Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

11



illustratie

Op het eiland Thanet vilden wij op aanwijzing van Hengist de grootste os die zich onder het ons toebeschikte slachtvee bevond. De hertog zelf stond er bij en greep mee in om te zorgen dat er geen nagelbreedte van de huid verloren ging. Wij droogden het vel in de korzelige schrale wind maar stonden niet toe dat het kromp of schrompelde. Veeleer vetten wij de huid met de grootste zorg in en pletten haar met rolhouten en het plat van onze zwaarden tot zij niet verder kon worden gerekt. Al onze mannen kwamen kijken, zij stieten elkaar aan en grinnikten want Hengists opzet was nu de meesten duidelijk.

Hengist wette zijn Piktische dolk tot op haarscherpte en sneed daarna met vaste, langzame hand de ossehuid tot repen, de repen tot banden, de banden tot draden, dun als een zeen. Het was al scherp en kil onder de lucht maar wij leden geen kou bij de aanblik van dit listig doordachte werk van onze hertog. De draden werden met ongebroken geduld aan elkaar geknoopt; de ossehuid veranderde in een buigzaam meetkoord van duizenden voet lengte. Skene zong bij het worden van dit koord liederen die mij met hun grijnzende graagte vrijwel ontuchtig in de oren klonken.

[pagina 46]
[p. 46]

Toen de nieuwe ellemaat voltooid was stuurde Hengist een man of wat in een kleine boot naar Lundunwike om koning Vortigern uit te nodigen bij de inbezitneming van het grondstuk dat door de ossehuid kon worden bedekt. De koning kwam ook werkelijk; hij nam een goed aantal mannen mee, waaronder zijn beide zonen en hoge adelingen. Zij waren allemaal al winters gekleed in ruige kap- en wikkelmantels, en hadden de onbehaaglijke nieuwsgierigheid over zich van mensen die bij voorbaat beseffen dat hier iets bekokstoofd werd dat hun vuig zou smaken.

Hengist liet de koning en zijn gevolg eerst op een maal onthalen en schonk er het gerstebier bij dat wij brouwden in diepe ketels in de aarde met lemen binnenwanden, zoals wij het thuis gewend waren. Ons eten noch drinken beviel de Britten merkbaar, ofschoon zij de goedwillende plooi in hun gezichten trachtten te behouden en verscheidene heildronken op ons uitbrachten, totdat het maal gedaan was en Hengist zei: ‘Wel dan, koning en Britse heren, het ogenblik is gekomen om scheep te gaan naar de vaste wal, waar u getuige zijn zult van de beloning aan grond zoals die mij onlangs door u beloofd is.’ Hij wenkte mij en riep: ‘Liafbarn, breng het maatsnoer!’ Ik haastte mij en droeg op beide armen de pezige bundel aan die ik voor de hertog op tafel neerlegde. Vortigern, zijn zonen en alle Britten zetten grote ogen op toen zij het ellenlange, opgerolde koord zagen, want zij hadden voldoende schranderheid om meteen te bevatten dat dit meetsnoer gewonnen was van een aan repen gesneden huid; zij zaten een amerij overbluft door de loer die hun gedraaid was, tot

[pagina 47]
[p. 47]

Vortigern de wijste partij koos en hard begon te lachen. Hij sloeg met zijn grote beringde hand op de schraag en zei: ‘Dat was het dus, hertog Hengist, wat in uw achterhoofd zat! En ik liep in die val!’ Er was grote vrolijkheid aan tafel, in de eerste plaats bij de onzen, maar ook Vortigerns zonen en volgelingen deden manmoedig hun best de galsmaak te verbijten die hun ongetwijfeld in de mond moest zijn gekomen.

Hengist zei toen het lachen bedaard was: ‘Laat ons oversteken naar de plek waar wij gaan uitmeten.’ Koning Vortigern stond met waardigheid op en hief de hand: ‘U moet mij verontschuldigen, hertog, ik heb veel vermaak gehad van uw slinkse vondst, ik vertrouw graag dat u ook zonder mijn tegenwoordigheid uw loon zult weten te innen. Mijn zonen en een deel van mijn gevolg zullen met u meegaan, ik zelf word teruggeroepen naar Lundunwike.’

Zo vermeed koning Vortigern met eigen ogen te zien hoe wij onze eerste Britse grond in bezit namen; hij ging op zijn schip en keerde naar zijn burcht in de stad terug. Zijn zonen vergezelden ons; zij zeiden niet veel terwijl wij Friezen spraakzaam, ja uitgelaten werden. Alleen toen wij op de vaste wal geland waren en tegen de lange opglooiende lichtbruine aarde met de leembanken en het verre hoge geboomte stonden, zei Guorthemir tegen Hengist: ‘Weet u dat deze grond behoort tot het rijk van koning Rankgonus?’ Hengist zei: ‘Uw vader, de oudste koning van de Britten, heeft ze mij beloofd.’ De prinsen zwegen toen Hengist eigenhandig het koord van ossehuid begon uit te meten op een

[pagina 48]
[p. 48]

voordelige plek en al lopende een omtrek beschreef dievelen verbaasde: Cantigern werd bleek en trok zijn hoofd al verder onder de kap; de rest van de Britten keek woordeloos toe, voetstampend tegen de kou.

Nog voor Hengist zijn meetwerk volbracht had riep Guorthemir hem toe dat zij het gezien hadden en dat hij ons geluk wenste met de geslaagde verovering; hij wenkte zijn mannen en keerde terug naar het Britse schip. Hertog Horsa bracht hem tot aan boord; toen de Britten in de boot stapten zei Cantigern tegen hem: ‘Ik hoop, hertog, dat de beloning u niet zal opbreken: het lijkt mij een wat onmatig brok.’ Horsa vertoonde zijn traag en kil lachje: ‘Wij Friezen hebben sterke magen, prins.’

De Britten voeren weg terwijl Friezen en Jutten stonden te juichen bij de uitkomst van Hengists meetwerk die alles overtrof wat ik en de anderen ons hadden voorgesteld. Hengist zeis overzag het behaald bezit en maakte toen een luchtsprong, zoalf ik het hem maar een paar maal heb zien doen; zijn stem was hoog en hard tegen de helling: ‘Dit, vrienden, is het begin!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken