Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands koors (1687)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands koors
Afbeelding van Hollands koorsToon afbeelding van titelpagina van Hollands koors

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

Scans (6.59 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands koors

(1687)–Lieven van Waarmond–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Proces Crimineel,

In cas van
Hoogh gequetste Majesteyt
tusschen de
Ingesetenen van Holland
Als Aanklagers ter eenre
en de
Hr' Casper Fagel
Raat-Pensionaris &c. van Holland en West-Vriesland
Als Gedaaghde ter andere sijde

[pagina 2]
[p. 2]

Aan - klaghte.

 
O Godin van't Heyligh Reght!
 
Die geen twist-saack oyt besleght,
 
Dan na reên en billijckheyt;
 
Die noyt Mensch hebt opgeleyt
 
Een te groot' en wreede straf,
 
Soo hy u geen oorsaeck gaf.
 
Ey! wy bidden, hoor de klaght,
 
Die, van ons wort voort gebragt
 
Voor u Goddelijcke Tbroon, Daar gerecht' - heyt slaat ten toon:
 
Agh! wy bidden nochmaal hoort
 
't Geene dat wy brengen voort
 
Tegen dese snoode gast,
 
Die op Reght nogh Gods-dienst past:
 
Dese die nu is gedaagt
 
En van ons hier aan-geklaagt
 
Is die die men Fagel noemt,
 
Die heel veel van Gods-dienst roemt,
 
Die de naam van dienaar draagt:
 
Dogh na niemands wencken vraagt;
 
Die het Statendom veraght,
 
En met haar besluyten laght;
 
Die de magt van 't Land verbreeckt,
 
En de Staat na 't herte steeckt:
 
Die de Vrome buyten boort
 
Werpt, en die niet na hem hoort
 
Dreygt en schelt, ja het schavot
 
Was geweest veel vromer lot,
 
Soo 't den Hemel niet belet
 
Had, en schielijck haar geredt
 
Uyt de klaauwen van dien Leeuw.
[pagina 3]
[p. 3]
 
Dese had soo veel geschreeuw
 
Van een duyster Cyffer-schrift
 
Overdeckt met snood Vergift
 
In sijn valsch' ontcijfferingh:
 
Dees sijn wett'ge Meesters vingh
 
Die van wegen Amstels Raadt
 
't Grootste Lit was van den Staat;
 
Die den Oorlogs-standaert swaayd',
 
En het Reght heel slincks verdraayd:
 
Die staagh wenschte dat hy swom
 
In het bloet van 't Statendom;
 
Die wel heyligh na den schijn
 
Maar van binnen is fenijn.
 
Dogh gy Heylige Godin,
 
Bond dit beest sijn krachten in,
 
Willems toelegh braackt gy af,
 
Spijt en gramschap bleev sijn straf,
 
En het al te laat berouw
 
(Dat hy alles hebben wouw)
 
Deê hem als den Middagh sien,
 
Dat het nimmer souw geschiên
 
(Door wat wegen hy 't oock socht)
 
Soo hy ons niet over mogt;
 
En soo Hollands oude kracht
 
Niet eerst was te niet gebraght.
 
Gy Ô Themis maackt ons vry,
 
Gy hielpt Neêrland uyt de ly.
 
Want doe Willem ord're kreegh
 
Sich te houden uyt de weegh,
 
Doe gy hem verbood te slaan,
 
Was't gevreest gevaar vergaan;
 
Doe die schrick was neêr gevelt,
 
Wierd de Vrede vast gestelt,
 
En de Oorloghs damp verdween
 
Doe het Reght den Raad bescheen,
[pagina 4]
[p. 4]
 
Doe de Waerherts held're straal
 
Blonck in Hollands groote Zael,
 
Doe gy toonde aan den Staat
 
d' Oorsaack van het schelmsch Verraat
 
Dat men, langhs soo wreede trap,
 
Sogt het hoogste Meesterschap:
 
Doe gy aanwees wat gebroet
 
Hollands Tuin had omgewroet;
 
Themis agh! weêr tot ons daal
 
Regt dees twist:-saack andermaal,
 
En verlos 't Gemene-Best
 
Van dees doodelijcke Pest,
 
Die, nu dit hem is misluckt,
 
En Hem 't Staats-gesagh ontruckt,
 
Door een meerder schijnb're wegh,
 
En veel duyst'rer overlegh,
 
Op sijn eerste oogh-wit doelt,
 
En nogh even gretigh woelt,
 
Om sigh stout te setten neêr
 
In 't gestoelte van sijn Heer;
 
Dies hy nu de eendraght splitst,
 
Steden, tegen Steden hitst,
 
Dese door sijn twist-lust, maackt
 
Dat het Land in twee-draght blaackt:
 
Een gantsch wett'ge Magistraat
 
Maackt dees' Kancker in den Staat,
 
En die snoode Volck-harpy
 
By een schelmsche Maat-schappy
 
Soo verdaght, als of by haar
 
Menigh Dief en Land- verraâr
 
Schuylde, en hy hout niet op,
 
Voor het twist-vier vlamt in top:
 
Dan wijst dit gedroght noch aan,
 
Om malckand'ren te verstaan,
 
Een die onpartydigh is
[pagina 5]
[p. 5]
 
(Schoon het tegendeel is wis)
 
Dese eyndight het geschil
 
Na des een noch anders wil
 
Quansuys; ja hy leght se neêr!
 
Maar hy maackt sich selven Heer:
 
't Spreeck - woort somtijts wanckelbaar
 
Maackt dees onweêrspreeck'lijck waar;
 
Daar twee veghten om een Been,
 
Gaat een derde daar med been.
 
Wie sigh tegen dese stelt,
 
Wort door openbaar gewelt
 
Uyt-gejonast als een Boev.
 
Heeft het Schip niet wel de Loev?
 
Gaat het daar niet voor de wint,
 
Daar de Kneght sit in 't Bewint?
 
Neen, het leyt braav in de ly,
 
En 't is lout're Dwing' landy
 
Daar een Dienaar van den Staat
 
Sulck een wreeden stuck begaat:
 
Dogh het is het out geweer,
 
En rondom gescherpte Speer,
 
Die men eertijts sulcke gaf,
 
Wie men 't H ert wouw stooten af;
 
't Is niet sonder reden dan,
 
Dar dees over-sijne Man
 
Sulck een spoor op-volgen kan,
 
Daa r de grootste Rijcks-Tyan
 
By staat kijcken als een Kint,
 
Al haar wreetheyt is maar wint,
 
Ja selv Nero en Tibeer
 
Krijgen al haar eere weêr:
 
Want daar Nreo 's Moeders Lgo
 
Moorde, tot sijn tijd-verdrijv,
 
Daar heeft dees' (ô spijt en schand)
 
Vreed en Veheyt van ons Land,
[pagina 6]
[p. 6]
 
En de Eendraght gansch vermoort,
 
En der Steden Reght versmoort,
 
Dees' der Eed'len Schat op eet;
 
Dees' aast op der Burg'ren sweet;
 
Dees' den Koopman schat en plaagt,
 
Dees' haar huyt en vleys door-knaaght,
 
En dat affchrapt op het been:
 
Decs verplettert al haar leên,
 
Om te vreeten 't schoncker-mergh;
 
Dees' den aldergrootsten Bergh
 
Souw versetten, om door 't Blos
 
Van dit Volck te sijn gevoet;
 
Dees de Steden soo beroert,
 
En der Vromen monden snoert,
 
Dat de Eendraght leyt verkraght,
 
En de Koopmanjchap versmaght:
 
Blijck hier van sy elcke Stad,
 
Die daar proev van heeft gehad;
 
Ga na Dorth, vraagh hoe 't daar gingh,
 
Doe men daar de gildens vingh,
 
En haar (agh! te fel en wreet!)
 
Dwongh te breecken haren Eet
 
Die eerst willigh was gedaan,
 
Om Stats Weten voor te staan.
 
Vraagh de Leydsche Burgery,
 
Hoe de snoode dwing'landy
 
Daar soo onlanghs heest geheerst,
 
Hoe dat daar elck om het seerst',
 
Soo veel brav' en Agbib re Lien
 
Wist een voordeel af te sien:
 
Hoe men Wett'ge schopten uyt,
 
En haar daân heeft mis geduyt;
 
Hoe hy, door sijn bitse tongh,
 
Al die Aghtb're Raden dwongh,
 
Soo dat by, in sulck een Vlam,
[pagina 7]
[p. 7]
 
Heel het Hagghje na hem nam,
 
Daar hy nu noch speeit de baas,
 
En de Kat is by de kaas,
 
En by melck en boter-vat;
 
Daar hy d' overige schat
 
Haast sal hebben saam geraapt,
 
Mits hy, tart de beste, kaapt.
 
Vraaght eens Delft en Mon'ckendam,
 
Hoe men daar aan Questie quam?
 
Elck secht, dese, met geweit,
 
Ons gedurigh wetten stelt.
 
Ja daar nimmer was verschil
 
En daar elck bleef even stil
 
In sijn prijf b're besigheên,
 
Daar noyt tegen het gemeen
 
't Ailer minsten is gedaan,
 
Sroockte dees' het twist-vier aan:
 
't Is die Stad, die is vermaart
 
Overmits sy is gepaart
 
Aan dat heughgelijcke Land
 
Dat de Purmer-dyck om-spant,
 
Dogh nogh meerder door die Meer,
 
't Lust-prieel van menigh Heer,
 
Die de naam van Beemster draaght,
 
En d' aanschouwers soo behaaght,
 
Dat haar Hof-steen, Boom en Blaêan
 
Noyt het gretigh oogh versaân,
 
Die steets elcken Vreemdelingh
 
Wegh-ruckt in verwonderingb;
 
Dogh genoegh van dit vermaack:
 
Purmerend (om tot de saack
 
Weêr te komen) had te laugh
 
Moeten luyst'ren na de sangh
 
Van een, die sijn mede leên
 
Schier soeckt op de neck te treên;
[pagina 8]
[p. 8]
 
Die de Raden, door sijn lift,
 
Soo fijn te betoov'ren wift,
 
Dit sy sijnen dollen sin
 
Staagh gewilligh volghden in:
 
Hier door wierd hy soo versteent
 
In sijn trotsheyt, dat hy meent,
 
Dat elck voer sijn grootsche ftoet
 
Heel dienst-wiligh buygen moet,
 
En nu elck uyt d' oogen sier,
 
Dar hy staagh de Stad verried,
 
Meent nogh dese soete Vrient,
 
Dat die smaat is on-verdient,
 
Die hem nu wert aan-gedaan
 
Van de voor Stats wetten staan;
 
Maar 't is geen geheymenis,
 
Dat, wie, slechts vermaaghdschapt is
 
Aan dat schrick-dier, dat hier staat,
 
Meê de selvde wegh in slaat,
 
Light waant dese Brauegast,
 
Dat het niemand beter past
 
Te regeren, als die geen,
 
Die dit spoor-loos pad betreên,
 
En die heel een and'ren schijn
 
Geven, als sy waar'hijek sijn;
 
Vals in 't hert en schoon voor t' oogh,
 
Holland menighmaal bedroogh,
 
En dit light geloovigh Volck
 
Voelde dickwils meè dien dolck
 
Van dien veynsaart, slim en vals,
 
Haar gestoocken door den hals,
 
Schijn van Gods-vrught, dwing'landy
 
Was dit Heerschap staagh op fy,
 
Hy verstond quansuys de swier
 
Van 't Groot-mogend Saats-bestier:
 
Hy had meer ervarentheyt,
[pagina 9]
[p. 9]
 
En kost met wat meer beleyt
 
Spreeeken (daar wat groots aan hingh)
 
In de Staats vergaderingh,
 
En, ten oorbaar van 't gemeen,
 
Reysde 't Heerschap mar alleen,
 
Al de Groore kost hy best
 
Quansuys, ja tot al ne rest
 
Was hy aldermeest bequaam;
 
Doch dit tuyght sijn trotse naam,
 
Sou dien heit niet, van verstant,
 
Sijn een puyckje van het Lant?
 
In wiens welen geestigh speelt
 
Wijsheyts en beleeltheys beelt;
 
Soud hy niet stantvastigh sijn,
 
Die de naam van Constantyn
 
Tot sijn tweede voor-naam draaght?
 
Was hy immermeer versaaght,
 
Voor het dreygen van die geen?
 
Die steets sorgen voor 't gemeen,
 
En wien wel-vaart van haar Stad,
 
(Meer dan al haar gelt en schat)
 
Aan het hert is vast geheght,
 
Ja daar in begraven leght,
 
Bleev die man niet alle sijt
 
Vaardigh tot een heete stiijt?
 
Die een Burgh voert in sijn van:
 
Sou dien hough verlighte Man
 
Niet wel meer als and're sien?
 
En veel ongeval ontvhên?
 
Die geen glas of bril ontbreeckt:
 
Maar rondom vol Reyren steeckt.
 
Dies al war men wenschen souw,
 
Wijsheyt, deugat, beproefde trouw,
 
I neyde tot sijt. Stat en Staat,
 
Rijp en wei-gegronde Raat
[pagina 10]
[p. 10]
 
Rijckdom, Staat, en hooge Stam,
 
By dien Heer haar setel nam.
 
En de and're goede Liên
 
Waren hier mee niet voorsien
 
Quansuys, niemand was soo sterck,
 
En bequaam tot sulcken werck
 
Van Regeringh, gaâ' te slaan,
 
En behoorliick voor te staan:
 
De behoudingh van ons Land
 
Was een saack, daar veel verstand
 
Toe vereyscht wierd, en van haar
 
Was hy de bequaamste; maar
 
't Is gewis dat Eygen-baat,
 
Sucht tot al te hooge Staat,
 
Heert-sucht, Trotsbeyt, hooge moet,
 
Honger na der Burg'ren Goet,
 
En wat daer nogh meer aen scheelt,
 
Hier de meeste Roll' wel speelt:
 
't Is oockgeen verwond'ringh waart,
 
Dat sijn maght is saam; vergaart,
 
Om dees vrome Burgery
 
Staâg te brengen in de ly;
 
Die van sulck een trots gebroet
 
Is geteelt, en op-gevoet;
 
Die gestaegh wert aen-gesoght
 
Van dit schrickelijck gedroght,
 
Dat g' hier siet, om Stat en Staat
 
Door bedrogh en valschen Raat.
 
Te misleyden, en eerlangh
 
d' Alderlaetsten ondergangh
 
Te doen volgen, dies geen quaat,
 
Nood'loos ichatten, of verraot,
 
W ort oyt ergens aengereght,
 
Daavan defe Meefler Kneght,
 
En vervaar'lijck Monster-dier,
[pagina 11]
[p. 11]
 
Van wien gy ô Themis hier
 
Soo veel schendaân hebt verslaan,
 
Als oyt ymand heeft begaen:
 
Die men nu, noch nimmermeer,
 
Moest bewijsen eenig' eer,
 
Maar, als men hem gingh voorby,
 
Slechs toe-roepen van ter fy:
 
Leg af Rapsac, snoode Fiel,
 
Moorder van U eygen Ziel,
 
Schender van het Hollands Regt,
 
Dat de Leden samen hegt!
 
Schelm door eeden, valsch gedaen,
 
Tot de keel toe overlaan!
 
Haccker na eens anders goet;
 
Swelger van het Burg'ren bloet!
 
Plaagh voor Boer en Edelmgb!
 
Gretigh na veranderingh!
 
Kancker vooreen Wees of Weeuw!
 
d' Aldersnootsten Phariseeuw!
 
In het kort den slimsten guyt,
 
Die oyt afgront braecken uyt!
 
Ja wie hem sleghts geeft gehoor,
 
En sijn goddeloose spoor
 
In-slaet, ô't en kan niet sijn
 
Of hy wort door dat fenijn
 
(Dar decs schen-brock yder schenckt)
 
Soo in deughtsaemheyt gekrenckt,
 
En vergiftigh, dat de Pest
 
Maer alleen woont in sijn nest:
 
Die in twee-spalt en in twist
 
Leevt, en door een snoode list
 
And're vroome luy besmet.
 
En het Land in roere set.
 
Nu men sulck een gaet te keer,
 
En bied dapp're tegen-weer,
[pagina 12]
[p. 12]
 
Is het vier soo ver geraeckt,
 
Dar het al in vlamme blaeckt:
 
En Helaes! wie, van uns al,
 
Weet hoe langh dit dueren sal.
 
Immers dus wort 't gelt verquist,
 
En door goddeloose list
 
't Slegbt en domme Volck verleyt; Ja Meyn-eet en trouw'loosheyt
 
Holland nu ter tijt regeert,
 
En de deught wert overheert,
 
Dogh dit alles heeft sijn reên,
 
d' Af-God moet sijn aen-gebeên.
 
Dit is 't waerom dat hy raest,
 
En staâgh twist en oorlogh blaest;
 
Hier toe draeft hy gins en weer,
 
Om den Vorst te maken Heer
 
Van het vrie Nederland
 
Hier toe hy sijn kracht in spant,
 
Hier toe stiert hy't Vrybeyts Schip
 
Op des tweedragts harde klip,
 
Op dat d' eer'loos eygen-baat
 
Steygert tot de hooghste sltaat,
 
Daer hy al sijn Meesters dwingt,
 
En haer't vryë stuur ontwringt:
 
Dan speelt hy Duc d' Albaas Rol,
 
Die van Heersch-sugt wrect en dol,
 
't Vryë Volck het Bloet af-tapt,
 
En daer na op 't Her te trapr.
 
Sict soo trouw heeft dele Vrient
 
Willem in dees' saeck gedient,
 
Die hem misschien, voor dit al,
 
Geen belooningh geven sal:
 
Dan verbanningh, galgh, of strop,
 
Of het af-slaen van sijn kop;
 
Dog Goden ons eysch en wensch
[pagina 13]
[p. 13]
 
Is, dat gy dit snoode Mensch
 
Na verdienste vaerdigh straft,
 
En verraders loon verschaft.
 
En gy, wreede Staats Tyran;
 
Is 't soo niet; wat seghj'er van?
 
'k Wed gy, van decs' gantsche schult,
 
Niet een woort ontkennen sult.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken