Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III

Toen Rudmer Wiarda tot doctor in de godgeleerdheid promoveerde en men vernam, dat hij spoedig dacht te trouwen en een standplaats met pastorie zou krijgen in de ***Wouden, zocht Herre, zoals hij af en toe een inval volgend deed, zijn ouders op. Het was zijn eerste bezoek aan hen, sinds zij niet meer aan de Zomerweg woonden. De boeldag van de stelp was enkele weken achter de rug, en Herre vond zijn ouders als twee heremieten in het renteniershuisje van gele steen, dat zij hadden betrokken. Het was al vroege zomer; de eerste dahliastruiken hieven hun bolle koppen. Rondom de bloemperken, waar boven de zachte woudaarde, die zwart verpulvert als men ze in de hand neemt, al blauwe boerse bloempjes uitkropen, kiemden de aardbeistroken met lange slingers; de zon broedde warme holen in de zachte aarde; het had in lang niet geregend. Er stonden een paar linden naast het huis, de stroeve kronen gewrongen door een houten latwerk, dat vroegere bewoners er in gespijkerd moesten hebben. Het loof begon te zwellen; dat voorspelde veel zomerschaduw en groene rijkdom en ononderbroken geruis. Onder die bomen openden en sloten zich de luiken van de ramen, waarachter Herre van de weg af zijn ouders al had zien zitten, die zondagochtend.

[pagina 309]
[p. 309]

Ze waren opgetogen over zijn komst. Hij was hun eerste bezoeker sinds Ekke van hen weg was gegaan en zij de plaats en het boerendagwerk misten. Herre vond zijn vader langzaam en vermoeid; de hoest leefde krakend onder zijn begroeting. Zijn moeder verborg haar blijdschap in een bedrijvig heen en weer lopen, koffie malen, achter het getinkel van dunne porceleinen kopjes, die ze uit de fijngoedkast nam; hij verbaasde zich als altijd over de lichtheid en kracht van haar bewegingen, de snelheid, waarmee ze zich bewoog; buiten het bejaarde gezicht was er geen teken van verval aan haar te bespeuren. Ten slotte zaten ze gedrieën om de glimmende tafel van de mooie kamer; het gesprek begon te vlotten; en natuurlijk spraken ze van Rudmer en de promotie. Herre moest de andere twee uitleggen, dat die doctorstitel de hoogste was voor iemand die studeerde; zijn ouders luisterden aandachtig; hun ogen glansden voldaan. Tjalling hees zich halverwege op in de rieten stoel en hief een magere vinger:

- Ja, 't studeren heeft lang geduurd, en een schep geld gekost... maar ik hoop, dat ie d'r plezier van hebben zal.

Herre beaamde ijverig:

- Nou, daar hoeft Heit niet an te twijfelen. We kunnen groots zijn op 'm!

Reinou knikte met het koffiekopje tussen de kleine, verdorde handen:

- 't Is voor ons soms nog onbegrijpelijk... ik zie 'm nog op het erf lopen, zo'n kleine jongen; weet je nog, Tjalling, hoe die een trap kreeg van den Belg en één keer in de grup viel - nee, dat was hier niet, dat was bij mijn broer in Boornbergum; daar hadden ze alleen meisjes, en omdat ie geen schone bovenkleren meehad, moest ie een dag in een jurkje rondlopen, en toen was hij al een jaar of zeven! - -

Ze verloor zich glimlachend in herinneringen; Tjalling's stem mengde zich er mee, piepend in de scharnieren, en Herre luisterde met vermaakte rust naar zijn ouders en hun heimelijke liefde. Toen zag hij zijn moeder aarzelend haar gezicht naar hem toe wenden:

[pagina 310]
[p. 310]

- Vertel mij nou toch 'ns, Herre... hij is begonnen, om voor dominee te leren; maar kan ie nou als dokter ook zieken beter maken?

Tjalling en Herre moesten er om lachen; en Herre legde zijn moeder uit, dat er doctoren in de theologie waren, net zo goed als in de medicijnen, en dat de benaming alleen betekende, dat Rudmer alles geleerd had, wat er te leren viel. En hij besloot:

- Ja, hij kan nou hoogstens nog professor worden...

Reinou's voorhoofd betrok met zorgelijke verwondering. Die grootheid leek haar bijna te veel, en ook Tjalling opperde hoofdschuddend zijn mening:

- Nou, ik ben blij, dat ie eerst maar 'ns dominee wordt, daar in de wouden, ...in Juli zal ie zijn intree doen, en daar hoop ik bij te zijn. Dominee heeft ie willen worden, en hij is het geworden; 't is mij al mooi genoeg. -

Ze zwegen. Dachten ze alle drie aan Rudmer's hollandse bruid? Reinou ruimde het koffiegerei weer weg; maar er lag haar nog een vraag op de lippen: Wat of Herre vond van die haarlemse juffer, waarmee Rudmer zou trouwen? Tjalling viel haar bij in de vraag; Herre, die zelf aan het meisje gedacht had, antwoordde kalm:

- Nou Mem, ik denk maar zo, de jongen heeft eindelijk de wereld gevonden, waarin ie zich thuis voelt; hij moet daarin verder leven, en dan past 'm alleen zo'n vrouw... Wou Mem soms, dat ie met een boerendochter trouwde, net als ik? -

De laatste woorden zei hij stroever en met overschaduwd gezicht. Reinou zuchtte, het blad vol porcelein nog in de handen.

- Je hebt wel gelijk... alleen is 't soms krek, of hij niet meer bij ons hoort, weet je. En nou nog veel meer... geen Friezin!

Herre lachte met enig ongeduld.

- Kom nou, Mem, 't blijft daarom Rudmer Wiarda, al is ie dominee en al trouwt ie met een Hollandse... We hebben het allemaal vooruit kunnen weten, dat een student wat

[pagina 311]
[p. 311]

anders te wachten staat dan een boer. Mem moet dat niet zo zorgelijk inzien. 't Blijft toch een zoon van jullie, en mijn broer, en hij zelf denkt er waarachtig niet anders over, dat staat voor mij als een paal boven water... -

Des middags, na het warm dampende maal, waarbij Tjalling en Reinou het nieuws van de streek uitputten? Herre luisterde met wonderlijk geduld naar de wederwaardigheid van mensen, die hem al onverschillig waren geworden - begon Tjalling onverwacht over iets, dat hem in de kranten was opgevallen. Voor het eerst spitste Herre Wiarda weer de oren, en toen hij des avonds terugspoorde naar Leeuwarden, zat hij in nuchtere, maar diepe overpeinzingen in een hoek van de coupé.

Tjalling dan had Herre verteld van het aantal verkopingen, zoals men die in de Meimaand vooral steeds met de notariële aankondiging in de krant had kunnen lezen.

- Het viel me beslist op, jong... zoveel royale boerespullen als d'r dit voorjaar van de hand zijn gegaan, had hij gezegd. - Allemaal eigen boeren, groot volk. D'r was een Donia bij en een Bearda en een Bierma, je kent dat soort namen wel. Ik heb de ogen er even bij uitgekeken. Krek, alsof d'r geen nieuwe boeren meer zijn, die kaptaal genoeg hebben, om zo'n bedrijf over te nemen; of geen zoons, vanzelf...

Herre's opmerkzaamheid scherpte zich. Hij had langdurig met Tjalling gesproken over de omzet van de uitgebreide klei- en weibedrijven; Tjalling was trager in 't hoofd geworden en cijferde moeizaam, maar Reinou had zich in het gesprek gemengd, met haar nooit missende securiteit, en Herre had 't niet overbodig gevonden om de getallen, waartoe ze met breed omhaal kwamen, in zijn zakboek aan te tekenen. Vage plannen begonnen zich in hem te roeren, zoals ijle waterdamp aan de lucht wolken gaat vormen, die langzaam het gezicht bevolken.

In Juli - het was kort na Rudmer's bruiloft - was er in Amsterdam een nieuwe bespreking tussen Herre en de andere bezitters van de melktrust. En daar deed Herre het voorstel, waarop hij sinds het bezoek aan zijn ouders

[pagina 312]
[p. 312]

had gebroed. - De boerenstand, zo zei hij, maakt het steeds beter, en een geldbelegging in een grote weideplaats zou voor de trust niet zonder belang zijn. Wanneer men geld in zo'n onderneming dorst steken, kreeg men niet alleen beschikking over uitgebreide veestapels - waarvan de melk natuurlijk naar de fabrieken van de trust zou gaan - maar men had daarnaast de rente in de vorm van het pachtgeld, en een hoge rente ook. Dat betekende een aanwas van bedrijfskapitaal, dekking van de onkosten voor machine's, nieuwe gebouwen, beter werkvolk, fondsen voor prijshandhaving. Zo'n belegging bond meteen grote boeren aan de trust; en grote boeren hadden een stem in 't kapittel bij polderbesturen, dorpsverenigingen en wat dies meer zij, die zwaar telde, en waar de kleinen naar luisterden; dat alles tezamen betekende een scherp wapen tegen de beweging voor coöperatie, die steeds bleef groeien, hetgeen men ook niet te licht mocht achten. - Herre sprak een uur en langer aaneen; zijn slotsom bleef, dat men tegen al de gevaarlijke, gemeenschappelijke ondernemingen der kleine boeren een dam op moest werpen. - Sommige van de buitenlanders, die de toestand niet zo snel bevroedden, vroegen, of Wiarda dan die invloed op het platteland dacht te kunnen kopen. - Herre glimlachte rustig en geslepen in het besef van de juistheid van zijn plannen. - Kopen... ja, wat was er ten slotte niet te koop? De invloedskwestie was de allesbeheersende. De domme redenering over vraag en aanbod was goed voor de kleine zakendoeners, die afwachtten, wat voor stand de markt zou vertonen - maar het was beter, zo betoogde Herre, om die markt zelf te maken, de vraag zelf te regelen, en zodoende het bod ook zelf in de hand te hebben. Dat was de weg voor de grote ondernemingen. - Het sprak vanzelf, dat men dit alles niet in een handomdraai of door goede bedoelingen alléén zou kunnen verkrijgen; men moest zich er van verzekeren met de middelen, waarover men beschikte; en een van die beste middelen - Herre keek de confraters één voor één met een veelzeggend half-dicht oog aan - was nog altijd het geld.

[pagina 313]
[p. 313]

Ze luisterden zwijgend naar zijn doorgaande uiteenzetting. - De ondernemers, die het meeste kapitaal achter zich hadden, zouden de winnaars zijn, zei Herre. Het leek hem ook niet kwaad, de heren er aan te herinneren, dat men een credietbank in de onderneming zou moeten betrekken, en geen kleine, maar een, die er wezen kon, van het model Labouchère-Oyens, waar men in halve millioenen rekende. Speelruimte, onbeperkte mogelijkheid moest men hebben... de hele productie onder eigen, uitsluitend gezag brengen! - Herre keerde van zijn bespiegelingen terug naar zijn oorspronkelijke voorstel: de aankoop van de uitgebreide weideplaatsen; want dat, verklaarde hij, was een van de stappen in de richting, om de invloed van de trust onder de boeren te vergroten.

Men zat enige tijd stil, toen hij had uitgesproken; het was een gespannen stilte. Toen viel Kaufmann, die ook aanwezig was, Herre met geestdrift bij. Hij was het volkomen met Wiarda eens; de weg, die deze had aangewezen, was dezelfde, die de grote trusts in Duitsland opgingen; waarom zou men voor de zuivel ook niet kunnen wat men voor het staal of de electriciteit kon? De anderen beaamden langzamerhand al wat er gezegd was; zij zagen de noodzaak en het voordeel er van in, al bleven enkelen nog twijfelachtig omtrent Herre's friese plannen. - Credietbanken... ook dat was niet kwaad, zei er een. Maar voor de zuivelindustrie was er buiten particuliere gelden nog weinig te halen in Holland; de banken hier waren in 't algemeen te versnipperd en te voorzichtig; geld op prolongatie, dat was nog schering en inslag; en als er al credieten beschikbaar kwamen, dan waren ze voor de indische cultures en de scheepsbouw. -

Herre lei zijn hand zwaar op tafel neer. - Dan is het onze taak, zei hij, om te bewijzen, dat ook wij in staat zijn, hoge winsten uit te keren... En misschien - hij glimlachte weer, lichtelijk opgewonden ditmaal en met een flakkerende overmoed in de ogen - zouden we zelf een bank kunnen stichten; een kleine kassier is makkelijk te vinden; we geven een neutrale naam aan de zaak, zamelen fondsen...

[pagina 314]
[p. 314]

Het werd een langgerekte en luidruchtige zitting, en niemand dacht bijna meer aan het overmatige diner en de vrolijke nacht, die als gewoonlijk de bijeenkomst zouden besluiten. De gesprekken werden warm; men verloor zich in berekeningen die ten slotte tot fantasterijen werden, en waarvan men spoedig de onhoudbaarheid inzag. Het was al laat, toen de gerant van Krasnapolsky opbelde, of de heren vergaten, dat er een maaltijd besteld was; en er kwam een haastig einde aan de besprekingen. Herre's voorstel, om voorlopig kapitaal uit te trekken voor de aankoop van geveilde boerderijen, kwam in stemming, en hij kreeg met twee stemmen in de meerderheid zijn zin. Ten slotte had blijkbaar het denkbeeld van de voordelige belegging - een plaats van vijftig mille die vijf mille pacht opleverde, was minstens zo goed als amerikaanse of russische papieren - de doorslag gegeven; en Herre keerde met de onbeperkte volmacht der overige directeuren naar Friesland terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken