Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IV

Enkele maanden nadat Rudmer zijn ouders had verteld, dat zij in het voorjaar van '04 een kind op de pastorie verwachtten, werd ook Antje Adzers voor de tweede keer zwanger. Herre zag, met dezelfde onwillige wrevel, waarmee hij het verloop van haar eerste zwangerschap gadegeslagen had, hoe zich dit verleden ging herhalen: Antje werd nog mensenschuwer, sloot zich beschaamd in huis op, toen haar harde figuur de platte schonkigheid begon de verliezen en werd grauwer en onaantrekkelijker dan voorheen. Herre, onderricht van de verwachtingen op de pastorie, had de vage genoegdoening, dat Rudmer en hij in dezelfde zomer vader zouden worden; maar de aanblik van Antje in haar hulpeloze lelijkheid ergerde hem zwijgend, als hij zich voorstelde, hoe de mooie Hollandse, die Rudmers vrouw was, haar kind dragen moest; hij had dat meer gezien bij die steedse vrouwen, die alleen maar begeerlijker werden tijdens hun zwangerschap,

[pagina 315]
[p. 315]

en daarna mooier dan vóór die tijd: hij kon zich dat van Ruth d'Aby niet anders voorstellen, en voelde een naijver jegens den gelukkigen Rudmer, die hij niet aan 't woord liet komen en waarvoor hij snel in de besognes van de fabriek en het werk vluchtte.

Er werd een nieuwe afdeling bijgebouwd voor de condensbereiding, bijna een tweede fabriek naast de eerste; tegen de tijd, dat het vee in het land kwam, wilde Herre het gebouw volstrekt klaar hebben. Hij zat de timmermansbazen als een slavenjager achterna, en was snauwerig tegen het personeel, tegen Antje en de meid, toen een late vorst in Februari het bouwen een tijdlang remde. Maar in April was de condenshal toch af en Herre kreeg twintig van de bestgeschoolde arbeiders in dienst, - betaalde hij geen betere lonen dan de coöperatie?

Hij was bezig met een leeuwarder notaris navorsingen te doen naar de kansen, om in datzelfde voorjaar nog de hand te kunnen leggen op de boerenzathes, wier bezit de fabriek ongehoord zou versterken, toen het kind op Rudmer's pastorie werd geboren. Herre schreef, midden in zijn beslommeringen, een geestdriftig krabbeltje; hij voelde zich half de voogd van de jonge ouders en het pasgeboren wicht. - Tien dagen later kwam er een antwoord: Ruth d'Aby was aan kraamvrouwenkoorts gestorven. -

De mededeling had Herre ontsteld. Hij zag, dat ze ook Antje, die in Juni bevallen moest, overrompelend aangreep als een boosaardig voorteken. Zijn voorstelling van een bloeiende, begeerlijke Ruth, - hij had haar slank profiel voor zich gezien, het verrukkend moederlijk overbuigen naar een drinkend kind - zijn blinde huwelijksjalouzie jegens Rudmer, joegen hem thans schaamte en schrik aan. Hij wist eensklaps, dat hij van zijn broer hield met een eerzuchtige liefde, waarin bezorgdheid en angst gemengd waren; dezelfde zorg, waarmee hij bij de geboorte van de kleine Ruth aan Rudmer geschreven had, dat hij nog steeds bereid was, in geldmoeilijkheden bij te springen. Geld..., het woord vulde hem voor 't eerst misschien met bittere verbazing; kon hij niet meer anders denken

[pagina 316]
[p. 316]

dan in geld...? Hij zocht zijn ouders op, zodra hij het bericht van Ruth's dood had; ook zij hadden het nieuws ontvangen, aangedaan en verslagen. Hij zag trage tranen lopen over Tjallings gerekt en doorploegd gezicht; Reinou was bleek en woordeloos, met iets hards om haar dunne oudevrouwenmond. Hij kon ook met hen niet spreken over wat hij voelde; hij had het met niemand gekund. Maar het was goed, bij zijn ouders te zijn in dit ogenblik; hun levende aanwezigheid was al vertroostend; en hij zag, dat zij zijn bezoek op dezelfde wijze ondergingen.

Het bleek, dat Carla van Everdingen d'Aby, die men getelegrafeerd had, de dag na Ruth's dood al in de ***Wouden gekomen was, en het kind van haar zuster met zich mee had genomen. Er was een wanhopige brief geweest van mevrouw d'Aby, die eindigde met een bevel: Ruth moest in Haarlem begraven worden. Herre was weer de enige van Rudmer's friese familie, die meeging naar het graf. Hij was geschrokken van zijn broer; toen hij, de dag na de begrafenis, weer in het renteniershuisje bij zijn verlaten ouders kwam, had hij hun niet durven vertellen, hòezeer. - Rudmer had stokkend en half gebogen gelopen, alsof een inwendige pijn hem naar de aarde neertrok; zijn blauwe zelfbewuste blik was licht en leeg, en hij had Herre bij diens komst zo vragend en verdwaasd aangekeken, dat deze geen woord had durven zeggen na de eerste lange handdruk. - De naam van de dode vrouw was niet tussen hen genoemd. Des te vaker klonk ze van de lippen der oude mevrouw, en zo dikwijls het woord ‘Ruth’ hoorbaar werd tussen haar verwilderde, krijsende snikken, zag Herre zijn broer met een schok samenkrimpen, en hij verwenste inwendig de tomeloze droefheid, waaraan Ruth's moeder zich overleverde, zoals hij een onverdeelde eerbied had voor het strenge gezicht van Carla, waarin de mond af en toe beefde, maar dat tijdens heel de plechtigheid voornaam beheerst gebleven was. -

Een paar weken lang vervolgde Herre het beeld van den getroffen Rudmer; onrust en geprikkeldheid keerden in hem

[pagina 317]
[p. 317]

terug, en hij was legen Antje en de mensen van de fabriek korzeliger en onverdraagzamer dan in Februari, toen de bouw van de condenshal niet op wilde schieten. Maar allengs trok toch het bedrijf hem weer in zijn opwindende sleur; de notaris, aan wien Herre opdracht gegeven had over de geveilde boerenbedrijven, zond dagelijks berichten - de twaalfde van de Meimaand naderde snel - er was de eerste grote order uit Engeland, en tussen dat alles door werd het vooruitzicht van Antje's bevalling kenbaarder en vroeg zijn aandacht. Hij behandelde haar met ongeduldige zorg, belde herhaaldelijk den dokter op in een soort onbeschrijflijke verantwoordelijkheid, die hem door de dood van Ruth was ingegeven, en ging in de laatste weken ook niet meer op reis. Naarmate Juni dichterbij kwam, zag hij in haar ogen een geheime vrees, die soms op neerslachtige onderworpenheid ging lijken, alsof er iets in haar was, dat zich niet meer tegen de dreiging van de dood verzette. Bij die blik plaagde hem doffe schuldbewustheid; het denkbeeld, dat ook zij sterven kon, was schrikbarend en rauw. Zij keek hem aan, of zij zich ervan wilde vergewissen, dat hij haar dood niet wenste. Hij voelde zijn geweten plagen; ten slotte had hij haar honderden malen bedrogen, verlustiging en liefde genomen, waar hij die krijgen kon, en háár week in, week uit verwaarloosd - het meubel, dat men niet wegdoet... En nu was ze zwanger, van een van hun schaarse en vreugdeloze toenaderingen; hij had haar opnieuw in dat gevaar gebracht, waartegen alleen het bezit van onverdeelde liefde opweegt. Hij had geen liefde. Hij had alleen de schrille maning van zijn geweten.

De stemmingen van berouw en stuurse, gedwongen vertedering kwelden Herre niet lang; zij verdwenen zelfs zonder enig spoor, nadat Antje Adzers haar tweeden zoon voorspoedig ter wereld had gebracht en weer zwijgzaam en schriel, maar gezond, van het zwangerschapsbed was opgestaan. En alleen de zonderlinge, roerende geluidjes, waarmee de donkere Adzer in zijn wieg lag - Herre had ditkeer een weelderig en met zij gevoerd kinderbedje laten aanrukken - brachten

[pagina 318]
[p. 318]

in hem nog trillingen te weeg van de tederheid, waarmee hij ook nu nog jongen Wychman bekeek, die intussen vier jaar was geworden, en zich met verwondering en naijver een mededinger in de ouderlijke gunst zag toebedeeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken