Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch
Afbeelding van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken menschToon afbeelding van titelpagina van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

leerdicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch

(1622)–Frederik de Vry–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xlv. Capittel.
Van den Neus ende de Wangen.

 
DE Neus, een nodig lit, aen 't aensicht steeckt voor uyt,
 
En is het decksel dat bedecket en besluyt
 
Den weg, dewelcke heeft twee Neus-gaten,
 
Verordineert bequaem, om daer door in te laten
 
Den Reuck; en uyt het hooft daer te loosen weer
 
Het snotterighe nat; en om, op ende neer,
 
In en uyt, oock de lucht te halen en te leyden,
 
Is met een middel-schot van binnen af gescheyden.
 
Het hooft wordt door de Neus gereynight en gevoet,
 
Laet loopen 't quade nat, drijft uyt de lucht onsoet;
 
Den aengenamen Reuck, en goede lucht in halet.
 
Ons wordet door de Neus eenichsins af gemalet
 
In den geest'lijcken mensch, de Discretie wijs,
 
Die onder het getal der deughden heeft dien prijs,
 
Dat daer door wordt bequaem voorsichtich onderscheyden
 
Het goede van het quaet, end wyslijck kan beleyden
 
Het gene dat den mensch voor-valt, om sijn profijt
 
Te soecken, hem het geen kan schaden, maken quijt.
 
Ghelijck de Neuse heeft, Neus-gaten twee, wilt mercken,
 
So de Discretij wijs doet tweeder-hande wercken.
 
Het eene dat behoort tot dat deel van't verstant,
 
Waer door men weet en kent: maer aen de ander kant
[pagina 241]
[p. 241]
 
Gevonden wort het werck, der wijsheyt wel voorsichtich,
 
Al ist dat dan een saeck sy swaer, groot of gewichtich,
 
De Discretie wijs kan wel door het beleyt Ga naar margenoot+
 
Van wetenschap en van voorsichtige wijsheyt
 
Een oordeel geven goet, na waerheyt recht genomen,
 
Die dees Discrety heeft, een groot goet heeft bekomen.
 
Want sonder dese deught geen dingh wel wort gedaen;
 
En sonder dese deucht wort faut op faut begaen;
 
Geen deucht geoeffent wel, gheen dingh recht wort verkregen,
 
Geen dingh wel wort bewaert, Men geen ding kan wel wegen.
 
Want waer de middel-maet en wort gehouden niet,
 
Men een uytkomste goet daer nimmermeer en siet.
 
Maer staet, onmaet vergaet; de middel-maet gepresen,
 
Wort door Discrety wijs alleen wel aengewesen.
 
Het is genoechsaem niet dat men het goede doet,
 
Want wel-doen moet men dat met een oprecht gemoet.
 
Het goede wel te doen daer in ist al gelegen.
 
Goet doen en dat niet wel, is schijn-deucht op onwegen.
 
Schijn-deucht misbruyckt de deucht: want hy die doet niet wel:
 
Waer wel-doen niet en is, daer ist verdorven spel.
 
Wel doen, dat is de maet, wel doen van't doen gescheyden,
 
Doet van den middel-wech, den mensch altijt afleyden.
 
De Discretie wijs den middel-wech wijst aen,
 
En leert het pad der deught, oprecht, recht uyt wel gaen:
 
Leert de bywegen krom, omwegen quaet vermijden:
 
't Geselschap dat den mensch licht verleyt leert afsnyden:
 
Een oordeel geeft gesont, waer door men 't goet van't quaet
 
Kan onderscheyden wel; baert altijt goeden raet
 
In alderley geval, om 't beste te verkiesen,
 
Hoemen sal de manier van weldoen niet verliesen.
 
Om dan een dingh te doen so wel als 't wel behoort,
 
Soo moet eerst de persoon door dienst van Godes woort,
[pagina 242]
[p. 242]
 
Door kracht van Godes Geest op nieu herboren wesen:
 
1. En dan moet die persoon wel horen, vlytigh lesen
 
De Goddelijcke schrift, om werden wel geleert,
 
Of 't gene hy wil doen daer mee' wel accordeert:
 
Ten tweeden moet hy wel voorsichtigh sien met reden
 
Op tijd, op uyr, op plaets, op all' om-standigheden;
 
Op saeck en op persoon; op nut, op dienst, op baet
 
Van het gemeene best; op de besonder staet
 
Van elck een, van sich selfs; op sijn en anders plichten
 
Om zynen even-mensch, en Christi Kerck te stichten:
 
2. In alles oock moet zijn het oogen-merck, de eer,
 
De glorije, de prijs, de lof van God de Heer.
 
D'herboren mensch die moet voorsichtigh over-wegen
 
Dees dingen, om altijdt te laten of te plegen,
 
So wel als 't wel behoort wat hem voor vallen mach:
 
En om dat wel te doen met heyligh wijs gewach,
 
1. So moet hy Godes woord gestadigh onder-soecken,
 
Door't hooren van de leer die uyt de heyl'ge boecken
 
Van de God'lijcke schrift, in Cristi sichtbaer Kerck
 
Verkondight wort;   2.   En oock aendachtigh met op-merck
 
Self lesen Godes woort:   3.   Oock wijslijck sich beraden
 
Met hun, die God de Heer begaeft heeft met genaden
 
Der wijsheyd en verstant.   4.   Dat werde so gewet
 
Tot wijsheydt zijn verstant, so moet oock het gebedt
 
Met aen-dacht sijn gedaen om Gods Geest te begeeren,
 
En so door Godes hulp, hy 't wel-doen wel sal leeren.
 
Ga naar margenoot+De Wangen hangen gladt, tot cieraet naeckt en bloot,
 
Sijn lieflijck van coleur, blanck, wit, in't midden roodt,
 
Weeck en sacht van natuur; het kaeckement bedecken
 
Voor koude; seer bequaem den Mondt in't rond betrecken,
 
Om te bewaren wel de warmte; zijn gestelt
 
Als wysers waer op dat 't bewegen wel op welt
[pagina 243]
[p. 243]
 
Van't menschelijck gemoet; men kan daer aen bespeuren
 
De schaemte van't gemoet, de vreughde, of het treuren.
 
In den Geestlijcken mensch door Wangen word verstaen
 
Inwendigh het gemoet, heylichlijck aen gedaen
 
Met lanck-moedigheyd sacht, met liefde root gepresen,
 
Met eerbaer schaemte blanck, een wit bly-moedigh wesen:
 
Waer in't op-rechte hert, de deughtsaemheyd verschijnt,
 
Waer van de bleecke vrees de stoutheydt swert verdwijnt;
 
Waer door dat wort verthoont de blijdschap uyt gelesen
 
Die na God is, en oock de droefheydt op geresen
 
Wt een boetveerdigh hert; waer door de mensch verheught
 
Is in Gods goetheydt groot, en danckbaer leeft in deught;
 
Is heylighlijck bedroeft om syn begane sonden,
 
Wordt na gelegentheydt aldus beweeght gevonden.
 
Gelijck de Wangen dan bewimpelt niet en zijn,
 
De geestelijcke mensch is oock in allen schijn
 
Op-recht en onbeveynst: werpt op Godt al zijn sorgen,
 
Heeft geestelijcke troost in zijn gemoet verborgen.
 
Daer-om o Christen Mensch! u Wangen also draeght,
 
Dat die zijn af gemaelt so als het God behaeght,
 
Met eerbare coleur, met geheylighde seden:
 
Op dat de schaemte roodt en werde niet vertreden;
 
De eenvoudigheyd blanck, het deughdsaem wesen wit
 
Verlooren werde niet. dat elcke Wangh een lit
 
Der heylicheydt u zy: u liefde wilt verthoonen,
 
V oprecht vroom gemoet doet blincken aen u Koonen.
 
Tot lieflijckheyd bequaem u Wangen wel gewent,
 
Want de geestlijcke mensch wort daer aen recht bekent.
 
Heyligh in deughden gladt u Wangen twee wilt dragen,
 
Om eerst God, ende dan den Menschen te behagen.

margenoot+
Heb. 5. 14.
margenoot+
De VVangen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken