Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III

Terwijl de Boerenoorlog uitwoedde in een machteloze guerilla - iedere dag had de krant haar somber nieuws, dat geen nieuws meer was, omdat ieder wist, dat de Hollanders aan de Kaap tot de nederlaag gedoemd waren - kreeg het leven van Ekke Wiarda een nieuw beloop.

Ekke wist het niet, en Tjalling en Reinou begrepen het zelf maar half, dat het hun naderende ouderdom en eenzaamheid waren, die hen machtig en onverwacht bonden aan den zoon van Jarig. Zij hadden hem aanvaard als éen van hun bloed, en zij zorgden voor hem in onverhoedse uitingen van goedgeefsheid en blinde toegeeflijkheid. En Ekke nam alles, wat zij gaven, alwat wat hij aan de Zomerweg beleefde, met een lichte, kinderlijke verbazing: als een verslagene, die in de zon wandelt, en bemerkt, dat hij buiten zijn wil geneest.

[pagina 267]
[p. 267]

Reinou stuurde hem de eerste winter naar de dorpszangvereniging, waarvan de tengere, manke schoolmeester dirigent was. Maar Ekke verliet de verlichte schoolruimte na een paar keer voorgoed; hij kon niet zingen. Als zijn schorrige bas inzette, begonnen de boerenmeisjes voor hem elkander aan te stoten, en de mannen hoestten hun gegrinnik weg. En toen Ekke een paar maal met een rood hoofd had moeten zwijgen, omdat er te dikwijls voor hem werd afgetikt, wilde hij niet meer terug. - Aan de Zomerweg sprak men niet meer van de zangvereniging.

De Boerenoorlog was het, die met haar laatste neerslachtige inspanning den teruggetrokken Tjalling wakker had geschud; en Ekke hield op zijn wijze deze wakkerheid in stand.

Terwille van Jarig's zoon hernam Tjalling Wiarda de oude gewoonte, de Vrijdagmarkten in de stad te bezoeken; Ekke moest mee, met goed geld op zak, al wist de jongen niet, waaraan het anders uit te geven dan aan sigaren. Soms gingen ze gedrieën met paard en wagen; Reinou deed weloverwogen haar inkopen, en tegen de middag voegden ze zich bij de uitspanning weer samen. Als het regende en sneeuwde, was de trein er. In de midwinter dreven ze eenkeer onder de nachtelijke ruisende bomen van de straatweg, die ouder noch jonger schenen te worden zolang Tjalling ze kende, een paar koebeesten naar de veemarkt. Die dag liep Ekke als een reguliere koopman tussen de beschotten en hekken vol loeiend en blatend gedierte met een bamboerotting te zwiepen, die Tjalling hem had gegeven, en kreeg hij zelfs een bod op de drie enterbeesten van een koopman, die Ekke's onervarenheid poogde te overrompelen; maar Ekke wist, hoeveel hij moest vragen, en hij was trots, toen hij ze voor vijf gulden méér per stuk aan een Jellumer boer verkocht. -

Het maakte grote indruk op hem, toen Rudmer Wiarda in de Kerstweek van 1901 met vacantie aan de Zomerweg kwam en de stadsjuffer meebracht, waarmee hij zou trouwen. En ze hadden hem in 't geheel niet grootsig behandeld! - Ekke werd zekerder van zichzelf, zekerder van zijn omgeving.

[pagina 268]
[p. 268]

Met Nieuwejaar maakte de snijder op last van Reinou voor Ekke een zwart lakens pak. Hij leerde nu ook dansen, ééns in de veertien dagen, in de herberg aan de rijksweg; daar kwam een oudgediende met snorren, die bij de grenadiers had gediend, en Haagse passen geloofde te hebben opgedaan, die hij voor een stuiver per avond en per man aan de boerenjeugd leerde, terwijl Keimpe met de bult, de ingedorde, onverwoestbare muzikant van de streek, op een tafel in de hoek zat, en de polka op de ontruimde bovenzaal met schrille harmonica begeleidde:

 
Eén twee, drie: naar de vensters toe,
 
Nou terug naar de kachel toe...

Zo werd Ekke de derde zoon aan de Zomerweg: een jonge boer, die geen dorpsfeest oversloeg, en alle toneelkransen van de omtrek afliep. In het voorjaar kreeg hij een fiets met nikkelen bel en lantaarn, en toen hij eens repte over een klaverjaspartij, die zou worden gehouden, was het Reinou, die voor het eerst haar deugdzame degelijkheid overwon, en hem, bijna tersluiks, een paar rijksdaalders onder zijn hand schoof, zodat hij er heen zou kunnen gaan...

Er was weer jeugd in het huis van Tjalling Wiarda. En Tjalling verstoorde dit geluk niet - hij had bemerkt, dat Ekke het verleden van zijn vader niet kende; en Tjalling wilde de laatste zijn, om Jarig's zondenregister voor Ekke te openen.

Ekke leek te wennen aan het streekwerk van de Wouden; hij had weinig wensen meer. De uren van vertwijfeling waren voorbij; het leek, of ook Jarig's horloge des nachts in de diepe stilte vrediger tikte. Ekke, met zijn grote machtige handen en éénkennige linksheid werd de tweede man in de stelp. Hij groeide onder het vertrouwen, hij verloor zijn schuwe geslotenheid, al werd hij nooit een drukke prater. Kwamen er gasten, een zeldene Zondag, dan nam hij deel aan de boerenverhandeling, beraden en langzaam als Tjalling zelf. Hij stond ook met de buren in gesprek, als 't zo geviel. Hij ging in 't voorjaar zelfs uit vrijen, al was hij er terughoudend over

[pagina 269]
[p. 269]

tegen Reinou, wier ogen klein en verstandig tegen Tjalling glinsterden, als Ekke des Zondagsavonds met het donker onrustig op zijn stoel heen en weer schoof, en eindelijk opstond:

- Kom, ik ga maar 'ns even in 't weer kijken...

De hele buurtschap kende en groette Ekke, alsof hij de zoon was van Tjalling, en niet als jongknechtje gediend had bij Sybranda, weggejaagd om een aanslag op het leven van een mens.

Soms waren er tijden, waarin de zachte onrust in hem scheen te keren. Op de voorjaarsavonden, waarin de lucht hoog en licht bleef na de rode gloeden, nam hij de nieuwe fiets, en reed tot aan het duister en de dauw over de woudwegen, die hem niet meer benauwden. En in diezelfde zomerdagen gebeurde het, dat Tjalling en het werkvolk hem bij tijden onverwacht misten, als ze binnengingen voor de koffie. Dan was hij naar het opvaartje gelopen, waar de hooischouw lag, en boomde hij het platte vaartuig over het uitzicht van de vlakte, die naar één kant van het lage waterland open lag. Daar viste hij in poldersloten en achter duikers, alleen met zichzelf, in de diepe voldoening van de ruimte en de eenzaamheid; hij lag ruggelings bij het water, de hemel een afgrond, en kauwde het sap uit grassen en zuring, als hij niet in slaap viel in wild, gemaaid buitenhooi.

Met de wind in het haar en de reuk van de zomerruimte in zijn kleren dreef hij op de namiddag terug. Dan zei Reinou niets, en Tjalling lachte: zij verdroegen alles van hem; ja, hij mocht meer dan hun eigen zoons, toen zij Ekke's jonge jaren hadden. -

De seizoenen schoven hun lichte en donkere hemels over elkaar; van elke hooiing tot elke aardappeloogst, van dorsmaand tot zaaiwerk bleef Ekke Wiarda aan de Zomerweg. Niemand sprak van een afscheid.

En Ekke leefde zonder te denken, in de eentonigheid der kleine gebeurtenissen en het niet overstelpend nieuws van ziekte, geboorte, huwelijk en dood der omwonenden. Het was, of iets zeers in hem te rust was gegaan, of iets klagelijks

[pagina 270]
[p. 270]

daar wilde slapen en zichzelf vergeten. Er konden nog uren zijn - meest in de nacht - waarin dat onbekende wakker schrok: dan herinnerde Ekke zich het dorp, het huis, zijn vader. Maar met die gedachte zag hij ook Regina voor zich, en hij bande het pijnlijke beeld van dit verleden en zijn rustiggeworden heimwee terug naar hun schuilhoek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken