Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche historie. Deel 1 (1749)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche historie. Deel 1
Afbeelding van Vaderlandsche historie. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche historie. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.51 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche historie. Deel 1

(1749)–Jan Wagenaar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXIII. De Batavieren toonen hun ongenoegen over Joviaans verheffing.

Na hem werdt Joviaan, onaangezien hyGa naar margenoot+

[pagina 256]
[p. 256]

zig Kristensch verklaarde, door het Leger in 't Oosten, tot Keizer verheevenGa naar voetnoot(q); die, terstond op alles orde stellende, zynen Schoonvader, Lucilliaan, benevens Prokopius en Valentiniaan, naar het Leger in Pannonie afvaardigde, om aldaar kennis van zyne verheffing te geeven. Te Sirmië, eene stad in Neder - Pannonie aan de Sau, lagen thans Batavieren, mooglyk met Juliaan herwaards gekomen, in bezetting, die de tyding van Joviaans verheffing, 't zy om zyne belydenis van den Kristelyken Godsdienst, 't zy om eenige andere reden, zo ongaarne hoorden, dat zy Lucilliaan, zonder zyn verwantschap met den Keizer te ontzien, terstond, in euvelen moede, van 't Leven beroofden. Prokopius, die van Juliaans maagschap was, lieten zy, om deeze reden, ongemoeid vertrekken. Doch Valentiniaan, een gewissen dood te gemoet ziende, bergde zig tydig door de vlugtGa naar voetnoot(r). Eerlang werdt hem, na Joviaans dood, die, in de zevende maand zyner regeeringe, voorvielGa naar voetnoot(s), de Keizerlyke waardigheid opgedraagenGa naar voetnoot(t).

Ga naar margenoot+ Ondertusschen hadden de Overrynsche Germanen, by welken de naam der Romeinen, zo lang Juliaan leefde, gedugt geweest was, zo dra geene kennis van zynen dood gekreegen, of zy herinnerden zig, 't gene zy voorheen van hem geleeden hadden, en alle vrees

[pagina 257]
[p. 257]

voor de Romeinsche overmagt verbannende, hernamen zy hunne ingeaarde kloekmoedigheid, verbonden zig onderling en ondernamen, volgens hunne gewoonte, over den Ryn te trekken, en de Gewesten, die onder 't gebied der Romeinen stonden, te overvallenGa naar voetnoot(v). De gelegenheid tot hunnen opstand was, dat men hunne gezanten by de Romeinen onwaardiglyk ontvangen, en veel geringer geschenken dan naar gewoonte gegeven hadt, tot zo verre dat de zelven, hier door in toorn ontsteken, den Staatsdienaar Ursacius de ontvangen' geschenken wederom voor de voeten nedergeworpen, en voorts van deeze ontmoeting zulk een verslag gedaan haddenGa naar voetnoot(w), dat men besloot, den Romeinen met vereenigde kragten alle mogelyke afbreuk te doen. Welke byzondere volken in dit Verbond begreepen waren, is bezwaarlyk te zeggen. Sommige Historieschryvers verzekeren, dat alle de Germanische volkeren zig tegen de Romeinen verbondenGa naar voetnoot(x). Onze oudste en beste Kronykschryvers noemen, in 't byzonder, de Neder-Saxers of FriezenGa naar voetnoot(y), benevens de Sikambren, Uzipeeten, Saliërs en Batavieren, allen welken, zeggen zy, met eenen algemeenen naam, Franken genoemd werdenGa naar voetnoot(z). 't Kon zyn, dat de Batavieren zig tot den togt tegen de Romeinen hebben laaten beweegen, na dat zy vernomen hadden, wat door hun-

[pagina 258]
[p. 258]

ne landsluiden, te Sirmië, verrigt ware, wier zyde zy hebben konnen willen houden.

Ga naar margenoot+ In den aanvang des jaars dan, wanneer de wegen, door de koude, waren hard geworden, en de Rynstroom, vermoedelyk, ook toegevrooren was, komen deeze samengespannen' volkeren, aan verscheiden' hoopen, over den Ryn, vallen in Gallie, en verwoesten, wyd enGa naar margenoot+zyd, de grenzen des Roomschen Ryks. Charietto, zeer waarschynlyk de zelfde, van wiens behendigheid om de Quaden, by nagt, te overvallen, wy te voorenGa naar voetnoot(a) gesproken hebben, geboodt, ten deezen tyde, van wegen de Romeinen, onder den naam van Comes of GraafGa naar voetnoot(3), over het eerste en tweede Germanie, twee deelen van het Belgisch GallieGa naar voetnoot(4). Deez', geholpen van Severiaan, een' zwak en afgeleefd' man, die, insgelyks als Graaf, over een gedeelte van Gallie geboodt, valt op de eerste bende der Bondgenooten aan, en gaat vervolgens, in alleryl eene brug over den Ryn geslaagen hebbende, den Vyand, op deszelfs

[pagina 259]
[p. 259]

eigen' bodem, van verre, met pylen en ander ligt werpgeweer, te keer; die zig, met diergelyk wapentuig, in 't eerst verdedigde. Doch toen men handgemeen geworden was, werdt 'er fel met korte opsteekers gevogten. De Romeinen geraakten wel haast buiten staat, om zig te verdedigen, ver van dat zy den vyand afbreuk zouden hebben konnen doen. Eene schielyke vrees dreef hen tot vlugtenGa naar voetnoot(b). De Batavieren, die onder de Romeinsche hulpelingen streeden, misschien uit ongeneigdheid om tegen hunne Landsluiden te dienen, waren de eersten in 't wykenGa naar voetnoot(c). Severiaan, van een' werpschigt getroffen, stortte van zyn paard ter aarde: en Charietto zelf werdt, terwyl hy de vlugtenden, met geweld en roepen, tegen hieldt, op gelyke wyzy, doodlyk gegriefd. De Overrynschen bemagtigden het vendel der Herulen en Batavieren; 't welk zy, al huppelende, om hoog staken en bespottedenGa naar voetnoot(d). Met één woord, het Romeinsch Leger werdt verjaagd en de Overrynschen behielden het slagveld.

Valentiniaan, sedert, zo 't schynt in 't LegerGa naar margenoot+ gekomen zynde, en verneemende, dat de Bende der Batavieren de eerste in 't vlugten geweest was, en daar door de nederlaag zyns Legers veroorzaakt hadt, deedt al het Krygsvolk gewapend voor hem verschynen en beval terstond, dat de Batavieren, de wapenen afgelegd hebbende, als weggeloopen' slaaven,

[pagina 260]
[p. 260]

in 't openbaar, opgeveild en verkogt zouden worden. Hard klonk dit vonnis den Batavieren in de ooren. Tot één toe, smeetenze zig voor 's Keizers voeten ter aarde, smeekende ‘dat hy hun en 't Leger toch voor zulk eenen hoon bevryden wilde. Zy zouden zig, in 't toekomende, als mannen en als Romeinen gedraagen.’ De Keizer, door hunne duure betuigingen bewoogen, geboodt hun, de wapenen wederom op te neemen, en de gedaane belofte met de daad te vervullenGa naar voetnoot(e).Ga naar margenoot+Waartoe zig haast gelegenheid opdeedt. Jovinus, Overste der Ruiterye, overviel, niet verre van eene plaats, Scarponna genaamd, die, naar sommiger schryvenGa naar voetnoot(f), twaalf mylen van Mets gelegen was, eene bende ongewapende Germaanen, die allen gedood werden. Daar na, van eene hoogte beschouwd hebbende, hoe een andere hoop, na 't verwoesten der naaste vlekken, zig, langs den stroom, te rusten gelegd hadt, voert hy zyne bende, vol moeds en vreugde, over 't voorig schadeloos gevegt, langs eene vlakte, met Kreupelbosch omzet, in stilte, derwaards. Nader gekomen, vondt hy eenigen uit den hoop bezig, met zig in den stroom te baaden, anderen, met hun hair, volgens gebruik, goudgeel te verwen, sommigen met drinken. In deezen staat, wordenze overvallen, en onmagtig, om de verstrooide wapenen spoedig genoeg by een te brengen, voor 't grootste

[pagina 261]
[p. 261]

gedeelte, binnen kort verslaagen. Eenigen, die schielyk over einde gesprongen waren, wisten zig, langs enge en kromme wegen, met de vlugt te bergen. Daar na trekt Jovinus op eenen derden hoop af, die, beter op zyne hoede, de Romeinen noodzaakte tot eenen openlyken slag te komen. In welken het Krygsgeluk, eenen tyd lang wapperende, den Romeinen eindelyk medeliep. Zes duizend Germaanen werden 'er gedood; vier duizend gekwetst. Van de Romeinen sneuvelden 'er maar twaalf honderd, terwyl 'er twee honderd gekwetst werden. De Overste eener Romeinsche hulpbende, den Koning des Germanischen Legers gevangen genomen hebbende, deedt hem terstond ophangen; welke daad hem egter van Jovinus zeer kwalyk werdt asgenomenGa naar voetnoot(g).

margenoot+
363
voetnoot(q)
Eutrop. Libr. X. Cap. 17. Paul. Diac. Hist. Misc. Libr. XI. Cap. 45.
voetnoot(r)
Zosimus Libr. III. Cap. 35.
voetnoot(s)
Eutrop. Libr. X. Cap. 18.
voetnoot(t)
Zosimus Libr. III. Cap. 36.
margenoot+
Verbond van eenige Germanische Volkeren tegen de Romeinen.
voetnoot(v)
Zosimus Libr. IV. Cap. 3. & 9.
voetnoot(w)
Amm. Marcellin. Libr. XXVI. Cap. 5.
voetnoot(x)
Zosimus Libr. IV. Cap. 9.
voetnoot(y)
Melis Stoke Inl. bl. 3.
voetnoot(z)
Kl. Kolyn. bl. 253.
margenoot+
Die eenen inval in Gallie doen, en de Romeinen slaan.
margenoot+
366.
voetnoot(a)
Zie bl. 249.
voetnoot(3)
In den aanvang des vyfden Boeks, zullen wy een omstandig berigt geeven van het Ampt van Comes of Graaf, en van de verschillende betekenissen, in welken dit woord, van tyd tot tyd, gebruikt is.
voetnoot(4)
In het eerste Germanie lagen, volgens Ammianus Marcellinus, de Steden Mogontiacus [Mentz], Vangiones [Worms], Nemetoe [Spiers], en Argentoratus [Straatsburg]. In het tweede Germanie, gewaagt hy alleen van Agrippina [Keulen] en Tungri [Tongren]. Zie Libr. XV. Cap. IX. p. 105. Meer steden vindt men, in deeze twee deelen van Gallie, opgeteld, in de Notit. Provinc. & Civitat. Gallioe by Du Chesne, Tom. I. p. 14, 15.
voetnoot(b)
Ammi Marcellin. Libr. XXVII. Cap. 1.
voetnoot(c)
Zosimus Libr. IV. Cap. 9.
voetnoot(d)
Amm. Marcellin. Libr. XXVII. Cap. 1.
margenoot+
De Batavische hulpbenden worden over hunne vlugt scherpelyk bedreigd.
voetnoot(e)
Zosimus Libr. IV. Cap. 9.
margenoot+
De Romeinen brengen den Bondgenooten eenige nadeelen toe.
voetnoot(f)
Paul. Diaconus de Episcop. Metens. in Notis ad Amm. Marcell. Libr. XXVII. Cap. II. p. 519. Vide & Itenerar. Antonini.
voetnoot(g)
Amm. Marcellin. Libr. XXVII. Cap. 2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken