Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

18



illustratie

Vortigern, zo hoorden wij al spoedig, had zich nu dagelijkse botsingen met zijn beide zonen op de hals gehaald, om te zwijgen van de woedende ontsteltenis waarmee koning Rankgonus hem was gaan bestormen nadat het nieuws van de huwelijkshandel hem had bereikt, waaruit hij kon opmaken dat hij het was die in werkelijkheid de prijs voor Reonix moest offeren. Vortigern bleef halsstarrig en werd enkel halsstarriger. Ik begreep zijn begeerte, ik begreep het mateloos onrecht en de hondsheid waarmee hij zich schuldig maakte jegens zijn Britten, kinderen en aanhang. Ik begreep de slinkse onnatuurlijke kalmte waarmee hertog Horsa woordeloos tussen ons wandelde; ik begreep alleen de montere gelatenheid van mijn hertog en vrouw Blida niet.

Het huwelijksfeest had nog voor de winter plaats. Koning Vortigern had het geëist: zijn tweede voorwaarde was geweest de zegen van de Christengod aan de verbintenis te hechten. Er was verzet tegen die eis gekomen van Ulbran Ulensneb, van Skene met de snorren en ook van de hertogszonen Aesko en Okta, maar Hengist de onverschillige had hun bezwaren weggeveegd: ‘Goden zijn goden! wat weten wij en wat kennen wij?

[pagina 74]
[p. 74]

Zegen is nooit verwerpelijk, uit wiens mond ze ook komen mag!’ Hertog Horsa had er op zijn duistere wijze bij gegrimlacht, maar Vortigern kreeg zijn zin.

Hengist riep mij bij zich toen er sprake van was de bruid naar haar bruidegom in Lundunwike te brengen en zei: ‘Wij allen gaan, maar jij vormt een lijfwacht voor Reonix; ik wens dat ze beschermd wordt en blijft tegen mogelijke Britse ontevredenheid - nu en in 't vervolg.’ Ik staarde hem aan. ‘In het vervolg?’ Hij knikte. ‘Je blijft haar met je mannen vergezellen waar de koning haar voortaan mee naar toe mag nemen; ik kan haar niet aan volslagen vreemden overlaten.’ Ik verweerde mij met heftigheid: ‘Maar ik behoor tot uw gevolg!’ Mijn verzet ergerde hem zichtbaar; hij zei met een snauw: ‘Dit is mijn wil!’ en ik zag opnieuw dat onze hertogen de stam boven het hoofd begonnen te groeien.

Wij begeleidden de bruid naar Lundunwike. Koning Vortigern kwam haar halverwege tegemoet rijden op een hoog zwart paard waarvan men breidel, manen en staart versierd had. Hij hees haar voor zich op het rijdier, Reonix leende zich buigzaam en gewillig; het leek me een voorspel van het gemak waarmee de hertogsdochter zich in de schoot van deze echtgenoot zou vlijen die ouder was dan haar vader. De Friese bloedverwanten volgden in de achterhoede; overal liep volk uit om nieuwsgierig te kijken; men juichte zelfs hier en daar, en bij het veer over de Tamesa was dennegroen gestrooid.

Ik en mijn lijfwachters zorgden de bruid geen ogenblik uit het

[pagina 75]
[p. 75]

oog te verliezen; ik had mezelf bovendien gezworen tot dit doel nuchter te blijven. Ik begreep van de vertoning in de Christenkerk niets, woorden noch gebaren van de priester in het wit met zijn offerknapen, en als men mij vraagt ging het Reonix net zo. Zij stond daar voor het altaar weergaloos pril en kuis, men had haar een lange sluier over haar rode vlechten geplooid en een kruis in de handen gegeven. De baard van Vortigern trilde, de stem waarmee hij antwoordde op een vraag van de Christenpriester trilde, de hand waarmee hij een ring aan de vinger van de bruid schoof trilde. Er was aan zijn kant zoveel domme trots en bij de bruid zoveel tedere en vloekbare schijn dat ik mijn gelofte om niet te drinken vergat -: ik was de kerk nog niet uit en in de buurt van een feesttafel, of ik stak de ene drinkhoorn na de andere uit, tot ik het besef van mijn omgeving en mijn eigen bestaan volkomen verloor.

Ik werd de volgende ochtend wakker geschud door mijn metgezellen: koning Vortigern riep met de ouders en verwanten van de bruid alle gevolg, Brits en Fries, tot getuigen tezamen om zijn gemalin de morgengeschenken te geven die de zede na de bruidsnacht eiste. Ik had het liefst schaamteloos en schamper gelachen bij dit nieuwe vertoon: de opgetogenheid van Vortigern bewees dat er niets ontbroken had aan het maagdelijk geschenk dat de bruid in het huwelijksbed had meegebracht, maar ik en ettelijke makkers hadden de oude verliefde gek in dat verwijfde slaapsalet een ander liedje kunnen voorzingen -: ook, hoe geslepen vrouwen van oudsher de listen in toepassing brengen waarmee de

[pagina 76]
[p. 76]

ongerepte staat bedrieglijk wordt hersteld. Nee, de oudste koning aller Britten had niets gemist; Reonix' ogen waren naar de grond geslagen en zij glimlachte schroomvallig, terwijl hij haar een stuk jachtgrond, een kudde uitgelezen hoornvee en een kistje met kleinoden schonk, waarbij hij haar linkerhand plechtig in de zijne hield en met de rechter een strowis over het hoofd van zijn gemalin wierp.

Hengist en vrouw Blida omarmden hun dochter en daarna hun schoonzoon, met wie ze nu waarlijk door bloed verbonden waren, de Friezen brulden ‘wacht heil!’ en wat de Britten riepen weet ik niet. Ik had weer kunnen weglopen om mij te bezatten, maar ik dacht aan de woorden van Ulbran Ulensneb over het onvermijdelijke - ‘men ontvangt het rechtopstaand als een mes in de strot.’ Het mes zat in mijn strot, en toen Reonix haar hoofdje bij al dat gejubel tegen de borst van Vortigern verborg als het lieflijkste bruidje dat ooit ontsluierd is, werd mij dat lemmet nog één keer in de wonde omgedraaid.

Ik bezwijmde niet, ik bleef rechtop staan, ik knipte met geen wimper. Misschien heeft mijn mond zelfs botweg meegejuicht. Maar ik wist tegelijk wat het zeggen wilde als een mens geboren te zijn in plaats van als een steen langs de weg te liggen waar ieder er tegen kan schoppen, of als een stuk ijzer in de smidse te hangen dat men naar believen buigt en breekt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken