Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

IX

Twee weken lang deed Herre vrijwel niet anders dan de draden van Pieter's bedrog vervolgen, tot bij het gehele web zag, waarin zijn zwager zichzelf had vastgesponnen.

Herre schreef een spoedvergadering uit onder de boeren van de Compagnie in de bovenzaal van het grote café aan de vaart. Ze kwamen van heinde en ver. In dichte, donkere drommen stommelden ze de trap op, en omringden het tafeltje, waaraan Herre was gaan zitten. Hij wachtte, tot er niemand meer binnen kwam, en liet hen toen vertellen. Ze waren leep en traag; ze hadden graag vooraf willen weten, wat zijn bedoelingen waren, en lieten zich niet uit hun voorzichtig zwijgen lokken. Pas toen hij zei, dat hij moest weten, wat de beheerder voor kwaad had aangericht, barstte er een uit - en de anderen volgden. Hij moedigde ze aan, en speelde de openste kaart met hen - een van de weinige malen in zijn koopmansleven. En hij kreeg de tongen los.

Het was laat in de nacht, toen hij alles wist. Op de straat beneden schoolden nieuwsgierigen samen. Het ging om ‘het fabriek’. De dorpsveldwachter slenterde gewichtig op en neer, alsof er ieder ogenblik iets kon voorvallen. Maar er gebeurde niets - niets, dat zichtbaar werd althans. Voor Herre was er àl te veel gebeurd.

Alleen de boeren uit de naaste omtrek hadden hun geld geregeld ontvangen. Anderen waren half betaald; ze toonden Herre kleine vodderige briefjes met zwarte vouwrandjes, die uit het diepst van de beurzen en zakboekjes werden opgediept, en waarin Pieter hun spoedige afrekening beloofde. Nog anderen, die ver weg woonden, en van wie de beheerder vermoeden kon, dat zij door de afstand tussen zich en de fabriek afgeschrikt toch niet zelf zouden komen klagen, waren in weken niet betaald, zelfs met beloften niet.

Maar weinigen van de boeren bleken op het denkbeeld te zijn gekomen om aan Herre zelf te schrijven; de meesten wisten nauwelijks, dat hij bestond, en hadden in den beheerder de

[pagina 165]
[p. 165]

hoogste macht gezien. Herre schrok van de omvang, die het kwaad had aangenomen.

Hij liet de kleine veenboeren man voor man de bedragen van hun vorderingen opsommen en cijferde na afloop met strakke lippen en ogen, die niets verrieden van zijn stormende inwendige verontwaardiging. Het bedrag, dat Pieter zich moest hebben toegeëigend, liep in de duizenden.

Herre had de boeren twee borrels laten schenken. Hij beloofde hen, dat ze nog dezelfde week schadeloos zouden worden gesteld. Hij had niet de moed, nu nog eens een beroep op hun trouw te doen; hij voelde, dat Pieter de zaak grondig had verspeeld, en dat hij er tientallen aan de coöperatie zou verliezen.

Na de boeren ondervroeg hij de arbeiders en melkrijders. Zij allen hadden hun loon gekregen. - Een andere zaak werd het met den machinist. Ook hij was niets te kort gekomen, maar Herre zag aan de schuifelende voetbewegingen van den man en de manier, waarop hij zijn pruim achter de linkerkaak schoof, alsof hij wilde gaan spreken, dat hij iets belangrijks moest weten.

- 't Is over de voorraden, mijnheer... Ik geloof, dat niemand hier meer weet, wat er gekocht en betaald wordt... Ik ga niet meer over de kolen, en de botermaker, die verliest ook zijn kop in de rommel... De beheerder heeft alle verkoopbonnen, zegt de botermaker, en hij kan niks meer gewaar worden...

De onduidelijke mededelingen waren voor Herre klaar. Hij riep den botermaker bij zich, praatte een half uur met hem, en liet zich bij benadering de verwerkte voorraden opgeven. -

Twee dagen later verscheen er een man met een zwarte tas onder de arm op de fabriek. Het was een schoolmeesterig, fijn mijnheertje met een bril aan een zwart koord. Herre Wiarda en hij sloten zich op in het kantoor, en bleven er een hele dag werken. En dat ging de volgende dag zo door. De arbeiders staken de koppen bij elkaar. - De beheerder is ziek, - had Wiarda gezegd. Ziek, jawel, zei de botermaker honend; - maar 't is geen kinderziekte... -

[pagina 166]
[p. 166]

Toen de accountant wegging, gaf Herre hem honderd gulden en een veelzeggende blik mee. Het mijnheertje zou zwijgen. Er was een tienduizend kilo van de vervaardigde boter afgeleverd, die niet in de boeken verantwoord stonden.

Herre zat tussen de beschuldigende stapels papieren in, en keek als de grimmige jager, die het wild in de strik ziet hangen...

Aan het einde van de tweede week vernam hij het allerlaatste. De Leeuwarder politie was op het spoor gegaan van de vrouw, die Pieter bij zich gehad had. Ze had sinds haar zeventiende jaar bij tussenpozen onder toezicht gestaan, als zich niet de een of andere kerel over haar ontfermd had. Ze was verhoord en had verteld, hoeveel Pieter aan haar ten koste gelegd had. Ze had wraakzuchtig gesnikt:

- Hij heeft z'n verdiende loon, as de polisie 'm bij zijn nekvel grijpt -! Gierig was-ie als een hamster, en geen hoed en geen bloessie wou-die eerst voor me betalen. Maar ik heb 'et 'm aan zijn verstand gebracht! Al die smeerlappen willen van een arme meid profiteren. Nog geen paar dooie meubeltjes konden er af, toen-ie me daar eindelijk in die kamer op de Weaze zette! Maar ik heb 'm laten bloeden. Je snoeft en klaagt over je zwager, zei ik tegen 'm; ben jij soms minder rijk? Je hebt centen voor het grijpen op die fabriek - grijp ze, dan, stommerd. En ik ben blij toe, dat-ie d'r ingelopen is... Dat geld heb ik tenminste mee gehad, weet u? Maar een gezicht as kiespijn, telkens as-ie voor me dokken moest... Behalve as de jongens er waren; hij kende een paar van de slemielen, die geregeld bij me op visite kwamen, en 'm de baas waren in het klaverjassen... want op kaarten was-ie gek... Nou, ik heb de bankjes van honderd zien vliegen, heren, of 'et niks was... Maar ik ben blij toe, dat-ie flink genept is. De vuilik, hij kon van geen meid afblijven; as er eens een vriendin van me op de thee kwam, probeerde-die steeds mij de straat op te krijgen, om in mijn bed -! Jezus, wat heb ik 'n plezier van elke gulden, die ik dat stuk sjagrijn heb afgezet...!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken