1020
Nog mijm'rend vragend wat zij had gesproken 1393
Nog voor zich al 't volk vergaarde 1148
Nog zie ik hoog bij zomernacht 245
Noodweer 177
Nooit had ik als vriend u meegenomen 1412
Nooit weer naar dat schandlijk spel? 1050
Nooit zal hier in zijn zegewagen 187
No soy tal poeta de ahora 1181
Nu dool ik door dit gebied 1089
Nu gelooft wie mij lachen ziet 131
Nu ging zijn broertje naar school. 1325
Nu ik mijn steun heb verloren 254
‘Nu ik van jouw trouweloosheid weet 748
Nu ik voor aambeeld nog dien, 338
Nu jij me wilt voor verloofde 888
Nu kwam in de poort van de kerk 314
Nu meldt ons de sterrewacht 330
Nu, nu ik liefde ken, 1147
Nu schijnen de mensen sterren, 240
Nu verneem ik dat je trouwt. 325
Nu weet ik wat ons van elkander scheidt 115, 459
Nu wil je een piekfijn kleedje, 303
Nu wou ik een boze tocht zijn 209
 
Oceaan 63
Ochtendglans, nog ver en schuchter. 1300
Of de wegen, moe van stijgen, troostloos nijgen, 386
Of mens en wereld een spel waar, 946
Of 't grote mannen zijn, 319
Of 't leken zijn of priesters, 200
Of ze elkaar zochten en schuwden, 757
O gij, die om u glans als vleugels breidt, 67

[p. 1904]

O gij, meester Mano, meester Mano! 1497
O gij wie heel 't bestaan één juichend lied 1668
O Heer, gij die lijdt aan uw schepping, 609
O Hendrik, ontsteld 1612
Omdat hij slecht was gegrond 222
Omdat ik ‘Leve de wellust!’ riep, 267
Omdat ik tot een meisje zei: 345
Om de sneltrein schrikken scharen 1287
Omgesmeed in heetste vuren, 1651
O moerbei zo zwart en zoet - 377
Om over jouw liefde te klagen 376
Omstreden Groningen (1227) 1616
Om 't ‘communistisch gevaar’ 368
Om te zien hoe oud een paard is 880
Om 't gedwee dienend kind zweefde een tovermacht. 819
Om 't hartverplanten te leren 1675
Om zijn moed en om zijn min, 128
Onaardse levensvormen 1384
Ondankbaar is 't copla-dichten: 364
Ondanks allergeweldigste regen, 1499
Onder de bomen 707
Onder gindse groene olijfboom 225
Onder neerhangende takken 708
Onder schaduw van dorre olijven 196
Ongedierte wil beginnen, 1036
Ongelooflijk wilde dromen 1395
Ongelukkig is de landman 293
Onkruid woekert wellustig om steile randen. 814
Onlangs, na een wandeling, 313
Onmenslijke hartstochten, kom, 141
Ons aardrijk vaart op vlagen voort. 14
Onstuimig als 't gehuil dat bulderde aan de boeg 1418
Ons Woeste Hoekje 1558
Ontbloeide wereldstelsels blaken, 87, 395
Ontferm u, heilige Moeder, 1430
Ontviel hun spoel de Nornen? 645

[p. 1905]

Ontwaak uit uw zoete slaap 218
Ontzaglijk zwarte wanden 86
Onweer 54,440
Onwetendheid en bezitloosheid 198
Onze vloot, bevracht als nimmer, 497
Ook al haal jullie hier in de straat 335
Ook al zetten je ouders voor 't huis 335
Ook hier in dit park ontbreken 1043
Ook jij kunt niets beginnen 231
Ook wanneer ik daar zwaar gewond lag, 263
Ook wanneer ik tussen de bloemen 132
Oorlogs-tarantella 23
Op aarde wandelt een sterrenkind. 661
Op Albert Helman's ‘Mexico zingt’ 649
Op Alfred Rosenberg's ‘Mythus des zwanzigsten Jahrhunderts’ 654
Op A. Roland Holst's ‘Een winter aan zee’ 645
Op A. Suidgeest's ‘De gouden stad’ 650
Op de bergsteilte Gurugú 185
Op de kermis in Zaragoza 880
Op de sonnettenprijsvraag der Maatschappij voor Letterkunde 1566
Op de weg die naar 't geluk voert 361
Op deze bolronde wereld 345
Op Dr. D.G. van der Vat's ‘Poetic Principle of Edgar Allan Poe’ 652
Op een fijn Moors doek in een winkel 252
Openbaring 85
Opgeschrikt na dolle dromen. 1037
Op Jan H. Eekhout ‘Hafische strofen’ 653
Op Jan H. Eekhout ‘Harmonica liederen’ 653
Op J.W.F. Werumeus Buning's ‘Voor twee stuiver anjelieren’ 643
Op Menno ter Braak's ‘Demasqué der schoonheid’ 646
Op Menno ter Braak's overigens welkome brochure ‘Het nationaal-socialisme als rancuneleer’ 641

[p. 1906]

Op mij drukt een vloek 141
Op moeders graf zeeg ik neer, 375
Oproer, hoog in de lucht; vage ruiterscharen 795
Op Slauerhoff's bundel ‘Een eerlijk zeemansgraf’ 644
Op 't kerkhof kwam ik, en schreide 259
Op 't verweerde steen, van de jaren verzwart, 606
Op zee, op de grote zee, 886
Op zolder wandelde een vrouw: 1321
Opzwevend of ongesmeten f - 1331
Orkaan 34, 425
O Storm, die de dampkring met grauwheid bemantelt 396
Osuna. Hoog stenig pad 1101
Oud is uw stamboom, 296
Oudmodische romance 1692
Overal bergen van bloemen. 953
Over dromen zoals mij kwellen 238
Over eer mag ieder graag spreken - 296
Over 't veld klonk geroffel en geroep. 714
O vrouw, van God geloofd, 188
O wee die zigeunerinnen! 288
Ozymandias 1461
 
't Paard staroogt, want het ligt in 't ruim gesmeten, 387
't Paleis waar wij zouden wonen, 857
Pan Tadeusz 1628
Paula 71, 446
Perzische arabesken 387
- ‘Petenéra, geef mij een roosje, 216
Peter de kabouter kon geen dag meer werken, 845
Pieter Monti is ‘er kapot van.’ 1536
Pieter Monti schreef een betoog, 1538
Pluk nimmer de kalkoen, kind: 329
Poes 1601
Poes, als je lief bent, gaan we op reis, 1601
Poesia moribunda - 1191
- ‘¿Por qué, madre, constreñirme? 1210

[p. 1907]

Practical joker, mystificateur, 1615
Preludiën 1221
Priesters, maar achter hun woorden 1063
Princesita gitana 1212
Profetes met het gluiprig en bars gelaat - 813
Puinsikkels krakten door elkander op de vlakten. 41, 487
Pyreneeën, uw sneeuw is rood. 599
 
Raaklings voorbij steeds de stier! 1149
Ramp 42, 434
Rechtstreeks, de taal van 't gevoel. 1123
Redeloos woedde de weerlichtstorm, 40
Reeds voelt zich dit volk verlost 1066
Reggie Scherpbier, in 't Beerenhuis 1510
Reinold Kuipers, mijn vroegere buur 1517
Religieuze liederen (hoofdzakelijk processieliederen) van het Spaanse volk 1427
Rembrandt 1624
‘Rendez-vous met een Remington’ 1517
Retiro 1117
Retraite 1651
‘Ridder, zusterlijk beminnen 535
Rijke vallei der Jilóca 242
Rijk gewelf in troostloos duister. 1284
Rijmantwoord 1490
Rijmbrief aan de danscriticus ad interim van 22 december 1488
Rijmkritiek 1501
Rijmkritiek op een droogkomiek 1570
Rijmkritiek op ‘Levensgedichten. Verzen die ieder begrijpt’ van Tineke Hofman-de Vries 1478
Rijmkritiek op ‘Schoolmeesterschap, paedagogische poëzie van Jan Boer’ (met voorwoord van Theo Thijssen) 1483
Rijmkroniek... ernstig te nemen! 1559
Rijzende schaduwen dreigen alom. 802
Rijzig staat ze in streng gewaad: 1446

[p. 1908]

Rita's hoepel, met gezwiep, 753
Roemrijke Sebastiaan, 346
Roep niet ijdel naar alle kanten: 194
Rollende wolk, schuine zuil. 1059
Romance 1464
Romance 1643
Romancen 1437
Romancen (uit: een cyclus ‘Tovertuin’) 1458
Romance van de maan, de maan 1493
Romance van het blanke meisje 1531
Roodgouden asterknop, hulpeloos wiegelend 848
Rouw om geblakerde muren, 355
R. Scherpbier in 't Beerenhuis 1510
 
Salamanca - hoeveel jonge baasjes 309
Salamander zou ik me wensen: 265
Samenhorigheid met Spanje 1655
San Cárlos del Válle: - 281
Sangre torera 1259
Santa Catalína 307
Santa Ríta-riet 307
Sant in 't verse politoer, 292
Saragóssa die grote stad! 278
Saragóssa heeft zijn pilaarmaagd, 278
Scheemrige vijver, beweegloos; 849
Scheerlingbloemen 1661
Schemerlamp, ginds, in 't salon! 1092
Scherzo 1645
't Schooiertje in lompen vertelt 1044
Schoon als een gloor... 603
Schoon als een gloor van roerloze avondstonden 603
Schoon eiland, waar de lieflijkste aller bloemen 559
Schoonheid van Andalucía, 1423
Schoonmoeders en schoonzusters, 875
Schots en Spaans 1679
Serie ‘De Windroos’ xv-xxi 1576

[p. 1909]

Sevilla, mijn Sevilla, 251
Shadow-peopled infancy 1317
Silenen 107
Simulacros milagrosos 1184
Sinds de eerste kindsheid was ik niet 560
Sinds de mode werd ingevoerd / Van de voorhoofdkrullen 312
Sinds de mode werd ingevoerd / Van poeier en corset 312
Sint Jan bij Magdalena, 890
Sint Pieter was kaal - een muskietje 308
Slagen van reuzenhamers. 764
Slakje, kruip je huis toch eens uit 306
Slavin, prinses, mijn vreugd moet 232
Sla vrij de vuisten te bloede 870
Sluimer kwam over mij. 518
Smerige woorden zijn eerlijk. 1663
Sneeuwklokjes 1599
Snel donkert het bergverschiet, 110, 476
Snelle groei 178
Snelle groeisels die zich verhieven 1169
Snoezepoes 1600
Snoezepoes en poezesnoes, 1600
Soledád Montóya 612
Soms benijd ik de regens en winden 266
Soms door 't open wijd gebouw 1054
Soms droom ik dat alles een droom is geweest, 1391
Soms meen ik dat jij verscheen: 255
Soms onachtzaam heengesmeten 1123
Soms rolden de bommen in bochten rond 990
Soms rust ik, en verpoos 255
Soñé volver hacia España. 1195
't Sonnet is wel een eng en streng bestek. 1566
Sordo 385
Sotternie 1671
Soy chiquilla princesa gitana. 1212
Spaanse coplas 368

[p. 1910]

Spaanse volksliederen 1411
Spanje, gevloekt en aanbidlijk, 1051
Spanje! Vlakten, rotsvalleien, 1281
Spelende beeft zij de oever gevonden, 743
Stad en Lande waren, geen honderd jaar 965
Stadsgezichten 1386
Standvastigheid blinkt zelden: 231
Steeds nabije vreemdling die elks heengaan 1594
Steeds op de stenen der straat 263
Steeds weer als wild opgejaagd, 1131
Steelwaaiers boven asmoerassen. Geelgeharte 176, 484
Stekelige muren. Ruige korsten 1654
Stelsels in wenteling! Stralende scharen! 94
Stem der stilte 100
Sterk, boven eigen kracht mijn ellende bedwingende, 769
Sterrenwerelden 483
Sterrenwolken 1378
Stijg uit walm van oerdoem 504
Stilte: - krijgsmars der zonnenzwerm 151, 393
Stormdans 51, 437
Storm druist over verre zeeën, 950
Stormlied 164
Strak perk, waar 't sierlijke spel 1048
Straks, wijl vuur- en bloedpaleizen 759
Streektaal, hem innig behorend! 1649
Stuntvlucht 1418
Stuntvluchten, door mij gekend. 1230
Stuntvluchten 20'er en 30'er jaren 1230
‘Suite in december’ 1529
Surge una palabra suelta 1192
 
Tafelgerei glanst op linnen. 1338
Taracéna ligt op een hoogt' 242
Tarantella 151
Tarantella's 461
Teedre gitaartoon: verbaal-zang, 918

[p. 1911]

Tegen de helling, tegen de helling 199
Tegen de liefde 1443
Tegenspel 1646
Tegenwoordig is alles puik, 356
Te gerechtig word ik gewroken 264
Te groot stonden de ogen van 't meisje 245
Tekenaar, schilder en dichter 1580
Telkens, of 't een rijke vangst geldt: 1563
Telkens weer als ik hoor preken 359
Te midden van 't weldra verdrinkend land 971
Te middernacht, in junimaand, 563
Ten hemel daavren schoorsteengillen. Akker 156, 417
Ten hemel steigeren burchten, steden, 763
Tentoonstelling beelden, plastiek, 1501
‘- Terug! Onder somberder luchten 588
Terwijl de negervorst zijn hut kwam uitgetreden 43
Thans elke tak neergekraakt? 1065
Thans keurden ze saam Hollands houding af, 966
The Battle of Bannockburn (1314) 1686
Tien jaar na de dood, van de maden 126
Tien jaar na 't eind van mijn leven, 132
Tinta de intensa negrura 1190
Toch de trein, die traag zich hijst 1343
Toch rijkdom, toch zin, toch reden, 1103
Toda la tierra es extraña, 1202
Toen de Germen boven diepverzwolgen gronden 507
Toen de wijze koning Trohep 512
Toen de zondvloed begon, toen zeiden 344
Toen God het egelzwijn schiep, 886
Toen ik de trap afging 273
Toen ik naar mijn cel moest opgaan 373
Toen ik, terug van de houtzagerij, 1645
Toen op Goeie Vrijdag 313
Toen 't meisje van 't brugje keek 210
Toen 't meisje vroeg: ‘Komt mijn liefste weer?’ 696
Toen 't vuur de zon was ontnomen 1429

[p. 1912]

Toen vergiftiging in 't bloed 1233
Toen we in de schoolbanken zaten 1049
Toen ze hoorde dat jij me woudt hebben 332
Toen ze zag dat haar echtgenoot naakt was 315
Toggenburg 535
Torrenuéva heeft geen wijn of bier, 275
Tot sluiting van 't zevental: 1537
Toverkring; perk der demonen. 1053
Tracht niet uw ziel te verreinen 193
Trein in de nacht 1653
Tremolo martellando 384
Trok één met Gods vaandel kloeker 1162
Trots dood en tijd 147, 411
Trots kind. Zwoelrond: robijnvlam. 69
Trouw aan 't woord mijns priesters, rukte ik 1597
Trouwen kun je met wie je wilt, 338
Trouw met een koetsier: 337
Tuin 75, 447
Tumult op steilten. Vuren, draaiballons, 155, 416
Tussen bergen, wit van sneeuw, 1692
Tussen donkere bossen school 742
Tussen heuvelen en dalen: 1084
Tussen stenen ben ik geboren, 204
Tussen zwarte gordijnen loeren 334
2e Lofzang 20
Twee en twintigste deel 1548
Twee grotesken 1689
Tweekleurig verlichte wildernis 175
Twee mannen met één vrouw - 318
Twee poëziereeksen 1576
Twee Schotse verzen 1684
Twee vrienden zagen elkaar 239
20 jaar Friedel en 12½, jaar Gretel van Bruggen 1506
 
Uit een gleuf tussen brokken graniet 153, 414
Uit geboortestand van sterren 1225

[p. 1913]

Uitgewoed was de krijg. - Bloed en tranenstromen. 684
Uitgeworpen, tot afschuw der mensen, 594
Uit gierende stormnacht, eer 't morgenlijk gloedrood 489
Uit Hem 84
Uit Kastilië 1606
Uit Morál komen drie mannen, 284
Uit 's hemels ruim beweegt getik 16
Uit woeste vliegdroom verzonken 923
...Uit zoveel stampvolle zalen 1560
‘Ultimatumreeks’ 1 en iii 1579
Uncanny Hielan'-fling 1680
Uw bleek gelaat is als nachten 1424
Uw echtgenoot zoop zich dood; 319
Uw haar is van goudgeel vuur, 130
Uw Heilige Wil gedoge 370
‘Uw lamp wilt u straks wel doven?’ 1045
Uw liefde, uw hartstochtsverlangen 925
Uw org'lende oceaan, Uw stemmeloze sterren 39
Uw overschaduwde handen 1656
Uw vuur zal mij niet meer schroeien, 248
Uw ziel, bevrijd uit 's aardrijks kerkerwanden, 556
 
Vaardig dier, dat voor een koningsvrouw 1435
Vaarwel. Nooit mocht ik aanschouwen 752
Vader is wit als een lijk: 334
‘Vader, lijk ik op die vrouw?’ 755
‘Vader, luister toch, vader: ik dorst nooit spreken, 683
Vader slaat mij met een rijzweep 334
‘Van de heksendans maak ik geen vertoning 677
Van de vijfentwintig hokken 208
Van de wijsheid geen lof gezongen, 354
Van die heilige in die kapel 292
Van een vijgeboom, zwart en kaal, 325
Van God zul je 't loon ontvangen 262
Van honden zie je 't gek wispel, 878
Van krankte en honger geveld 1425

[p. 1914]

Van liefde zou ik begeren 1411
Van 't geklop zijn mijn handen 239
Van 't zuiden weg naar 't stadswesten, 1268
Van vensters aan de straatzij 329
Van vierentwintig latten 337
Van wie die graftekens noemen 377
Vast is mijn hoop en geloof, 224
Veel beendren; zandrig delfsel. 939
Veel hoop kreeg haar loon in hoon. 1109
Veilig, met een rots tot schutsel, 509
Veld, met vruchten overladen, 102
Verbijsterd als immer. Dwalen 1047
Verblinde storm, welks drift met ondergang 164
Verblinde vervoering 1229
Verdriet voor jou en voor mij 224
Verdronken 115, 459
Verdwaald 33
Verdwaald bij de woeste wind 371
Vereenzaamd 472
Verering 88
Vergeet ik mijn huwlijkstrouw? 319
Vergelding 58
Vergelding wordt voor wraak gescholden 1676
‘Verhaal ons nogmaals, o siersteen, 738
Verhaalt hij als van één tocht 1114
Verheft uw ogen, aanschouwt 190
Verkeersknoop 63
Verkeert ge in de grote wereld 194
‘Verlangen’ heette zijn vers. 1536
Verlokking 605
Verloorne, wuft als de zeemaagd 1141
Verloren 29, 427
Verlossing 37
Vermaningen en bemoedigingen aan Gerard den Brabander, bij zijn ‘Gebroken lier’ 647
Verrukking aller uren van mijn leven, 136

[p. 1915]

Verschijning die nog volhardt 1133
Verschijn, vertoon u voor 't venster / Dat uitziet op de rivier; 219
Verschijn, vertoon u voor 't venster, / Schoonheid in bloei als jasmijn, 219
Verslonsd als een rotte kip 873
't Verstand onzer heersers timmert 295
Verstolen, wellustig minnen, 947
Verstoteling 44
Verteert zichzelf de flambouw 1175
Vertoon u, schone, voor 't venster, 219
Vertrapt van jouw ongenade 871
Vertroosteres aller zielen 1428
Vervallen woning 32, 428
Ver van elk bewoond gehucht 1238
Vervloek te k ikker, vaar uit, 348
Vervloekt en eeuwig verfoeid 206
Vervloekt is de zon bij nacht, 299
Verwachting en bange weemoed 1110
Ver weg, 1653
Verwelkomd met wuivende juichende groet 981
Verwijderd zong nog steeds vijandig zoemen 169, 475
Verwonder je niet, wanneer je 336
Verzen van de Hoogvlakte 1475
Vier kleuren gaan door de sluier 211
Vier torens beheersen 211
Vier weken, met kort onderbreken, klonk 1000
Vier zwarte zusters - wie wordt zijn bruid? 789
Villafránca staat in brand. 283
Villanuéva de la Fuénte: 275
Vliegtocht 73
Vlinders en vogels, nooit moegestoeid - 716
Vloek de oorlog, want hij heeft schuld 225
- ‘Vloek op ons, en gans Atlantis, 502
Vloek over de keuken, 269
Vluchtend voor een luidruchtig span 274

[p. 1916]

Vlucht voor de vredige en armzalige min 1642
Voel je soms omstreeks middernacht 134
Voert gepeupel schrikbewind? 1673
Vol gespartel van schaduwgedrangen, 463
't Volkslied groeit als een eeuwenoud wonder: 183
Volk van Móra, daar dreigt gevaar; 283
Voor altijd blijf ik alleen, 371
Voor de bisschoppen zijn er de mijters 316
Voor de mannen die 't geld ontberen 293
Voor de scheidsmuur 1385
Voor de tweede maal 1673
Voor een winkel huilde een man 318
Voor hem die zijn afgod in 't stof heeft vergruizeld 1389
Voor mij blijft het altijd nacht, 249
Voorspook 157
Voor 't eerst in 't beweegloze toverwoud 465
Voor 't krijgmanschap mislukt, koos Bilderdijk 't bezwerend 1564
Vooruit, ga naar 't veld en huil 351
Vooruit, zeg aan je moeder 889
Voor vijftig jaren 1247
Voorwaar: ‘sic transit gloria.’ 1483
Voor wie dicht ik in mijn droom 370
Voor wie van de kunst bestaat 1559
Voorzegging 1005
Voorzeker: niets aangenamers 1035
Vorstin en schilderes 1539
Vreugde 92
Vreugde om 't eind, steeds meer nabij, 1222
Vreugde! Vlag waarnaar dit leger voorwaarts dringt! 92
Vreugd heb ik nimmer ervaren; 260
Vrieskou, die moordzuchtig woei. 1234
Vrij! Vrij! Weg van school! Een hartklop 1259
Vrijwillig in kil gevang 1118
Vroeg, toen 't in de verte al dag was, 897
Vroeg voelde ik vlammenspel vlijmen, 1051

[p. 1917]

Vrome heks en wulpse non, 1100
Vrouwe van smarten, treur niet: 346
Vrouw, tot wie elke lijder vliedt - 225
 
Waar ben ik nu toe gekomen? 374
Waar de pijn zich in stilte smoort 227
Waar een man mee gestraft wil zijn: 311
Waarheid, of gedroomd? Hoor 't verhaal der grijze 1237
Waar holheid zich omhult met grootspraak 1669
Waar ik mij tot slaap mag strekken 1019
Waarin een schepping wordt verklaard 1534
Waar jou mee te vergelijken? 223
Waar kunst gedrochten 't wezen schonk, 7
Waar meisjes of kippen huizen 879
Waarom ik over de wereld zwerf? 796
Waarom kreeg zij die naam Laura, 874
Waarom lacht het kasteel Gibralfáro, 279
Waarom loopt Cora heel vroeg 723
Waarom, o zeg mij, wil mijn hart steeds vluchten, 1476
Waar staat haar huis? Achter de bergen. 1007
Waar 't stormweer met wrakhout speelde 527
Waar 't water 't ontzaggelijkst plaste 433
Waarvoor hebben pastoors toch 290
Walhalla 619
Walming, uit verborgen haard. 1088
Wandeling 47
Wanneer daar in La Máncha 277
Wanneer de wolkige hoogte 242
Wanneer er over de bergen hier 339
Wanneer ik je draag in mijn armen 255
Wanneer ik zoek met een licht 152, 456
Wanneer je man je mishandelt, 338
Wanneer je zo de plichten 270
Wanneer 't aan een beul mocht ontbreken 869
Wanneer zal 't ooit God behagen 196
Ware óns huis u niet aangenamer, 191

[p. 1918]

't Was bij het licht van de sterren 213
Was de brug over de Veguílla 285
Was de dood maar een rustig slapen 140
't Was de wind alleen, die mij kuste en streelde 664
't Was een feestlijke lentedag 844
't Was een stil, een lieflijk dal, 571
't Was een woud zonder wegen of sporen, 839
Was ik als duifje geboren 221
Was ik een dwerg uit zulk drabbig water, 711
Was ik maar een wilde kat, 335
't Was in de zengende hitte 372
't Was in Fez of in Ekbatána, 579
't Was nacht en de maan scheen helder. 895
Was 't wat minder openbaar, 1559
't Was veel te vroeg, dames en heren, 1537
't Was weer uitgebarsten, 't aloude kwaad 1616
Wat baat, of een citadelmuur 203
Wat een student betekent 309
't Water in 't Ebrobed 188
Wat groeide in mijn kindernukken? 1048
Wat had onze merel een schik! 1533
Wat ik aan liefde voor jou had 265
Wat ik aan smart heb gezongen 251
Wat ik heb gevonden 1604
Wat ik heb gevonden, je raadt het nooit: - 1604
Wat ik in de ziel houd gevangen 251
Wat in Tirteafuéra gebeurd is, 283
‘Wat is episch, wat empirisch?’ 1112
Wat is het wat er zo blinkt 267
Wat is met Monti gebeurd? 1537
‘Wat? Kalm? En dat bij zo'n feest? 1098
Wat kon ik, heel het jaar 207
Wat lokte in mijn kindertijd 1048
Wat lot is hem thans beschoren? 644
Wat meer dan menselijke zegen 220
Wat middel voor deze kwaal? 872

[p. 1919]

Wat mijn leven vergiftigt is dit: 355
Wat mogen dromen beduiden 1058
Wat niemand vergeten moet: 1562
Wat nutten thans uw trotsgetoornde wallen, 598
Wat scheelt het omslagpeerd Pegaloeks? 1648
Wat schikt ze nu naar 't leeg fornuis, 119, 455
Wat stoort vreugde en vrede, 1676
Wat wilt ge, o liereman? 647
Wat zal de stortbeek worden? 248
Wee dat ik, wachtend voor uw deur, 457
Wee om de teedre jasmijnen 1426
Wee over 't gestolen koningskind: 791
Wee! Reddeloos 't gulden hulsel uit, is dit rijk aroom vervloden! 557
Weerloos bloot onder 't fladderend kant, 108, 450
Weerzien 116, 458
Wees gegroet, nijdig bloed, 138
Weet je wie meisjes binnenhoudt? 339
Wee, wee, dartle kruidenzoekster! 846
Weg achter dat raam vandaan, 271
Wegen, in schaduw verzonken. 1154
Weg uit het gedaver van mensengedrangen 815
Weken later: vallend water; 1250
Wel denk ik dat met rijker, dichter loten 582
Wel ga ik de koning dienen: 223
Wel groot worden Spanje 's rampen, 201
Welke boer keert met zijn ploeg 1662
Wel mist, wie de vrijheid moet missen, 208
Wel moogt ge in 't krijt gaan 1674
Wel onderschrijf ik de les 1064
‘We lopen toch naast elkaar in het gras. 674
Wel rijk moet een arme heten 196
Wel toont zich de een bij de ander 200
Wel was het waar wat ze zeiden, 253
Werd ik wakker? Of begonnen 704
't Werd meer dan 't lot wou beloven: 937

[p. 1920]

Wereld en hemel - één helle dag. 659
Werkte ook de dichtvorm onfeilbaar, 1222
Wervelwind 53, 439
We waren alleen in huis. 706
Wie bedelt om laafnis, of spijs en schut, 779
Wie binnentreedt moet zich bukken. 1074
Wie daar danst verkoos ik voor mij, 266
Wie de hel haar buit wou roven, 170, 402
Wie de trap van 't gerecht moet bestijgen 205
Wie dit oud verhaal nieuw heeft omgedicht, 1001
Wie door stenig en stofdroog veld 294
Wie door storm en schuim de sulfer 1589
Wie eens tegen middernacht 1093
Wie foeilelijk wordt geboren 315
Wie geen mis hoort, is goddeloos, 358
Wie goed bemint gaat nooit haten? 1128
Wie kan zulk een burcht begeren? 525
Wie mij lieflijk was verschenen, 1590
Wie rijdt zo laat nog door nacht en wind? 531
Wie tastte in de duisternis 1065
Wie te trots is, de handen te vouwen, 201
Wie 't meest op de overheid smalen 1559
Wie trouwt is als de slak: 328
Wie uw naam: Pieter Monti koos - 1536
Wie vertrouwen heeft in zijn liefde 353
Wie was hij die nooit heeft geweten 287
Wie weet van het spel der kritiek en haar waan? 1646
Wie wil nog, zo moe, tot ruimer 1057
Wie wil weten wat kleur het verdriet heeft, 203
Wie wil weten wat kleur of 't verdriet heeft, 280
Wie zag ze weer, de blaadren, 139
Wijd gewoel en gewar, zaal achter zaal. 680
Wij komen de buurt hier storen 310
Wij wand'len over wolken van hoog zand. 47
Wij zien een wereld waar het hart bij breekt. 80
Wij zijn uit Hem gevloeid als onverbroken straling. 84

[p. 1921]

Wil je in Manzanáres 284
Willem Bilderdijk p.m. 1673
Wil niemand meer kunst betalen 1559
Wil 't geluk zich een uitweg banen, 369
Wilt gij geldlijk voordeel, 1562
Wilt gij naar uw geboortegrond keren, 1694
Wilt niet uw vrouw door pijnen 232
Winterdroom 489
W.J. van der Molen: 1576
Woede van de zomerzon. 1090
't Wolkfloers nadert aan 't moorddadig 54, 440
Wondren schuilen in diepe zee, 210
't Wordt nacht. Rukwinden gieren 1174
Wou je 't gezicht niet beveiligen, 214
Wrak landhuis in een tuin vol onkruid. Hier 1239
Wringt zich 't werk door zorg en hinder, 1243
Wulps kind, voor geen streling koel, 929
 
Ya medio mundo se adarga 1189
Ya turbulenta, ya mustia. 1188
 
'k Zag de snoever ver van hier 1679
Zalgim 27, 421
Zalig zij, wier ogen 347
- ‘'k Zal met wellust u vertrappen, 517
Zal overoud kwaad vermeden 1065
- ‘Zeg aan wie op de hoek staat, 320
Ze gingen in Hamburg en Harlingen scheep, 993
Zeg nooit hoeveel ik je liefhad, 253
Zeg, wat je hier nog wilt zoeken, demon van 't mistig moeras! 1691
Ze houden me als wijsheid voor: 1426
Zeker: onze inzichten wanken. 1661
Ze komen aan bij mijn moeder, 374
Ze kwamen, sloten 583
Ze lag, voor 't laatst, in een zonnestreep. 790

[p. 1922]

Zelden vreugde en vrijheid vieren, 1090
Zelfs de maan wekt geurengolven. 75, 447
Zelfs de pijnbomen worden verdeeld 292
Zelfs die boom kwijnde weg in rouw: - 253
Ze maakte haar testament, 313
Ze maken 't rijm zo vrij: geen losgeschroefde schel 1432
Ze reisde in een ruw onherbergzaam oord, 691
Ze roepen ons in ons verband, 202
Zet hier, op de binnenplaats, 291
Zeven coplas ter opluistering van een toernooi 1536
Zeven gedichten 1445
Zeven vroegre onuitgegeven 1113
Ze wachten het eerste bevel. 206
Ze wandelden door de stad 1357
Ze wedden wie 't meeste kon schrokken, 881
Ze willen: ik zal zingen, 257
Ze willen muren metselen 335
Ze zeggen dat wie een spook ziet 272
Ze zeggen: de slaap is de dood; 212
Ze zeggen: het vuur wordt as, 1426
Ze zeggen: ik ben verdoemd, 263
Ze zeggen: Je hebt geen hart; 869
Ze zeggen van bruine meisjes 311
Ze zeggen van 't menslijk oog: 882
Ze zei: wat ben jij voor wijnstok, 873
Ze zetten Christus alleen, 206
Ze zwierven haast overal, 1512
Zich aan de stier dicht versnoeren: 1053
Zich niet in de dorpen wagen 1090
Zie de drie Maria's komen 189
Zie de wolken zweven 257
Zie deze, als de leeuw-in-'t-wapen! 1064
Zie de zoon der wildernissen! 1224
Zie! Dood verhief zijn koningstroon 561
Zie ginds die bloeiende heuvel - 1428
Zie hem, in zijn strenge waarde, 1429

[p. 1923]

Zie hoe het water gaat 126
Ziek en moe naar mijn bedje gebracht, 698
Ziel van vuur, 1380
Zie mij niet aan, doe mij geen vragen, 142
Zie 't geheel der wereld aan. 90
Ziet hem naadren, vol mededogen 189
Zie! 't Is een droomfeestnacht 567
‘Zie: 't laatste licht van de zon’. 1247
Zigeunerin, toon verstand: 870
Zigeuners liepen in zij, 243
Zij dacht, dat alle drift bezweek 26, 426
Zij, de kleine, nimf-dartel, trots om zich ziend, 1643
Zij, getweeën, de wildernis ingevlucht, 794
Zij heeft wel het heerlijkste ontvangen 140
Zij miste 't eerbiedig mompelen 924
't Zijn bergen, steil en vijandig, 150
Zijn broertje: blank, zilverblond, 1253
Zijn drift, snel bedarend, 1130
Zijn moeder bleef hem bespieden, 1272
Zijn ontbranding 16
Zijn pa, van de overloop: ‘Hol 1329
Zij scheen, zo juichend en jong, 749
Zij zat mijmerend neer; de dauw zweefde over 't gras. 860
Zoals God hierboven de baas is, 285
Zoals ik je blijf beminnen 233
Zoals je de varkens voedt 293
Zo een wijl de beschieting tot zwijgen verzonk 988
Zoek gerust in Calatayúd 286
Zoek God met geen toneel- of sterrenkijker, 646
Zolang ik leef... 1660
Zolang ik leef, leeft in mij 1660
Zomerstorm, droog als tocht uit een oven. 762
Zomer zengt en brandt op 't mulle zand. 766
Zo mooi wordt ons kind, 229
Zo nauw is de legerstee 1428
Zon boven tuinen en daken! 1320

[p. 1924]

Zo'n jakje laat alles open 303
Zo'n paard heeft geen van de groten 296
Zonsopgang 64
Zo onmogelijk zou het mij blijven 133
Zoon van Augustus 1667
Zo prachtig is de glans 217
Zorg, als je naar de kerk gaat, 290
Zo 't beroep geen kans meer geeft, 1560
Zotheid van vier jongelieden: 1097
Zo treurig is 't menslijk leven, 869
Zoude ik U minnen wijl Gij, hoog ten hogen, 1520
Zou iemand mij blij ontvangen 1438
Zou ik 't niet weten? 't Blonk uit zijn ogen! 1407
Zou 't je moeder niet beter passen, 301
Zo vaak een vrouw mij bejegent 263
Zo vaak ik loop door de straten 371
Zo vaak ik ter misse ga 343
Zo vaak je me komt verrassen, 320
Zoveel ik heb afgezongen, 363
Zuchten zijn lucht, verliezen zich in lucht, 581
Zuquéca's heilige maagd 282
Zwaar gedonder en gerinkel. 1264
Zwakke sterveling, wil niet schrikken 605
Zwarte zij 65
Zwart zijn de heemlen hierboven, 259
Zwelg 't geluk, uitbundig houri-kind! 165, 468
Zwerftocht 600
Zwermt voort, woest-omlaaide zonnen! 1223
Zwervend en dromend in Spanje 1287
Zwevende zwermen schaamteloze gekken 1158
‘Zwijgster, wier vereerders 1592
Zwoel was de dag; 782


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken