Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan WagenaarV. Regeering van Holland in 's Prinsen afwezen.Terwyl de Prins in Zeeland was, stondt het Opperbewind in Holland, aan de drie Raaden, den Raad nevens zyne Doorlugtigheid, den Raad der Geldmiddelen, en den Raad ter Admiraliteit(w). Voorts waren 'er, al in Herfstmaand, een' uit de Edelen, en twee Raaden uit den Raad nevens zyne Doorlugtigheid, aangesteld, om alle besluiten van den Prinse en de Staaten ter uitvoeringe te doen brengen(x). In Zeeland, hadt Oranje ook eenige orde gesteld op de Regeeringe; doch de Staaten nog tot geene eenigheid met die van Holland konnen brengen. Zy werden dan, onder anderen ten deezen+ einde, tegen den aanvang van Lentemaand des volgenden jaars, te Dordrecht, beschreeven(y), en in Grasmaand daaraan, werden'er eenige punten van Vereeniging van Holland en | |
[p. *3]origineel
| |
MR. PAULUS BUIS, Advokaat van Holland.
Is. Tirion excudit | |
[p. 16]origineel
| |
Zeeland, onder de gehoorzaamheid des Prinsen van Oranje, ontworpen(z), waarin egter, sedert,+ eenige verandering gemaakt werdt. Wat laater, werden Jonkheer Jakob van der Does, Karel van Boisot, Arend van Dorp, Nikolaas van der Laan, Henrik Duist en de Advokaat Buis gelast, om eene nieuwe Ordonnantie op 't stuk der Regeeringe van Holland en Zeeland op te stellen(a); die, sedert, ter Staatsvergaderinge, werdt goedgekeurd. Zy bestondt in twintig Leden, hier op uitkomende: ‘dat de Prins, geduurende den oorlog, als Souverain en Overhoofd, in alles, wat 's Lands behoudenis en bescherming betrof, volkomen magt van gebieden en verbieden hebben zou. Op Krygszaaken mogt hy, nevens zulken, die hy tot zig neemen wilde, bestelling maaken, naar welgevallen; de Krygsampten, hooge en laage, begeeven; de bezettingen leggen en verleggen; de overtreders der Krygswetten straffen. Aan hem zou staan 't bestier der penningen, tot de lasten des oorlogs, door de Staaten, ingewilligd. Ook zou hy tot twintigduizend guldens toe mogen ligten, zonder der Staaten bewilliging te behoeven. Voorts zou hy 't Regt, van 's Konings wege, als Graave van Holland, door den Raade Provinciaal, doen handhaaven, dien Raad, de Hoofd-Officiers en andere Officiers van 't Geregt, die van ouds niet door de Rekenkamer plagten gesteld te worden, | |
[p. 17]origineel
| |
insgelyks uit 's Konings naam, by raade en uit eene benoeming der Staaten, aanstellende. Nog zou aan zyne Doorlugtigheid staan 't verleenen van gunsten, vergiffenis van misdaaden, wettiging, uitstel van betaalinge en diergelyken; doch met kennis van de Officiers en Wethouders der Plaatse. Voorts, zou hy ook Oktrojen geeven mogen; doch niet aan Steden, Vlekken of Genootschappen, dan by raade der Staaten. De Prins zou, ten gewoonlyken tyde, de Wethouders der Steden stellen en vernieuwen mogen, in gevolge der Privilegien, doch indien de nood of verzekerdheid zulks vorderde, zou het, ook buiten den gewoonlyken tyd, nogtans zonder benadeeling dier Privilegien, mogen geschieden. Zyne Doorlugtigheid moest alle byzondere Privilegien, vryheden en loffelyke gewoonten handhaaven en voorstaan: ook de oefening der Evangelische Gereformeerde Religie, doende de oefening der Roomsche Religie ophouden, zonder egter te gedoogen, dat op iemants geloof onderzoek gedaan werdt. Tot zynen Raad, mogt de Prins zulke Persoonen verkiezen, als hy goedvondt, zonder iemants benoeming; doch Nederlanders, en meest Hollanders en Zeeuwen. De Staaten, de Amptenaars, Wethouders, Schutteryen en Gemeenten zouden, hierop, den eed van gehoorzaamheid en onderdaanigheid aan zyne Doorlugtigheid doen, die ook, by eede, zou belooven moeten, 's Lands voorregten en vryheden te zullen beschermen.’ In 't laatste Lid van+ | |
[p. 18]origineel
| |
dit Ontwerp, beloofden de Staaten van Holland en Zeeland eenen gemeenen Landraad te zullen aanstellen, die de overige zaaken, de vereeniging en 't gemeene Land betreffende, zou beleiden, en den Prins, daartoe geroepen zynde, met raad en daad, helpen, behoudende zyne Doorlugtigheid, desonaangezien, de magt, om de Staaten, in 't gemeen of in 't byzonder, ook te beschryven, wanneer hy 't goedvondt(b). Door middel van deezen Landraad, dien men verklaarde te willen aanstellen, om den Prins te ontheffen van een deel van den last des bewinds, beoogden de Staaten, nog eenig inzigt te behouden, in zaaken van Regeeringe, als zy zelven niet vergaderd zouden zyn. Men hadt ook reeds een Berigtschrift voor deezen Landraad ontworpen, waar uit blykt, dat hy, voornaamlyk, dienen zou, om zyne Doorlugtigheid te raaden, en om voor 't heffen der ingewilligde lasten en voor 't onderhouden van 't Verbond van vereeniging zorg te draagen(c). Beide de gemelde Ontwerpen werden, door de Leden, overgenomen, om daarop, ten spoedigsten, te besluiten; en te gelyk aan den Prinse van Oranje ter hand gesteld. + Zyne Doorlugtigheid nam genoegen in 't ontwerp op de Regeeringe, betuigende, dat hy de Staaten niet genoeg bedanken kon voor 't goed vertrouwen, dat zy in hem stelden, en verklaarende, de Regeering, by voorraad, en tot dat de Staaten nutter en bekwaa- | |
[p. 19]origineel
| |
mer voorwerp gevonden zouden hebben, te willen aanvaarden. Voorts, liet hy 't aan de Staaten, hem zo veel of zo weinig gezags te geeven, als zy zouden goedvinden, betuigende nooit meer gezags gezogt te hebben, dan hy, tot verzekerdheid en welvaart des Lands, noodig hadt geoordeeld. Omtrent den Godsdienst, riedt hy de Staaten, de Kerkenordening, onlangs gemaakt(d), eens te doen overzien, om uit dezelve te ligten, 't gene de burgerlyke Regeering betrof. Het aanstellen+ des Landraads, dat, gelyk uit het gevolg blyken zal, den Prinse niet behaagde, liet hy egter aan de Staaten, welken hy alleenlyk riedt, het werk deezes Raads zo te verdeelen, dat 'er geen tweespalt uit mogt ontstaan. Ook vondt hy raadzaam, dat 'er zes, in de plaats van vier Edelen, zo als 't ontwerp luidde, in den Landraad gesteld werden. Eindelyk, dagt hem dienstig, dat de ontworpen' ordening op de Regeering, door de Wethouders, Schutteryen en Gemeenten, werdt goedgekeurd. Doch in dit laatste, vonden de Staaten merkelyke zwaarigheid, alzo men voorheen wel de Hoofdluiden en Dekens der Schutteryen en Gilden; doch nooit, zeidenze, alle Gemeenten plagt samen te roepen. Ook vergenoegde de Prins zig, sedert, met de goedkeuring der Hoofdluiden en Dekens(e), die, zo wel als de Vroedschappen, in alle de Steden van Holland, behalve te Gorinchem en te Schoonhoven, gehoord zyn- | |
[p. 20]origineel
| |
de, 't ontwerp op de Regeeringe, met eenige geringe verandering, goedkeurden. 't Berigtschrift voor den Landraad, tegen welks opregting, Leiden alleen zig rondelyk verklaard hadt, ging egter door, by meerderheid+ van stemmen(f). Ten zelfden dage, 't was de vierde van Zomermaand, tekenden de Gemagtigden der Staaten van Holland en Zeeland, te Dordrecht, het Verbond van Unie of onderlinge Vereeniging, waarby men beloofde ‘elkanderen, onder de Regeering en gehoorzaamheid des Prinsen van Oranje, te zullen bystaan en beschermen, tegen den gemeenen vyand, met wien men zig niet zou verdraagen, dan met gemeene bewilliging, en by raade des Prinsen van Oranje. Voorts zouden de lasten des Krygs gelykelyk gedraagen worden, en elk zyn best doen, omze behoorlyk te doen heffen. Men zou, beschreeven zynde, gezamenlyk, ter Dagvaart verschynen. Alle oude verschillen zouden, buiten iemants benadeeling, in den staat blyven, waarinze toen waren: over de opkomenden, zou de beslissing aan den Prinse staan. Men zou, over en weder, vry mogen handelen, en elkanders waaren niet onmaatig belasten. Men zou geene Poorters van elkanderen inneemen, dan met kennis van de Wethouders der Stad, uit welke iemant vertrokken was. De duisterheden, in dit Verbond voorkomende, werden gesteld aan de uitlegging van de meerderheid der Bondgenooten. 't | |
[p. 21]origineel
| |
Verbond zou zo lang duuren, als de tegenwoordige oorlog, of zo lang men 't, wederzyds, goedvinden zou.’ 't Was ondertekend, door vyf Hollandsche Edelen, en door de Gemagtigden der Steden Dordrecht, Delst, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Briele, Schoonhoven, Oudewater en Woerden; door de Gemagtigden van Noordholland en Waterland, en door de Gemagtigden der Zeeuwsche Steden, Middelburg, Zierikzee, Vlissingen en Veere(g). Men vindt niet, dat die van Leiden getekend hebben; doch wel, dat deeze Stad in 't verbond heeft bewilligd(h): al 't welk wy hier te liever melden, om dat men, by geenen anderen Historieschryver, onzes weetens, aangetekend vindt, dat het werk der Vereeniging, in dit jaar, reeds zo verre gevorderd was. 't Hadt egter nog zyn vol beslag niet. De Vroedschappen van Zeeland en Noordholland hadden 'er, zo 't schynt, nog niet in bewilligd(i). Ook was men 't nog niet eens, om de gemeene middelen, in beide de Landschappen, op eenen eenpaarigen voet, te heffen. 't Liep dan aan, tot in Grasmaand des volgenden jaars, eer alles afgedaan werdt. Midlerwyl, waren de Staaten der twee+ Landschappen, in Hooimaand, te Dordrecht, byeen geweest, om op 't stuk der Regeeringe te besluiten. Zeeland, Zierikzee uitgezonderd, bewilligde in de gemaakte ontwerpen. Toen werden 'er eenigen gemagtigd, om den Prin- | |
[p. 22]origineel
| |
se de Regeering aan te bieden, gelyk, by uitdruklyke Acte, den elfden van Hooimaand, te Dordrecht, gedagtekend, geschiedde(k). De Prins aanvaardde dezelve met dankzegging, alleenlyk maakte hy nu eenige zwaarigheid, dat hem gevergd werdt, de oefening der Roomsche Religie te deen ophouden, begeerende hy, dat, in de plaatse der woorden, Roomsche Religie, gesteld werdt, Religien, strydende met het Evangelie: gelyk, sedert, geschiedde(l). Ook werden 'er vier Gemagtigden aangesteld, om, met de Wethouders der Steden, alomme, op 't stuk van den Godsdienst, orde te stellen(m). Van toen af, werden Gemagtigden der Staaten gezonden op de Kerkelyke Byeenkomsten, gelyk men vindt, dat Sonoi, reeds in Grasmaand deezes jaars, Filips Korneliszoon, Burgemeester te Alkmaar, van zynen wege, op het Noordhollandsch Sinode, welk toen in deeze Stad gehouden+ werdt, hadt afgevaardigd(n). Toen tradt men tot het aanstellen des Landraads: waartoe die van Holland eenentwintig. Persoonen benoemden, om uit dezelven veertien Raaden over Holland te kiezen. Doch de Edelen verwierpen deeze benoeming, alzo 'er maar twee uit hun lighaam onder gesteld waren, daar 't Ontwerp sprak van vier Edelen tot den Landraad te benoemen. 't Stuk bleef dan wederom, eenige weeken, steeken. Men | |
[p. 23]origineel
| |
schikte, eindelyk, aan zyne Doorlugtigheid, om de verkiezing te doen, die, in Oogstmaand, de volgende agttien Landraaden verkoos: den Graaf van Kuilenburg, Jonkheer Jakob van der Does en Joan van Woerden van Vliet, Meester Adriaan van der Myle, Kornelis van Beveren, oud Burgemeester van Dordrecht, Meester Nikolaas Kamerling, Meester Kornelis Koning, Henrik Duist, Nikolaas van der Laan, Meester Paulus Vos, Meester Jan Jakobszoon, Dirk Janszoon Lonk, Adriaan Robertszoon Helmduinen, Meester Sebastiaan van Loosen, Meester Henrik Meister, Meester Scipio Bovetis, Meester François van Blokhuizen en Adriaan Duist. Hun Berigtschrift werdt ook vastgesteld, overeenkomstig met het ontwerp, daarvan gemaakt: waarop zy, sedert, den eed deeden. Men ontwierp ook eene verdeeling van de bezigheden der Leden des Landraads, volgens welke, drie op zaaken van Regeeringe, zes op zaaken van Geldmiddelen, drie op Admiraliteits zaaken, drie op 't stuk der Vestingen en Krygsbehoeften, en drie op 't stuk der mondbehoeften, te water en te lande, zouden hebben agt te geeven(o). Doch de Landraad was nog niet of naauwlyks in bedryf geweest, toen de Prins, die 'er nooit genoegen in genomen hadt, voorsloeg, om denzelven af te schaffen(p). Hy gaf voor reden ‘dat+ het Berigtschrift den Landraad te zeer verbondt aan 't goedvinden der Staaten. Ook | |
[p. 24]origineel
| |
was dezelve nog in Zeeland niet goedgekeurd. Zelfs werden 'er, door de Gemeenten en Schutteryen van Holland, nog zwaarigheden in gemaakt, waarom hy voor raadzaam hieldt, denzelven te niet te doen.’ Voorts stelde hy den Staaten voor ‘dat de Edelen en Gemagtigden der Steden 't bewind wederom behoorden aan te neemen, en magt te hebben, om 't Land tot vyftigduizend guldens toe te belasten, zonder daartoe bewilliging der Wethouderen en Vroedschappen te behoeven. Ook kon men, zyns oordeels, de Leden des Landraads voegen by deeze Edelen en Gemagtigden der Steden, om met dezelven één lighaam uit te maaken, en de Staaten van den Lande, voor den tyd van een jaar, te verbeelden.’ Ligtelyk begreepen de Staaten, dat zyne Doorlugtigheid oordeelde, dat hem, by den tegenwoordigen vorm der Regeeringe, te weinig gezags gelaaten was, en dat hy, door 't vermeerderen van 't aanzien der Edelen en Gemagtigden ter Dagvaart, en door zo groot een getal van Landraaden, die allen door hem gekooren waren, met dezelven te vereenigen, het deel der Regeeringe, welk de Staaten nog aan zig gehouden hadden, en welk voornaamlyk het stuk der belastingen betrof, byna geheel in zyne handen gesteld vinden zou. Zy vertoonden den Prinse dan, in antwoord op zyn voorstel ‘dat zy altoos beoogd hadden, den Prinse de volkomen' Regeering op te draagen, onder zulk eene benaaming, als hy zelf zou goedvinden, zelfs onder die van Graave | |
[p. 25]origineel
| |
van Holland, met behoudenis nogtans van de geregtigheid der Landen en van het gezag der Staaten, zo als zy het, van ouds, onder hunne Heeren, bekleed hadden.’ Zy voegden 'er by ‘dat zy den Landraad hadden ingesteld, om dat zyne Doorlugtigheid den last der Regeeringe niet begeerde op zig te neemen, zonder dat de Staaten, vooraf, eenige punten op dezelve beraamden. Weshalve zy verzogten,+ dat de Landraad in 't bewind blyven mogt, mids zyne Doorlugtigheid de magt hadt, om tot vierentwintigduizend guldens toe op der Staaten geloof te ligten(q).’ De Staaten werden, wat laater, nog byzonderlyk te Rotterdam beschreeven, om nader te besluiten op 's Prinsen voorslag(r): waarin zy, sedert, schynen bewilligd te hebben(s). Ook blykt het, dat de Landraad, niet door+ den Prinse zynde goedgekeurd, na deezen tyd, geheellyk, buiten bewind geraakt is. De Regeering bleef egter wankelen, tot in Lente des volgenden jaars, wanneer 'er, op nieuws, iet over vastgesteld werdt. Doch eer wy dit verhaalen, roept ons de orde der gebeurtenissen, om 't gene 'er verder, in het loopende jaar, voorgevallen is, te boek te stellen. |
|