Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IV

Tussen Tjalling Wiarda en Regina stond de koudgeworden theeketel op een dood comfoor. De tafel lag nog vol omgekeerde koppen, broodkorsten, kruimels van beschuiten en koffievlekken. Een drukkende geur van mensenzweet en eau-de-cologne wou niet wijken, de ramen bleven zwak befloerst. De middag schoof langs het groene behang, door de bovenlichten viel een dunne zonneschijn op Regina's haar en wekte er bruine onvermoede gloeden. Ekke was naar buiten gegaan, als in de voordag; de stal moest verzorgd, de melkemmers en

[pagina 33]
[p. 33]

bussen rinkelden bij tussenpozen gedempt achter het beschot.

Regina keek voor zich op tafel, leunend op de ellebogen, de mouwen van haar rouwjurk spanden zich slank om de armen. Zij tekende met onrustige vingers de figuren op het bonte ruitenkleed na. Tjalling speelde met de blauwe tabakszak, de pijp in zijn mondhoek smeulde uit. Ook hun gesprek was ten einde.

- Dus, zei Tjalling, - ik zal er in voorzien. Geld moet er komen, dat is wis. Wat Jarig bij notaris heeft, is niet genoeg.

- 't Is maar, dat ik het winkelhuis beginnen kan, herhaalde Regina; het was de derde of vierde keer, dat ze het gezegd had dit laatste uur, sinds de zaken waren bepraat. Ze sprak op de zachte en dringende toon, die in Tjalling trilling en achterdocht wekte tegelijk, waartegen hij zich verzette, en die hem flemend overmande; de toon, waarvan Regina de werking kende.

- Goed, zei Tjalling nog eens.

Hij klopte de pijp in de kwispedoor uit en begon de lege kop voor het laatst te vullen.

- En Ekke... voor den jongen zal ik dan een plaats bij den boer zoeken. Hij ken hier niet blijven; als de koeien van de hand gaan, blijft er geen werk over voor een fiksen jongkerel. -

Regina's handen werden even stil. Hij zag de triomfschijn niet, die in haar ogen ontwaakte, en waarover ze de wimpers temperend neersloeg. Zij had haar doel bereikt. Regina zou vrij zijn. Ekke ging uit huis. Ekke, de zoon van Jarig, dien ze geboren had in de woonbok op het veen, tegen haar zin en tegen haar aard, zoals het hele huwelijk, met den ouderen man tegen haar aard was geweest. Het leven kón nog eens beginnen. Ze was veertig. Ze kende haar kracht. Ook Tjalling Wiarda... hij was bezweken voor haar, voor haar verzoek. Hij zou haar duizend gulden voorschieten bij het zaakje, den jongen uitbesteden. Regina dacht aan den dode al lang niet meer; om haar mond, waarvan de lippen gulziger

[pagina 34]
[p. 34]

en roder leken naarmate de late middag Kaar gezicht verbleekte, kwam een òpkrullende lijn van zelfvoldane en spottende zekerheid.

Tjalling rees op, stond recht tegenover haar. Hij was blij dat het voorbij was. Het lange gesprek, dat stokkend en zoekend van weerszijden was gevoerd. Alles had hem vermoeid en aangegrepen. In zijn hoofd gonsden de gedachten wild; opgewonden en tegelijk neerslachtig moest hij zich losrukken uit de aantrekking en afweer van dit wijf.

- Kom, zei Tjalling, met zwaar besluit, en als tegen zichzelf alleen: Kom. -

Regina keek naar de klok.

- Tijd voor de trein?

- Jawel.

Het winterlicht liep vol met dunne stofgoudschemering, als een heldere rivier, die vertroebeld wordt. Regina stond op. Tjalling zag haar nog eens van het hoofd tot de voeten: slinks, hoogmoedig en duivels knap. Korzelig en met spijt over zijn geldbelofte greep hij naar zijn pet.

Regina schudde zijn hand. Haar stem had nog één keer de schorre katachtigheid, die Tjalling's wantrouwende hartstocht wekte.

- En nog wel bedankt. Voor alles.

Hij maakte een onverschillig traag schoudergebaar.

- Niks te danken. Femilie moet opkomen voor femilie... Waar zit Ekke?

Zij liep voor hem uit, opende de staldeur. Hij schoof langs haar heen in de enge opening, raakte haar schouder - haar lichaam, voor het eerst en het laatst. Zij hield de ogen op zij, onderging de huivering - Tjalling voelde het met onbewuste somberheid - terwijl ze het niet meende. Hij verachtte haar, ze had eenzelfde laffe aard als de ventersvrouwen van achterpaden en heidestreken, die zich voor een stuiver verkopen; ze leek in niets op de fiere boerennatuur. En hij verachtte zichzelf, omdat hij zich mee liet slepen.

Hij haalde diep adem, toen ze de deur achter hem sloot.

[pagina 35]
[p. 35]

Genoegdoening en een verdrongen gemis. Zij was teruggekeerd in het huis, hij zou terugkeren naar zijn plaats, naar - Reinou.

De gedachte aan de Zomerweg, Reinou, zijn zoons, aan alles, wat met het oude leven verweven was, werd eensklaps levend en dankbaar ontnuchterend. Bijna had hij willen glimlachen: straks zou hij weer terug zijn, goddank, in de eender troostende en zacht-weemoedige kalmte van het bestaan, dat hij jaar-in, jaar-uit met Reinou had geleid, zonder wildheid en dwaalzin. Hij hief zich op alsof hij een last afwierp.

Ekke stak het hoofd vanachter de zwartbonte koeienflank, een strak gezicht met ingedroogde tranensporen en vuil. De aanblik ervan vulde Tjalling weer met een week en vaderlijk gevoel.

Hij drukte den jongen een, twee keer de hand, de jeugdige knuist was bijna zo groot als de zijne.

- Ik ga weer naar huis, zei Tjalling langzaam. - 'k Heb met je Mem afgesproken, dat ik een dienst zal zoeken, dan kun je je met 12 Mei verhuren. Daar zal wel niks tegen zijn -?

De jongen keek langs Tjalling. Zijn gezicht veranderde niet.

- 't Is mij allemaal goed. De beesten gaan toch.

Tjalling klopte den jongen onbeholpen op de schouder.

- De kop ervóor, Ekke. De kop ervóor. En 't allerbeste. Ik schrijf nog wel. Middag dan maar.

- Middag, Tjalling-oom.

De jongen draaide zich op zijn klompen om, raapte het melkstoeltje op, stapte weer op de lage stal. Tjalling stond een paar tellen te staren naar de koe, die den jongen opnieuw verborg, voor hij naar de buitendeur liep en Regina's huis voorgoed verliet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken