Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 345]
[p. 345]

Achtste Boek
Eenzaamheid
1904-1907

[pagina 346]
[p. 346]


illustratie

[pagina 347]
[p. 347]

I

In het kilkoud voorjaar van '04, toen de buien weer met Aardende zwerken tegen het waterdorp optrokken, en Ekke triester dan ooit in huis gevangen zat, deed hij een ontdekking.

Onder een stapel oudroest op zolder lag een buks, waarvan loop en magazijn met zorg in vette lappen gewikkeld waren. Ekke had doelloos in de krammen, stangen, verbogen harken en gebroken gereedschappen zitten porren, toen hij op het vuurwapen stiet.

Hij zat lange tijd met het korte stevige geweer op de knie en bekeek het. Hij haalde de haan over; het werk was bijna geruisloos; het magazijn opende en sloot als een pas geoliede ingewikkelde veer. Het wapen was in zijn hand, kantig en deugdelijk: de kolf van hard hout, de monding van onwrikbaar staal. Terwijl hij er mee op de rand van het bed zat, onder het licht van het grijs beregend dakraam, vulde het betasten en aanraken van het schietwapen hem met een zelfgevoel, dat traag door zijn bloed opkroop en zich aan hem meedeelde, tot hij eindelijk van hoofd tot voeten tintelde onder de voorstellingen, die bij de aanraking uit het donker van zijn gedachten opstegen.

Tekens in de kolf vielen hem op; onder in het bruingeworden geringde hout had iemand met een mes letters gekorven: A.T.H. - Waren het de voorletters van een naam? - Waar kwam de buks vandaan? - Hij legde het vuurwapen haastig op het bed neer, en wilde de ladder afdalen, om het Regina te vragen - die moest er toch meer van weten! -, maar hij talmde onverhoeds bij het gapend trapgat en keerde langzaam terug naar de buks, die zwart en hoekig en met

[pagina 348]
[p. 348]

welgevallige dreiging op het geruite sloop lag. Hij wikkelde slot en loop snel en behoedzaam weer in de doordrenkte vodden en schoof het wapen terug achter de richel met oud ijzer, waar hij het gevonden had. Hij voelde zijn hart met lichte, hoge slagen kloppen.

Des avonds regende het niet, maar onder het hemeldak veegde een droge, adembenemende storm. Ekke hield het na het brood met pap niet langer uit. Het wrokken van Regina's zijdelings naar hem starende ogen had eensklaps de sarrende beduiding verloren; het raakte hem niet meer. En hij hoorde nauwelijks, toen hij opstond en zijn jekker aanschoot, dat ze de deur achter hem dicht smeet; het was zo, alsof er aan de overzijde van het vaarwater een wagen ratelde... een onverschillig bekend geluid, dat niet tot het bewustzijn doordringt. Hij duwde de handen ineengeknepen in de zakken neer; zijn spieren trokken samen en ontspanden zich; in zijn borst groeide een warme levende plek, waar alles zolang steenhard geleken had. Op het bruggetje bemerkte hij, dat hij schor iets neuriede.

Hij liep langs de lage verlichte ramen van den veerschipper en over de losplaats, waar de rook der opgelegde tjalken in dunne witte kransen uiteengewerveld werd; langs de bomenlaan van de nieuwe zuivelfabriek duwde hij zich in de westerstorm op, liet hij zich terugdrijven... twee, drie maal achtereen. Een geweer. In zijn hoofd suisde het weldadig, hij zuchtte glimlachend, het bloed kreeg een nieuwe slag door zijn hele lijf; hij voelde, dat ook zijn gezicht anders moest zijn, dat het trilde en bewoog; er was hem iets teruggegeven, wat hij maandenlang gemist had: er zou weer iets gebeuren, hij zou weer iets kunnen doen... Wat? Het was alles vaag en zonder nader doel; maar het spande zijn verwachting, ongehoord.

Dagenlang verbeet hij zijn nieuwsgierigheid tegenover Regina. Er ging onderwijl geen avond voorbij, of zijn hand zocht in het nachtdonker, onder de lorren, naar het hecht metaal van het wapen. Hij sliep lichter in het besef van dit machtig bezit. Des daags was hij onrustig; hij zat op zijn matten stoel te rijden, en pijnigde zich af met de vraag, hoe

[pagina 349]
[p. 349]

hij ooit dit wapen zou kunnen gebruiken - en waar. Er speelde iets door zijn onervaren hoofd van jachtacte, jacht-tijd... het jagersseizoen moest in het najaar vallen... En nu was het vroeg in Maart: verboden, om op wild te schieten. En toch -

Ekke wilde zijn vondst benutten, de buks hanteren.

Maar voor een geweer zijn kogels nodig, patronen, voorraden. De eerstkomende Dinsdag was hij gretig - verraderlijk gretig - om naar Sneek te gaan, en Regina's bestellingen bij den groothandelaar in te leveren. Hij stelde het haar zo dringend voor, dat ze hem met arglistig wantrouwen opnam, en hij zelf bemerkte, dat hij het spel anders moest spelen. Hij had zijn geld nagekeken: er waren nog een honderd daalders; het kostgeld en het verschoppen van elke verdienste hadden zijn bezit tot op de helft ingeteerd. Hij stopte een handvol zilver bij zich - later, op de polderdijk, telde hij 't na, een kleine tien gulden - en zocht, toen hij in de stad zijn boodschappen had afgeleverd en den vrachtrijder ervan verwittigd, een winkel, waar men hem munitie kon leveren. Hij herinnerde zich, dat ergens bij de veemarkt een donkere, diepe uitstalling was; daar lagen ook schietgeweren: lange, ranke karabijnen, en korte buksen als de zijne, en windbuksen, en revolvers, dubbelloops pistolen en kleine vuurmonden, die men in een gesloten hand kon bergen... Hij liep een paar maal steels langs de ingang, voor hij de lage deur open dorst duwen. Het schelle belletje joeg hem een hartklopping in de keel; hij keek om zich, haar buiten; volgde hem geen politieman? Op straat liepen koeiendrijvers, boeren, vrouwen met manden; uit de witte Martinikoepel zwierden tien slagen, de morgen schoot al op -: hij hoorde voetstappen; de gang moest wel lang zijn, het duurde seconden, voor de koopman uit de stenen binnenpoort in de winkel trad. Ekke keek hem aan; zodra hij moest spreken, voelde hij zijn tong dik en onnatuurlijk droog:

- ...Verkoopt u geweerkogels?

De man in hemdsmouwen deed een pas naar het raam, waarachter de wapens op zwarte rekken lagen. Zo kon hij Ekke beter zien. Zijn hand gleed langs de wang.

[pagina 350]
[p. 350]

- Kógels?... Patronen heb ik wel. - Waar is het voor?

Ekke kende lange en korte geweren; hij had wel gezien, dat er allerlei soorten achter de winkelruit lagen. Maar de vaknaam wist hij niet. Zijn huid prikte, zijn zondagsboord snoerde de hals.

- Tja... 't is voor mijn buur... Hij zei: As je nou toch in de stad komt...

- Heeft ie een karabijn?

De winkelhouder legde een donkere stevige vinger op een der gerekte lopen. Ekke schudde het hoofd.

- Nee, zo een niet... Kort, zwaar...

- Een buks!

- Dat zal het zijn. Ja, zo een.

- Patronen, hè? Voor bunzings zeker?

- Bunzings... Ja, ik geloof van wel.

- Scherpe?

Ekke weifelde.

- ...Ja.

De man draaide zich om en bukte zich met een sleutelbos in de hand naar een gesloten kast achter de toonbank. Maar voor hij die opende, wendde hij het gezicht half naar Ekke.

- 't Certificaat?

- ...?... - Ekke's hoofd werd zwaar; hij beheerste het dwaze beven van zijn mond bijna niet meer.

- Ik vraag, of ik 't certificaat zien mag... Je buur heeft toch zeker geen verbóden wapens?

Ekke keek den man hulpeloos aan. Een certificaat, dat was zoveel als een acte, een vergunning... De koopman stond weer voor hem, tikte ongeduldig met de dikke vingers op de toonbank.

- Ik mag toch de wapenwet niet overtreden?

- Ik weet niks... van al die dingen... Der is mij niks meegegeven... Ik moest honderd patronen halen, zie.

- En hoe heet die buurman van jou dan, jongmaat?

Ekke hersens's werkten wanhopig en snel.

- Datema, Douwe Datema, van Sondel...

[pagina 351]
[p. 351]

- Datema? Niet bekend. Gaasterland, hè? Bunzings, ja, dat dacht ik wel. En géén certificaat... Honderd patronen... Ken ik de polisie naar Datema vragen?

Er versprong iets kils in Ekke. Hij had het liefst naar de deur willen rennen, de klink neerdrukken, wegvluchten, de marktdrukte in. Hij haalde met inspanning adem:

- Ik weet niks anders, dan dat de zoon van Datema gister tegen me zei: As je nou toch in de stad komt, loop dan even aan om honderd patronen... en ja, nou herinner ik me ook, dat ie zei, dat 't voor een buks was.

De man trok de mondhoeken neer en spiedde met een half oog naar buiten.

- 'k Zie 'et al, jongmaat... Maar ik blijf liever vriend met de polisie.

Hij duwde de sleutelbos weer in zijn uitpuilende broekzak. De man wilde niet.

Ekke ademde bijna opgelucht. Weg van het gevaar, weg! Hij deed een stap naar de begeerde deurklink. Maar de winkelhouder schoof zijn pet achterover en zei op de zachtere toon van een ingewijde:

- Ik zal honderd patronen inpakken. Om twaalf uur ken je ze halen bij de juffer van de Drie Gekroonde Baarzen... hier om de hoek... Dat wordt vijf gulden.

Ekke tastte onder de jekker, maar de man weerde snel af.

- Hier niet, zei hij. - Kom... in de achterkamer.

Ekke rekende binnenshuis af en stond met wonderlijk draaiend hoofd op straat, waar alles eensklaps ijl en zinloos klonk. Geslingerd tussen zijn verwachting en de vrees, dat men hem toch bedrogen had, liep hij de straatjes door, tot hij tegen twaalven voor de afgesproken boerenherberg stond. Hij stevende naar de tapkast.

De breiende waardin nam hem dadelijk aandachtig op.

- Is het voor een pakje?

- Krek.

Ze schoof hem over het natte zink een vierkant pakket toe, en lachte aanmoedigend. Maar hij gunde zich niet de tijd voor

[pagina 352]
[p. 352]

de verwachte bestelling. Hij mompelde iets, en verdween haastig. Op de verlaten polderweg maakte hij het touw los. In de wikkel zaten twee dozen. Hij rolde het touw op en stak het bij zich; het grauwe papier verkreukelde hij tot een bal, die hij in de sloot wierp: de dozen liet hij in zijn zijzakken glijden. Daar wogen ze, tikten ze dof en allesbelovend tegen zijn bovenbeen, bij iedere stap. En naarmate hij het huis van Regina, de buks, naderde, rees het triomfgevoel in hem opnieuw tot een haast ondraaglijke gespannenheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken