Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

VII

Er bleef een bijtende angel steken in Rudmer's vlees, toen ze in Groningen terug waren gekeerd en hij, vluchtig en luchtig, het verslag van de piertocht met Vitringa aan de nieuwsgierigen deed. En het was deze napijn, die hem ten slotte sneller de binding met Vitringa deed breken, dan zijn eerzuchtig zelfbehoud alleen het zou hebben gedaan. -

Rudmer was bevreesd geworden voor de critische gesprekken met den ouden patroon. Zij leidden tot niets dan tot zelfverguizing; en wat kwam er, zo betoogde hij tegen zichzelf, van de dienst aan de mensheid terecht, als men zich van de ene twijfel in de andere waagde? In de weken na Pasen meed hij Vitringa, waar hij kon; hij kwam slechts op de kroeg in uren, waarin hij den Mefisto er niet vermoedde en staakte alle bezoeken aan het studeerkot van den mentor. Hij begon zelfs tegen anderen beklag te doen over de wijze, waarop Vitringa hem, zoals hij zei, ‘naar de monstruositeit der laatste consequentie’ had willen lokken, en daarmee van de normale weg. Het gaf hem een boosaardige reden, smalend en hatelijk uit te vallen tegen den ouden vriend, toen bekend werd, dat Vitringa op de kroeg meer dan één brandy had gedronken, omdat ds. Hoekstra te Sappemeer de 1 Mei-optocht van de arbeiders staande op de drempel van zijn huis had gadegeslagen en met geestdrift begroet. - Let op, had Rudmer de anderen gewaarschuwd, - dat is het begin van atheïsme! - En hij had, in sombere zinnebeeldigheid, de asbak op de grond omgekeerd. De studenten, die er bij aanwezig waren, lachten en vertelden het feit verder; en Rudmer's naam, die door het reisje met Vitringa niet overal even welwillend meer genoemd werd, herleefde met nieuwe sympathie... een hulde, die Rudmer dubbel en dwars het smadelijk gevoel van schuld en verraad deed vergeten. -

Vóór de grote vacantie nog deed Gijsbert Karel Vitringa, wat velen met afgrijzen vervulde, en Rudmers waanwijze voorspelling een nieuwe stralenkrans gaf: hij liet zich inschrij-

[pagina 111]
[p. 111]

ven bij de medische faculteit. Op de kroeg had hij afgemeten en droog de reden van de nieuwe zwenking uiteengezet. Het enige, zo verklaarde hij, wat de theologie hem geleerd had, was het volledig ongeloof aan een eeuwige waarheid. - En aangezien ik geen ander doel kan hebben, dan iets voor mijn medemensen te doen, besloot hij onder het huiverig zwijgen van de rest, - ontken ik hiermee God en zijn attributen, en kies ik de medicijnen. Voor de wonden en ziekten van het vlees bestaat althans genezing en verlichting, en men leert er messen hanteren, die niet-denkbeeldige kankergezwellen wegsnijden...

Hij was, voor hij zijn zomerreis begon, nog bij Rudmer verschenen, maar deze liet door juffrouw Seislingh zeggen, dat hij al naar huis was, en ontsnapte aan het pijnlijk gesprek met den verloochenden vriend. -

Rudmer ging in Juni naar de Zomerweg en bleef er een paar weken; maar het Paasreisje naar Norderney had zijn honger naar grotere verten gescherpt, en in Juli trok hij naar Antwerpen en Brussel, en vandaar over de Ardennen naar Parijs, waarvan hij platzak en door zuidelijker zon gebruind terugkeerde. Toen hij in het najaar weer in Groningen aankwam, verliet hij zijn hospes onder het voorwendsel, dat hij met iemand anders ging samenwonen. Het was het enige middel, om te zorgen, dat Vitringa hem niet ter verantwoording roepen zou door hernieuwde bezoeken; hij liet zijn veranderd adres niet achter...

Hij werkte harder dan voorheen, en maakte op een ieder de indruk van koppige en strijdbare ernst. Met reddend instinct hield hij zich krampachtiger vast aan de gangbare theologie dan voorheen; alles, waar het nu op aan leek te komen, was, de kracht van Vitringa's redenering tegen de geijkte waarden machteloos te doen lijken tot hij het zelf geloven zou... Vitringa had de ontstellende moed gehad, tot het einde toe te gaan en van godzoeker tot godloochenaar te worden. - Hij had de zwetende, lijdende, zichtbare mensheid gekozen boven het ideaal in een hemel, waarvoor, naar Rudmer wist in elk geval,

[pagina 112]
[p. 112]

in dit zonnestelsel geen plaats was. - De hele zomer had Rudmer, op zijn eenzame reis, gestreden tegen de beschuldigingen van lafheid en halfheid, die hij, als hij met zichzelf in 't reine leek bij een bloeiend landschap of een zonnige boerenmarkt in een bergstadje, niet af kon wijzen. Hij was voor de honende en grievende stemmen van deze natuurlijke oprechtheid van de ene plek naar de andere uitgeweken; nu keerde hij naar het slagveld zelf terug, om de beslissing uit te lokken. Hij wilde zichzelf voorgoochelen, dat het niet aanging, om als eerste, tweedejaars student, zulke duizelingwekkende slotsommen te trekken als Vitringa eiste. Hij poogde zich te sussen met de waarheid, dat hij alleen bij de voorgeschreven studie gebaat was. - En daarbij: wat juist en rechtvaardig was voor een wroetend, stug karakter als dat van Gijsbert Karel Vitringa, was het nog niet voor dat van Rudmer Wiarda... Vitringa, zo trachtte hij te redeneren, is een ontwortelde, een zoeker terwille van de avonturen, die het zoeken schenkt. Men kan echter de waarheid ook zien onder dode vormen, men kan ze erkennen in het zonderlingst gewaad; en ook daarvoor is moed nodig...

Hij troostte zich met deze scherpzinnige eindvondst, wiegde er zijn geweten en jong verzet mee in slaap. In het tweede winterhalfjaar was hij enkele maanden aaneen druk met een scriptie over de oorsprong van de Doopsgezinden. Hij schilderde hen duldzaam, simpel en mystisch van aanleg, en bestreed met alle argumenten, die hij vinden kon, dat ze ook maar iets met de naaktlopende en zwaardzwaaiende Wederdopers hadden te maken. Het was een stuk werk, dat hem talrijke uitnodiging voor de theekransjes der professorsvrouwen bezorgde; en hij herleefde, in grootser stijl en glans, wat zijn ijdelheid op het gymnasium had aangewakkerd als de blaasbalg het vuur: men sprak over hem. Op het historisch college ging de professor op de studie in en ze disputeerden, slagvaardig, met een verbijsterende dracht van feiten, tot kille verwondering en horreur der zwijgende medestudenten, een half uur lang...

[pagina 113]
[p. 113]

Het hield een glorie in, die Rudmer, hardnekkig werkend, maar zonder zelfkwelling en manische gewetensvragen, had veroverd. De overwinning was zo strelend en bedwelmendzoet, dat de laatste bekoring van Vitringa's gesprekken en de verwoestende invloed van de lectuur van Volkmar en Strauss erbij verschraalden en bleekten. Onmiddellijk na het historische opstel werkte Rudmer een nieuw denkbeeld uit, dit keer voor zichzelf: men moest inderdaad toegeven, dat er door vele wetenschappelijke theologen in het midden der eeuw een ontzaglijk werk was verricht, dat de kennis van de heilige bijbelboeken alleen maar ten goede gekomen was; maar als alle baanbrekers, zo betoogde Rudmer, hadden de moedige voorvechters van het modernisme ook iets vernietigd, wat toch onmogelijk het doel van hun aantasting had kunnen zijn; de mystieke kern van het geloof, de wezenlijkheid, dat de christelijke mens, ook zonder omlijnden of geopenbaarden Christus, de vrije en zedelijke mens was, wiens hoogste ideaal in de practijk van de geloofswaarheid bestond. - Hij werkte het denkbeeld uit in een lang, wijsgerig artikel; toen hij het overlas zag hij, dat er zelfs nog draden van Vitringa's betoog doorliepen; maar de religieuze elementen overheersten. Hij stuurde het zonder dralen naar het Theologisch Tijdschrift. Een paar maanden lang hoorde hij er niets meer van, tot hij een brief van de redactie kreeg, dat men het stuk op zou nemen, nadat men het ‘hier en daar’ bekort had.

De verschijning van Rudmer's naam in het geleerdenblad - het artikel zelf kwam zeer gehavend en mager te voorschijn - bereidde hem een dolle en feestelijke ontvangst op Mutua. Rudmer gaf rondje op rondje weg en zong, staande op tafel, zijn beroemde aria uit Fra Diavolo, triomfantelijker dan ooit. Maar op zij van het tumult zat Gijsbert Karel Vitringa en applaudisseerde niet. - En toen Vitringa al lang gegaan was, zag Rudmer nog de benig spottende mond van den patroon en het ironisch beklag der kleine scherpe ogen, die zijn aftocht en vlucht in de traditie hadden doorzien. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken