Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II

Van het ogenblik af, dat Ekke de eerste honderd geweerpatronen op de zolder bij de buks verborg, greep hem met de tintelende onrust van alle zenuwen een uiterlijk bedachtzaam en koud overleg. Hij wist, dat Regina lont geroken had; hij moest haar weer van dit spoor afbrengen en opnieuw in den blinde sturen.

Hij verbeet de wakkergezinderde spanning, die hem haast niet stil kon doen zitten, hele dagen van dat regenende, lange, trieste voorjaar. Buiten kleefden de kleine bladen als opgevouwen vlinders tegen zwartglanzende twijgen, gereed om in groene stormen uit te vliegen, zodra het warm werd. En in Ekke kromp de begeerte, om de buks te nemen en die buiten, ver van de bewoonde streek, te beproeven. Maar er was meer voor nodig, dan dat hij enkel Regina om de tuin leidde.

Een week of wat na de aankoop van de patronen achtte hij de tijd gekomen. Het was weer een avond van fel weer, en de hemel lichtte met een jagende, gedurig ondergaande maan, toen hij de laatste melkschuit afwachtte, en daarmee overstak. Hij wilde den veerman met opzet niet laten weten, dat hij deze reis ondernam. Ook de melkschipper herkende hem niet, zoals hij, diep in pet en jekker, op de praam stapte en de schuit weer verliet. Hij liep niet langs het klinkerpad, maar door het gras, naar de kleine scheepswerf op het kanteel van het vaarwater, waar het kanaal hol tegen de palen der beschoeiing klipte.

[pagina 353]
[p. 353]

Hij sloeg de vuist op de deur van den scheepsbouwer en ging, genood, de petroleumlichtkring van de enge smorende kamer binnen, de hand in de zak geklemd om twee briefjes van tien. Een half uur later roeide hij met een eigen bootje de opvaart in, waar Regina's erf tot aan het water daalde. Hij meerde de roeier onder de kreupele elzestruiken, wier vochtigscherpe reuk in de voorjaarsstorm meewoei, en keerde terug in huis. Zijn handen beefden.

De volgende dag roeide hij uit onder de gescheurde, met zon en wind grillig bespeelde hemel. Regina keek hem na in donkere verwondering, toen ze hem naar de vaart zag lopen en de boot losmaken. Ze volgde met trage passen, haar ogen borend uit het gespannen wit gezicht. Hij voelde die ogen, al zag hij ze niet. Onwillig en half wendde hij het hoofd.

- Ja, ik heb een boot gekocht. Ik kan niet langer thuis zitten. Ik wil er uit!

Regina hoonde bleek:

- Werk zoeken zeker.

Hij haalde de hoekige sterke schouders op, terwijl hij de riemen greep. Wegroeiend, riep hij over 't water:

- Ik ben dadelijk terug.

Regina stond daar hoog en smal, hoger en smaller leek ze op het erf terwijl hij in dat lage schuitje boven het water gehurkt zat. Een ogenblik lang zweefde de vrees voor deze vrouw over zijn voornemens; ze had nog niet uitgesproken:

- En wie betaalt 'm?

Hij wees met de duim op zijn borst, en keek niet meer.

Had ze zich er bij neergelegd? Een paar dagen gebeurde er niets, en hij geloofde het. Op een avond, toen ze iemand in de winkel hielp, klauterde hij haastig op zijn sokken de ladder op, en nam buks en patronen mee onder de jas. De zwarte loop stak onder de duffelse jekker uit, maar de kolf zat vast onder zijn rechteroksel gekneld, en de binnenzakken propten deugdelijk van de allesbelovende patronen. Hij ging snel naar buiten, stapte in de boot, gleed uit over de glibberige bodem, vloekte gesmoord, maar hield het op voeten. Terwijl de roeier

[pagina 354]
[p. 354]

nog naschommelde, wikkelde hij buks en patronen in de reep zeildoek, die in een der viskastjes gelegen had en stopte ze voorin, waar althans het slot droog lag. Toen hij in de kamer terugkwam, knoopte hij kwanswijs zijn broek dicht. De ogen van zijn moeder waren duister en arglistig, als die keer, toen hij zo overijld had aangeboden, om voor haar naar Sneek te trekken. Hij ging vroeg slapen.

Twee, drie dagen achtereen roeide Ekke het waterland in, achter de hoge vergeelde rietmantels, waarvan de stengels schilferend en hol langs elkaar veegden in de wind, en waar geen menselijk wezen te zien was. Hij schoot. Hij laadde de buks - het kostte hem een half uur, om precies te zien, hoe het magazijn opende en sloot - en mikte, op een plompestengel, een uitstekende rietpluim, een oud vergeten hek op een polderdijk. Bij elk schot was het, of iets hards en trillends in hem met rood vuur wegsmolt en vervluchtigde. Zijn haar was vochtig. Het zweet stond op zijn borst. In zijn slapen zong het bloed sneller en hoorbaarder dan ooit. Hij sidderde zo, dat hij de eerste dag geen enkel gekozen doelwit raakte. De tweede dag werd het beter; hij mikte lang, nu hij ook de betekenis van de korrel ontdekt had; en als de loop niet meer beefde, loste hij het bevrijdende, flitsende schot; hij raakte meer dan eens. De derde dag ontmoette hij een woerd, die wit en groengepluimd met de violette tegenglans van gladde kopveren tussen twee rietkragen dobberde. Ekke zette de buks aan de schouder en schoot. De korte sterke slag sloeg over het water uiteen; in de heldere bovenlaag van de bruinblauwe veengeul zag hij de vogelbuik wit onderduiken en kantelend bovendrijven.

Hij hield het dode beest op zijn natte knie. Het lag daar met de hals geknakt, de poten vreemd verwrongen. Ekke tilde het op: de zwaarte van het levenloze.

Zijn mond werd droog, maar onder zijn lichte ontsteltenis hamerde het triomfgevoel. Hij wist niet, wat hij met de eendvogel doen moest; hij roeide op de wal aan, en wierp het beest op de schrale grasrand, voor de waterratten.

[pagina 355]
[p. 355]

Toen hij thuis kwam, laat over de middag, stond Regina aan de kant, bij de waslijn. Hij vergat de laatste slagen te roeien, en gleed zonder beweging tegen de elzen, de buks met het lijf dekkend. Regina's ogen zochten in de kleine holle ruimte van de boot; haar mond had weer de vege kervende rimpel opzij, die haar plotseling ouder maakte, en haar donkere lippen boosaardig neertrok. Zelfs haar stem was anders, laag en trillend:

- Dus jij hebt 't geweer. Ik dacht 't al. 't Was niet meer op zijn plaats.

Hij bleef zitten en haalde de riemen werktuigelijk binnen. Regina schoot een pas vooruit, en hij schrok, zodat de boot heftig wiegelde.

- Nou? Waar is 'et?

Ekke stond langzaam op en wees naar de rol zeildoek.

- Dáár.

Hij bukte zich en greep de buks met grote rode vuisten.

- Maar ik hou 'et! 't Is van mij - van nou af aan! Ik gebruik 'et!

Nu ze beiden aan de wal stonden, was hij weer verreweg de grootste. Een paar tellen nog hield de angst hem tegen, angst van het betrapte kind voor de toornende moeder. Toen duwde hij Regina opzij en ging met de buks onder de arm wijd schrijdend naar huis toe. Zijn moeder volgde, hij hoorde haar hijgen, op de korte, heftige wijze, die hij zo goed kende: ze was woest. Binnen stonden ze opnieuw tegenover elkaar. Hij omklemde de buks als een bedreigde vrijster. Regina's lange vinger wees tussen zijn ogen.

- Geef... dat... geweer... hier!

Hij schudde koppig het hoofd. Ze kneep de oogleden bijeen, de wenkbrauwen dreigden zwart en laaggeboogd.

- Ekke... hier dat ding! 't Is niet van mij! Ik moet 'et voor iemand bewaren!

Ekke wikkelde het zeildoek langzaam van de buks, zonder de ogen van Regina af te houden.

- Zo-o... en dat is strafbaar, hè?

[pagina 356]
[p. 356]

Regina's gezicht ontspande zich, donkerrood. De lippen bewogen. Toen werd ze eensklaps kil:

- Ja. En daarom wil ik niet, dat jij er mee om donderjaagt, begrepen? Jezus, moeten we dan door zo'n schietding in de ellende komen?

Hij wist, wat ze bedoelde. Ze gaf hem een stok in de hand, om haar te slaan. Hij ging zitten met het wapen over de knieën. Hij minachtte, wat ze gezegd had, en legde de brede, stompe voorvinger op de buks.

- Dus je bewaart 't voor iemand. Zo-o... A.T.H. staat hier in het hout. En wie is dat dan? - Waar zit dat heerschap, dat die buks hier liggen moet?

Regina's tanden schoven besluiteloos over de onderlip. Ze draaide de handen in de blauwe wollen boezelaar, alsof zij ze afdroogde. Ze keek Ekke van terzijde aan.

- A.T.H.... jawel. Dat is 'm. Hij heeft tegen me gezegd, dat ik er op passen moest! Niemand mag 't weten. Nou, verdomme, kijk me niet zo an! Steekt daar dan wat in? As iemand je een dienst vraagt...?

Ekke gromde.

- Waaróm heeft ie 'm dan zelf niet nodig, hè? En wie ìs het?

Regina antwoordde niet. Inplaats daarvan sloeg ze met de hand naar de kat, die op tafel was gesprongen. Ze ging naar de winkel en hij bleef zitten, glimlachend, het vuurwapen in de hand.

Des avonds begon ze er weer over. Ekke stond op; hij voelde zich, in zijn volle lengte en breedte, beter opgewassen tegen de donkere haatdragende kracht van haar uiterlijk en oogopslag.

- Die buks? Als z'n baas hier komt en er naar vraagt, kan ie 'm krijgen. Tot zolang houd ik 'em. Ik ben niet bang voor een boete... het is jòùw huis, waar ie opgeborgen geweest is, en jòùw verantwoording. -

Regina's hand tikte hard en witknokig op tafel.

- Verantwoording? Snotaap! Die buks gaat terug naar de zolder! Ik verbied je - -

[pagina 357]
[p. 357]

Ekke schudde traag van neen. De stem werd zwaar in zijn keel:

- Ik houd de buks. En als je d'r geen vrede mee hebt... goed. Dan geef je me maar aan. Maar dan weet de veldwachter morgen óók van de jenevertapperij hier de hele winter, in deze kamer. -

Regina krijste.

- Hi! Dan gaan we samen - jij hebt meegeschonken - dan gaan we samen!

- Bestig. Liever de bak in dan de buks verliezen.

De zonderlinge heksenglimp op haar gezicht versteende. Ze zweeg, en wendde zich af.

Hij had het gewonnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken