Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
Afbeelding van Het werkelijkheidsgehalte in de letterkundeToon afbeelding van titelpagina van Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (10.52 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde

(1962)–Victor E. van Vriesland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

23

Invloed van het boeddhisme, maar vooral van het negativisme van Eduard von Hartmann (die met zijn ‘Philosophie des Unbewuszten’ ook de jonge J.A. dèr Mouw sterk mede gevormd heeft), en van het pessimisme van Arthur Schopenhauer heeft men willen zien in Van Eedens grote cyclische gedicht ‘Ellen’.Ga naar eind95 Van Eeden was weliswaar te zeer romanticus - daar heb ik reeds op gewezen - om als een echte Tachtiger beschouwd te kunnen worden: hij bleef als zodanig altijd een bijloper. Maar ook bij vroegeren als Emants en bij sommige lateren als Johan de Meester speelde het Schopenhaueriaans pessimisme een zekere rol.Ga naar eind96

‘Met een groeiend sociaal bewustzijn is deze van oorsprong typisch laat-negentiende-eeuwse zucht naar decadente zelfkwelling, verlustiging in leed en meelij, pessimistische ondergangsstemming menigmaal ten onrechte verward. De gehele letterkunde was doortrokken van twijfelzucht en een zucht naar complicatie en ambivalentie.

Een dergelijk ongeloof ten aanzien van geluk en vreugde en van de meer positieve sentimenten ontstond zonder twijfel in vele gevallen, en zeker bij Emants, onder den invloed van Schopenhauers leer. Het was een reactie tegen het evolutiegeloof en de vergenoegde en geborneerde zelfverheffing van het positivisme. Het nam geen vooruitgang aan. Het leidde ook soms tot een soort van neo-mystiek die als vergoeding moest dienen toen de naturalistische zinnenroes door de herontdekte zichtbare wereld, het sensitivisme, het impressionnisme, den geest ledig en ontgoocheld en met een kater in de kou had laten staan, alleen, verkild. Toch heeft Marcellus Emants tot op zekere hoogte en in het voetspoor van het Franse naturalisme aan de illusie van een objectiviteit vastgehouden.’Ga naar eind97 (Over de invloed van Schopenhauer op Emants

[pagina 54]
[p. 54]

zie men de dissertatie van F. Boerwinkel: ‘De levensbeschouwing van Marcellus Emants. Een bijdrage tot de kennis van de autonome burger der negentiende eeuw’). Maar bovendien was het met dit pessimisme zo gesteld, dat ook hier het geestelijke een uitvloeisel was van het natuurlijke, althans niet daarvan was los te zien. Bij Emants vloeide het voort uit een aangeboren neerslachtigheid en een neiging tot zelfkwelling, gepaard aan bepaalde persoonlijke ervaringen. Maar bij de echte Tachtiger naturalisten ontstond dat pessimisme organisch uit de innerlijke noodzakelijkheid van die individualistische richting zelf.Ga naar eind98

Juist het streven immers naar koel-onbewogen, objectieve onpartijdigheid deed de prozaschrijvers hun figuren stellen tegen de achtergrond van een grauwe, harde, onbarmhartige, door de onromantische blik ontluisterde samenleving. Maar hiermee is een oordeel en zelfs een veroordeling al geïmpliceerd; of, beter gezegd, het zou bovenmenselijke of zelfs onmenselijke krachten vereisen, om, langer dan tijdens een korte, dogmatische, doctrinaire periode, elk oordeel op den duur buiten de geest van de kunstenaar gebannen te houden. Verschillende factoren werkten mee tot een omkeer; zo bij voorbeeld het algemene feit dat pioniers opstandig zijn tegen bestaande opvattingen. Wat dus bij de jonge naturalistische prozaïsten te goeder trouw begonnen was als een vooropgezet streven de hele werkelijkheid, dus ook het lelijke, afstotelijke en oninteressante uit te beelden, sloeg door de behoefte, ‘de bourgeois te épateren’ en als individualistisch artist de burger uit te dagen, om in de neiging, juist vooral het lelijke en afstotelijke uit te beelden.

Een zelfde ontwikkeling vond plaats in Engeland. ‘The men and women of the nineties paraded their pessimism.’ ‘Frustration, poverty, and death were accepted as inevitable by many whose lives were haunted by those grim spectres.’Ga naar eind99 Want streven naar werkelijkheid, en zich afwenden of vervormen van werkelijkheid komen in onvermengde doses niet voor; zij lopen steeds dooreen en de vraag is maar, waarop de meeste nadruk valt. Realistisch was het anti-selectorische,

[pagina 55]
[p. 55]

het niet-kiezende standpunt, dat geen levensgebied, ook niet het ellendigste en ‘lelijkste’ zich als stof onttrok aan de uitbeelding in kunst. Romantisch was weer een hier al gauw uit voortvloeiende neiging van de tegen het maatschappelijke gerichte, vereenzaamde, individualistische (want opnieuw uit eigen ogen kijkende) kunstenaar. De neiging namelijk, niet langer voorkeurloos de realiteit weer te geven, maar het aanstotelijke of het pathologische, het verpauperde of het gedegeneerde als gegeven te kiezen, ten einde de nieuwe theorieën overduidelijk te demonstreren en tegelijk de gehate burger te verbazen en te kwetsen. De romantische oorsprong hiervan blijkt ook uit een opmerking van De Graaf in het van hem aangehaald werk: ‘L'auteur naturaliste faisait de préférence son choix dans les milieux obscurs, sordides, s'attachait à peindre de l'homme le côté vicieux, malsain, convaincu que le mal prédomine et écrase tout ce qui est bon, noble, élevé. Une telle conception de la vie n'était pas sans attirer Emants. Comme Balzac et l'école naturaliste après lui, il croit à la prédominance de l'élément “diabolique” dans l'homme, qui l'emporte de beaucoup sur l'élément “angélique”. Tout le monde, disait-il, peut facilement observer les “diables” dans la rue, les tripots, les bastringues, les salles de justice.’ (p. 115.)

eind95
Dr. G. Kalff jr. ‘Frederik van Eeden. Psychologie van den Tachtiger’ (Groningen 1927) p. 72.
eind96
Deze invloed vindt men ook in Frankrijk. ‘Pessimisme rongeur, mal contagieux des âmes tourmentées, mes compagnes, legs insidieux de Schopenhauer, grâce à quel baume guérirais-je vos plaies vives?’ zegt Huysmans. Geciteerd by Guy Chastel ‘J.K. Huysmans et ses amis’ (Paris 1957) p. 12.
‘Le pessimisme de Huysmans fut composé d'un pessimisme d'époque, alourdi d'un pessimisme personnel’ (In hetzelfde werk p. 233).
‘L'Allemagne et certains de ses philosophes, Schopenhauer surtout, “seul le pire arrive”, y ont ajouté leur venin.’ (Ibidem).
Paul Valéry noemt Huysmans ‘grand créateur de dégoûts, accueillant pour le pire et n'ayant soif que de l'excessif, crédule à un point incroyable, recevant aisément toutes les horreurs qui se peuvent imaginer chez des humains, friand de bizarreries (...)’. Paul Valéry ‘Huysmans’ (Paris 1927) p. 18.
eind97
‘Onderzoek en vertoog II’ (Amsterdam 1958) p. 666.
eind98
Onder andere doordat deze overgevoeligheid meebrengt. Vergelijk ook Chastel: ‘Que le monde étalé sous ses yeux inspire à Huysmans une puissante répulsion, cela ne se conçoit qu'à la condition de braquer son regard uniquement sur les êtres et les choses qui peuvent susciter ce dégoût.’ (p. 235).
En: ‘Sa prédilection pour les bas-fonds, les murs lépreux, les baraques défoncées, les eaux purulentes, les déchets, toute cette vie d'abandon qui n'est plus la vie, ne nous inspire à nous qu'un sentiment de commisération.’ (p. 277).
eind99
K.L. Mix ‘A study in yellow. The yellow book and its contributers’ (Lawrence and London 1960) p. 277.
Paul Valéry in zijn meer aangehaalde plaquette over Huysmans formuleert het uitstekend: ‘Il flairait des salauderies, des maléfices, des ignominies dans toutes les affaires de ce monde, et peut-être avait-il raison. (...) sa vie mentale, d'ailleurs incessamment sollicitée et irritée par le détail infini des misères de l'existence. Il en recueillait toutes les peines et toutes les laideurs. Ses narines étranges flairaient en frémissant ce qu'il y a de nauséabond dans le monde. L'écoeurant fumet des gargottes, l'âcre encens frelaté, les odeurs fades ou infectes des bouges et des asiles de nuit, tout ce qui révoltait ses sens, excitait son génie. On eût dit que le dégoûtant et l'horrible dans tous les genres le contraignissent à les observer, et que les abominations de toute espèce eussent pour effet d'engendrer un artiste spécialement fait pour les peindre dans un homme créé spécialement pour en souffrir.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken