Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1788
Toon afbeeldingen van Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1788zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,26 MB)

Scans (15,66 MB)

ebook (3,01 MB)

XML (0,57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Yvan vanden Berghe
Helena Debou
Ronald Engelrelst
Martine Secelle


Genre

non-fictie

Subgenre

kroniek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1788

(1984)–Jozef van Walleghem–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(September)

Processie wegens het feest van St.-Gillis omgedregen; verscheijde om 't omdraegen van de processie van Blindekens geboet.

Op den 1 september wiert 's morgens om elf uren naer d'hoogmisse vanuijt de kercke van St.-Gillis rondt des selfs parochie eene plichtige processie wegens des zelfs feestdag omgedregen. Zulks bij consente van onsen eerweerdigsten heer bisschop ende zelfs bij toelaeting van het keijserlijk en koninglijk edict wegens de suppressie der processiën waerbij toegelaeten wordt dat er uijt elcke parochiale kercke, behalvens op H. Sacramentdag, eens op het jaer processie mag omgedregen wordenGa naar eind(202). Dog alzoo volstrekt tegens hetzelve edict vanuijt de kercke van Blindekenskappelle op den 15 augusti - fol. 168 - lestleden, als hiervooren fol. 160 verhandelt, eene processie, verselt van het beelt van d'Heijlige maeget Maria, is omgedregen geworden, zoo zijn er tot drijentwintig persoonen, zoo geestelijcke als weerelijcke deser stadt, elk in 't particulier in eene merckelijke boete vanwegens den heer fiscal, door den heer schout deser stadt, geboet geworden, om dus tegens het keijserlijk en koninglijk edict misdaen te hebben.

[pagina 69]
[p. 69]

D'heer Deurwaerder en swaeger vanwegens d'heer fiscal gecondemneert.

Deser daegen is ook d'heer Deurwaerder, raedtpensionaris deser stadt, gelijk zijnen swaegerGa naar eind(203), vanwegens den heer fiscal elk geboet in eene boete van duijsent guldens, omdat dese heeren over eenige daegen tegens elkanderen in d'herberge St.-JacobsGa naar eind(204) van verscheijde staetssaeken op eene onbetaemelijcke wijse hadden geredeneert en zelfs den eernaem van Zijne Majesteijt den keijser hadden durven blaemen, 't welk door eenen particulieren borger overgedraegen was.

Hoedaenig het lijk van een Discalse pater begraeven is buijten de stadt.

Voor 't overig is alles alhier nu gerust en het begraeven der doode buijten de stadt gaet zonder tegenseg voort. Want op den 2 september den eersten pater van het order - fol. 169 - van de ongeschoeijde Carmeliten, geseijt Discalsen, op de volgende wijse is begraeven geworden: desen morgen den lijkdienst over hetzelve lijk afgesongen zijnde, wiert hetzelve naermiddag tegens den avont gestelt in eene carosse en vervoert naer het generael kerkhof, waer hetzelve seffens begraeven wiert. Zonder eenig ander gevolg ofte licht gingen nevens de carosse twee fraters en vier paters volgden hetzelve tot op het kerkhof. Alle de andere lijken worden zonder tegenseg naer het doen der diensten, of door de lijkdraegers gedregen of met carossen, naer het generael kerkhof vervoert, met den pelder over de kist geslaegen. Voorop gaet ten meerderen deele een kruijs en vaenen en eenige worden zelfs met het gesang der stedeballen tot op het kerkhof vergeselschapt. Dit alles ter kuere van die de lijken doen begraeven, door dewelcke allen extraordinairen onkost moet betaelt worden, boven de kosten die reets aengekondigt zijn.

De nieuwe kerk van den Duijnen wordt gewijt.

- fol. 170 - Op den 4 september is vanwegens d'orders van het Gouvernement-Generael der Oostenrijcksche Nederlanden, 's morgens om thien uren, door zijne edele doorlugtigste hoogweerdigheijd Felix Guillialmus Brenaert, bisschop van Brugge, erfachtig cancelier van Vlaenderen, etc., de nieuw gebouwde kercke van den DuijneGa naar eind(205) gewijt geworden met alle de formaliteijten en plichtigheden die in dusdaenige wijdingen in gebruijk zijn. Zullende dit schoon gebouw deser abdije, waeraen nu circa sedert derthien jaeren begonst te bouwen en den eersten steen geleijt is, eerstdaegs voor het publik geopent worden. Des anderdaegs 's morgens is in dees nieuw gewijde kercke door den eerweerdigsten heer Van SeverenGa naar eind(206) de eerste lesende misse gecelebreet, zijnde sedert ontrent vierentwintig jaeren prelaet deser abdije en door zijne goede voorsorg dit kostelijk ende konstig werk voltrokken. Zijnde eenider in 't grooste verlangen om aldaer de goddelijcke diensten in 't openbaer te mogen sien verrichten, 't welk par eersten zal gedaen worden.

[pagina 70]
[p. 70]

De religeusen van 't H. Geesthuijs verplaest in de gesupprimeerde kercke van de Jacobinerssen.

- fol. 171 - Op den 4 september zijn de religeusen van het H. GeesthuijsGa naar eind(207), welckers clooster gelegen is beneden het Hoogste van Brugge, t'eijnden de straete zoo men van het kerkhof van de parochiale kercke van St.-Salvators afkomt, verandert van woonste in het gesupprimeerde clooster van de JacobinerssenGa naar eind(208), gelegen nevens het clooster van de MagdaleeneGa naar eind(209); aen dese gejont en geschonken mits d'overlaetinge van het clooster uijt welcke zij gekomen zijn door de milde gunst van Zijne Majesteijt den keijser ende koning. Naerdat alle de muebelen en effecten verhuijst waeren, zijn heden de religeusen en pensionarissen met fouturen, zooveel mogelijk gesloten 't wijl dees religeusen in een gesloten slot woonen, naer hunne nieuwe woonste vervoert geworden, alwaer zij een veel ruijmer en schoonder appartement zullen bewoonen dan het clooster en kercke is uijt welcke zij gekomen zijn, zoo nogtans dat er aen het couvent en kercke zeer merkweerdige onkosten zijn moeten gedaen worden om dezelve als vóór de suppressie te - fol. 172 - herstellen, want heel de kercke ontramponeert was, zooals den leser in 't vervolg van mijne voorige deelen t'zijnen tijde zal aengemelt vinden.

Van des anderdaegs af is er in dees kercke naer voorgaende wijdinge door onsen eerweerdigsten heer bisschop voor het publiek dienst gedaen geworden, hoewel de kerk nog niet teenemael voltrokken is. Op heden saeg men ter deser gelegentheijd, door de gebuers van verscheijde straeten daer omstreeks liggende, groote vruegdebedrijven aenrechten en in den dag de huijsen en straeten schoon vercieren. Des avons was de vruegt niet minder, want aldaer ook veele vruegdevieren, pektonnen en alle bedenkelijcke illuminatiën ontsteken wierden.

Schietspel tot Jabbeke gehouden.

Op den 7 september is er binnen de parochie van Jabbeke een schietspel met de hantboge gehouden geworden. Door hetzelve gilden zijn opgestelt geworden drij oppervogels, bestaende den oppersten in 20 Fransche kroonen en de twee zijdevogels ider in 10 gelijcke kroonen, bestaende de ander op te stellen vogels - fol. 173 - ider in vijf Fransche kroonen, waervoor een pelotton van ses mannen ses gelijcke kroonen moet betaelen; in consideratie van welcke een pelotton der zelve gilde vermag te schieten vooruijt en twee volgens toer van loting zonder vergelt.

Op den 7 en 8 september is ook binnen de parochie van MeerenderGa naar eind(210) een schietspel met de hantboge gehouden geworden.

Den 7 september zijn door hetzelve gilden opgestelt geworden drij oppervogels, bestaende den oppersten in 80 guldens, den genen geteekent No 2 in 50 guldens, No 3 in 30, No 4 in 25 en No 5 in 21 guldens, bestaende de ander op te stellen vogels ider in 18 guldens, waervoor een pelotton van ses mannen 21 guldens moet betaelen; in consideratie van welcke een pelotton der zelve gilde vermag te schieten vooruijt en vier volgens toer van loting zonder vergelt.

Den 8 september is dit schietspel hernomen geworden en den inleg van de helft vermindert; zijnde wederom opgestelt vijf oppervogels, bestaende den oppersten in 40 guldens en de ander naer advenante als hiervoor vermelt is.

[pagina 71]
[p. 71]

De Nieuwe kerk van den Duijne wordt geopent, vruegdebedrijven hierom gepleegt.

- fol. 174 - Op den 8 september 's morgens om negen uren, is tot overgroot genoegen van alle inwoonders deser stadt Brugge de nieuwe kerkce van d'abdije van den Duijne geopent geworden, van welckers wijding hiervoor, fol. 170, gehandelt is en in dezelve is de eerste hoogmisse door drij heeren monikken der zelve abdije, dog zonder voorder plichtigheijdt als naer gewoonte, gedaen geworden, tusschen welcke, gelijk ook desen naermiddag, de nieuwe kercke door duijsenden besogt wiert. Behalvens den hoogen autaer van marbel staet alles in dees kercke nog onvolmakt. Nog geene reliquiën, nog sieraeten zijn in dezelve gebragt, 't welk maer zal gedaen worden als dezelve heel zal voltrokken zijn ende nu zoo spoedig bij orders van het Gouvernement-Generael is moeten geopent worden. Ter deser gelegentheijd is op heden door de gebuers daer ontrent en langs de Lange Reije wonende, groote vruegt betoont geworden; zijnde in den dag veele huijsen schoon verciert ende des avons veele vruegdevieren, pektonnen en alle bedenkelijcke illuminatiën ontsteken wordende.

Het garnisoen vertrekt uijt Brugge.

- fol. 175 - Op den 11 september zijn 's morgens de soldaeten van de hooftwagt deser stadt van de Mart vertrokken en zijn heden tegens den avont met de andere van het alhier in garnisoen liggende batalion met billanderschepen over Gend naer en omstreeks Audernaer[d]e vertrokken, hunne waepens en krijgsvoorraedt reets daegs tevooren vertrokken zijnde; dit tot stutting van den obstant, aldaer door d'inwoonders van meer dan 18 parochiën voorgevallenGa naar eind(211), welcke geene lasten nog thienden meer willen betaelen en swarte keijserlijcke coucardes opgestelt hebben, met duijsenden saemen gekampeert liggende, omdieswille zij voorgeven door d'heeren Staeten hun'er provencie verraeden te zijn die, zoo zij zeggen, nu alles naer hunnen sin hebbende, naer den welstant van 't landt niet meer te zien en meer andere oproerige redens voorgeven; zullende den uijtval leeren wat er van dees spoedige verplaetsing der troupen zal geworden.

Apparentie van 't aenkomen van Fransche troupen vervalscht.

Alsnu is er door het heele Nederlandt een gerucht algemeen dat alle onse steden met Fransche troupen zullen beleijt wordenGa naar eind(212); - fol. 176 - eenen artikel in de Gendtsche gasette medegedeelt, door eenen twistsoeker uijt het camp bij St.-Omer toegesonden, heeft tot dit geseg, waervan men nu niet anders hoort, aenleijding gegeven (siet desen artikel in 't Lovensch nieuws, fol. 192, het sevenste deel en ook in 't vervolg hoe dezelve wedersproken wordt). Hiertoe te meerder aenleijding gegeven wordende omdat nu alle de troupen uijt meest alle de Nederlandtsche steden ontruijmt zijn en men daer nog bijvoegt dat dezelve naer het leger van Zijne Majesteijt zullen moeten tot assistent voortmarceren en dat de Fransche troupen de steden zullen moeten bewaeren. Alle welcke van alle schijn van waerheijdt ontbloot is terwijl er noijt gewaeg van geweest heeft.

[pagina 72]
[p. 72]

De vrouw van sieur Neerinks van een sevensten soon gelegen, vruegdebedrijven gepleegt.

Op den 16 september is de vrouwe van sieur Neerinks, wonende in de Predikheerstraete, gelegen van een sevensten soon, welk kint zeer pragtig onder het luijden der klokken in de parochiale kercke van O.L.V. gedoopt is geworden, gelijk ook des avons door de gebuers aldaer veele vruegdevieren en illuminatiën ontsteken wierden.

D'abdisse van d'abdije van Spremalie wordt pligtig geïnstalleert.

- fol. 177 - Op den 21 september 's morgens om thien uren is binnen dese stadt Brugge in 't clooster van Spremalie door den eerweerdigsten heer van Severen, prelaet van d'abdije van den Duijnen, gedaen eene zeer pligtige misse die in volle musik afgesongen wiert en tusschen welcke, met alle de gewonelijcke solemniteijten, als abdisse deser vermaerde abdije geïnstalleert wiert mevrouw Tresia de Waepenaert, zijnde de sevenendertigste die volgens de benoeming van Zijne Majesteijt den keijser ende koning tot die weerdigheijd is verheven geworden; ter gelegentheijd van welcke in dit clooster eene groote feest gegeven wiert. Hoe groot de vruegt in 't algemeen binnen dese stadt wegens de gemelde installatie geweest heeft, is bijnae onseggelijk, gemerkt de spraeke die er van over lang geweest heeft dat er geen prelaeten ofte abdissen voor de abdijen meer zouden benoemt geweest hebben. Meer dan twintig straeten in 't omliggende rondt het clooster waeren alle in den dag zeer konstrijk verciert en met wimpels en vlaggen - fol. 178 - bespannen, gelijk ook alle de huijsen met menigvuldige jaerschriften en alle bedenckelijcke versieringen opgepronkt waeren; des avons wiert er ter deser gelegentheijd geen mindere vruegt betoont en op alle dezelve plaetsen veele vruegdevieren, pektonnen en alle soorten van illuminatiën ontsteken, welcke vruegdefeest desen avont grootelijcks verhindert wiert door het gestaedig regenen, waerdoor den iver merkelijk verminderde en de wegen langs dezelve viering, die zeer luijsterlijk zoude hebben geweest, van zeer weijnige bewondert wierden.

Het sas en brugge buijten de Dampoorte storten op 't onvoorsiens in.

Op den 22 september tegens den avont gebuerde op 't onvoorsiens een groot ongeluk. Want op den tijdt van minder dan vijf minuten de steenebrugge en het daer bijsijden staende sasken teenemael instortende, staende buijten de DampoorteGa naar eind(213), ende die het water zoo van de Damsche vaert als van de vesten was afleijdende; sieur De RijckeGa naar eind(214), meester-timmerman, was just op de brugge wanneer dit ongeluk voorviel en zoude met dezelve vergaen - fol. 179 - hebben zoo hij desen voorval niet hadde voorsien en zig zoodaenig aen d'ijsers van de brugge liet hangen dat hij wel met dezelve neerstorte, maer nogtans door d'aenkomende persoonen konde geredt worden, zeer gewond zijnde en niet zonder groot perijkel van 't leven naer zijn huijs gedregen wordende. Heel desen nagt wiert er met meer dan hondert torsen aen dese ruïne gewerkt en het water zoo verre mogelijk gestremt, want door den grooten stroom van hetzelve de pakhuijsen besijden den Com groot perijkel waeren lijdende terwijl de fondamenten, bloot liggende, in groot gevaer waeren van weg te spoelen. Seffens

[pagina 73]
[p. 73]

is ook de Dampoorte gesloten geworden en alle den toeweg naer dese stadt is teenemael afgesneden zoodat men, willende in stadt komen, langs Schipsdaele en Ezelpoorte moet rondtgaen. Eerstdaegs zullen daer houte bruggen geslaegen worden om de menschen en waegens te konnen overgaen terwijl men dees steene brugge en sas maer den - fol. 180 - toekomenden somer wederom zal konnen optrekken en uijt den grondt nieuw metsen ende waertoe veel duijsenden guldens zullen moeten besteet worden.

Eenen Franschen heer wordt jammerlijk vermoort ontrent Aerdenburg gevonden.

Op den 25 september heeft men ontrent Aerdenbourg eenen Franschen heer gevonden, doodt liggende besijden eenen gragt langs den publicken weg. Heden is het doodt lichaem geschouwt geworden, bij welcke men bevonden heeft dat de kele met een handt is toegenepen geworden en dat desen ongeluckigen bij het verliesen van zijnen asem is overleden. Zooveel temeer vermoeden heeft men opgevat dat desen heer is vermoordt geworden terwijl hij met eenen knegt de besonderste steden van Holandt doorreijst hebbende tot aldaer met den zelven gekomen is; wekken knegt, zoo men nog voorder verneemt, seffens naer die vreede daedt met een fouture, waervoor hij eenige rijcksdaeldersGa naar eind(215) hadde gegeven, door dese stadt Brugge doorgereden en seffens naer Vrankrijk vertrokken is. De portraiten van desen zijn alom uijtgesonden, tot zijn ontdekking groote moeijte aengewent wordende.

Simpele wijse op welcke de vrouw van sieur De Cam is begraeven geworden.

- fol. 181 - Op den 30 september wiert de vrouwe van sieur De CamGa naar eind(216), baes-bakker, wonende in de Geltmuntstraete, op de volgende wijse begraeven: het lijk wiert 's morgens om agt uren, alsof het een lijk van den gemeensten man zoude hebben geweest, gedraegen naer de parochiale kercke van St.-Jacobs, alwaer over hetzelve eene lesende misse afgelesen wiert, welcke geëijndigt zijnde, wiert het lijk gedraegen tot aen de kerkduere alwaer de Miserere en ProvundisGa naar eind(217) over hetzelve afgelesen zijnde, dezelve kerkspligtigheden over het lijk gedaen wierden als in het begraeven der doode in gebruijk is. Het lijk dan uijt de kercke gedregen zijnde, wiert hetzelve door de aengestelde draegers opgenomen en gedraegen naer het generael kerkhof buijten de Catalinepoorte; den man en kinderen in vollen rouw, gelijk ook verscheijde gebueren, het lijk tot aldaer versellende op dezelve wijse nu alle de lijken gedregen wordende, behalvens - fol. 182 - degene die hun met eene carosse naer het generael of een ander kerkhof willen laeten vervoeren. Van de besonderste deser stadt begint nu selfs de gewoonte plaets te nemen van hun met eene lesende misse te laeten begraeven, daerna in d'eene of d'ander kercke eenen dienst volgens hunnen staet laetende doen, gelijk van de voormelde overleden huijsvrouwe van sieur De Cam twee daegen hiernae eenen pligtigen lijkdienst in de capelle van O.L.V. van Blendekens gedaen is; dus voor het kerkhof generael maer eenen gulden moetende betaelen en de groote onkosten vermijdende die er voor de volle diensten moeten betaelt worden.

eind(202)
Zie hiervoor voetnoot 64 van dit deel.
eind(203)
In het handschrift van Ledoulx werd hetzelfde voorval behandeld. Deze auteur vermeldde dat zowel Bernard de Deurwaerder als Henricus Ysenbrandt beschuldigd werden van ‘quaet spreecken tegen de majesteit’. Dit gebeuren moet gesitueerd worden binnen de ontwikkeling van de Brugse democratische kern in oppositie tegen Jozef II. Advocaat H.J. Ysenbrandt en zijn schoonbroer stadspensionaris B. de Deurwaerder waren de voornaamste leden van deze progressieve groep. Voornamelijk intellectuelen behoorden ertoe en de invloed van de filosofen was groot. In het werk van Y. Van den Berghe werd er de nadruk op gelegd dat Ysenbrandt een aanhanger was van de ideeën van volkssoevereiniteit. Dit werd duidelijk a.d.h.v. het gegeven voorbeeld, een herbergtwist waarvan rapport werd opgemaakt op 9 augustus 1788, naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde gebeuren dat hier door Van Walleghem werd beschreven. (S.A.B., P. Le Doulx - kroniek ..., o.c., Hs. 52), (Y. VAN DEN BERGHE, Jacobijnen ..., o.c., dl I, blz. 206-207).
eind(204)
Bij A. Theerens werd ‘De Cantine van St.-Jacobs’ gesitueerd in de Moerstraat. De auteur vermeldde echter dat in de loop van de jaren 1750-1850 in dezelfde straat ook de ‘Nieuwe Cantine van St.-Jacobs’ werd opgericht. In de ‘catalogus van oude plannen en tekeningen van Brugse huizen en gebouwen op het stadsarchief van Brugge’ vonden we de vermelding van 1755 van een herberg ‘Sint-Jacob’ in de Oude Zak gevestigd. (A. THEERENS, o.c., blz. 102), (A. SCHOUTEET, Catalogus van oude plannen en tekeningen van Brugse huizen en gebouwen op het stadsarchief van Brugge, in Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, 1960, blz. 375).

eind(205)
In 1624 verwierven de monniken van de Duinenabdij van Koksijde de abdij Ter Doest te Lissewege en haar refuge aan de Potterierei. In 1627 kwamen deze monniken van de Orde van Citeaux zich te Brugge vestigen. De refuge werd tussen 1628 en 1642 tot abdij omgebouwd. In de periode 1775-1788 werd een nieuwe kerk opgetrokken. Op 6 september 1788 werd zij door bisschop F. Brenart gewijd. Onder de Fransen (15 november 1796) werd de Duinenabdij afgeschaft, de monniken verspreidden zich. De gebouwen werden tot nationaal goed verklaard. Tussen 1796 en 1833 deden zij achtereenvolgens dienst als militair hospitaal, als ‘école centrale’ en als lyceum onder het Franse en als koninklijk atheneum onder het Nederlands bewind. In 1833 werd het bisschoppelijk Seminarie daar ondergebracht. (B. JANSSENS DE BISTHOVEN, De abdij van de Duinen te Brugge, Brugge, 1963, blz. 7-8, 59), (A. DUBOIS - N. HUYGHEBAERT, Abbaye des Dunes, à Koksijde et à Bruges, in Monasticon Belge, o.c., t. III, vol. 2, blz. 353-445), (J.A. VAN HOUTTE, De geschiedenis van Brugge, o.c., blz. 245, 370, 476), (A. DUCLOS, Bruges ..., o.c., blz. 531).
eind(206)
Robert IV van Severen werd geboren te Brugge op 3 januari 1711. Hij legde zijn gelofte af in de Duinenabdij in januari 1732 en in maart 1735 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Kort daarna werd hij econoom van de Duinenabdij en op 4 juni 1748 werd hij tot abt gekozen. Op 9 juni 1748 werd hij als abt officieel benoemd door de koning van Frankrijk; Vlaanderen werd immers bezet door Lodewijk XV. Het Oostenrijkse Huis bekrachtigde deze benoeming op 28 maart 1750. Als overste was van Severen niet zo'n geslaagd figuur. Onmacht om beslissingen te nemen en gebrek aan tact leverden hem soms moeilijkheden op met zijn ondergeschikten. Daarentegen was hij een zeer goed administrator. Hij slaagde erin de financies van de abdij weer aan te zuiveren, alle schulden te voldoen en zelfs de abdij te verrijken. In 1775 liet hij een nieuwe kerk bouwen bij de abdij (zie voorgaande voetnoot). In de stad werd hij zeer gewaardeerd. Op 13 mei 1771 werd hij verkozen als eerste afgevaardigde van de clerus in de Staten van Vlaanderen. Hij stierf op 2 augustus 1792. (A. DUBOIS - N. HUYGHEBAERT, Abbaye des Dunes, à Koksijde et à Bruges, in Monasticon Belge, o.c., t. III, vol. 2, blz. 439-442). Zie ook hierboven voetnoot 205.
eind(207)
Het H. Geesthuis was oorspronkelijk als armeninstelling aan de St.-Salvatorsparochie verbonden. Rond 1230-1240 werd Brugge ingedeeld in een aantal nieuwe parochies; iedere parochie richtte haar eigen armenzorg, haar eigen H. Geesttafel in. Vanaf 1236 werd het H. Geesthuis van St.-Salvators vermeld als stadsinrichting en werd het door de magistraat beheerd en gesteund. Het was een tehuis voor ‘Scamele huusweeken’, oude en gebrekkige mensen. Het was oorspronkelijk in de Goezeputstraat gelegen, die in vroegere tijd op die plaats Grote Heilige Geeststraat heette, tegenover de nog zo geheten Kleine Heilige Geeststraat, of zoals Van Walleghem het beschrijft ‘beneden het Hoogste van Brugge’. In 1270 werd het echter verplaatst buiten de toenmalige stadsomheining, naast de bestaande inrichting het hospitaal van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie. Aanvankelijk bleven beide instellingen gescheiden, maar daar zij in feite een gelijklopende functie hadden, werden zij vanaf 1300 als één aanzien. Het vroegere H. Geesthuis op St.-Salvators werd omstreeks 1300 bewoond door Derde-Ordezusters van St.-Franciscus. Hoewel zij met de oorspronkelijke werking van het H. Geesthuis niets te maken hadden, werden zij gekend als H. Geestnonnen. Begin de 17de eeuw namen zij het habijt van de Conceptionisten aan en werden een contemplatieve orde. Naar het einde van de 18de eeuw toe richtten zij een pensionaat in voor meisjes van gegoede families. In september 1788 werden deze Conceptionisten overgebracht naar het afgeschafte Jacobinessenklooster. Zij werden op 23 november 1796 verjaagd door de Fransen, maar zij zetten hun pensionaat verder in de St.-Janstraat. (Conceptionisten of H. Geestnonnen, Parochieblad, 25-5-1958), (M. ENGLISH, Het H. Geesthuis en de Potterie, in A.S.E.B., 81, 1938, blz. 69-90), (G. MARECHAL, De sociale en politeke gebondenheid van het Brugse Hospitaalwezen in de Middeleeuwen, in Standen en Landen, LXXIII, Kortrijk-Heule, 1978, blz. 41-42), (A. DUCLOS, Bruges ..., o.c., blz. 496, 539).
eind(208)
De Jacobinessen, zijnde de zusters Dominikanessen, hebben hun naam te danken aan het feit dat het hoofdklooster van de Dominicanenorde gevestigd was te Parijs in de Rue St.-Jacques. Het klooster van de Brugse zusters werd in 1284 te Assebroek gesticht onder de naam ‘Engelendale’. In 1534 kochten zij in het Clofhamerstraatje (de huidige Jacobinessenstraat) een ‘Refuge’. Gedurende de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw waren zij diverse malen genoodzaakt naar de stad te vluchten. In 1578 werd besloten definitief naar Brugge te verhuizen. In 1579-1580 werd begonnen met ombouwing van de Refuge tot een regulier klooster. Het voormalige klooster te Assebroek werd door de Geuse wethouders afgebroken. Op 17 maart 1783 werd de Jacobinessenorde opgeheven. De Conceptionisten namen in het klooster hun intrek (1788), maar zij werden op hun beurt in 1796 verjaagd door de Fransen. De gebouwen werden als nationaal goed verkocht, een groot deel werd afgebroken zodat enkel de resten aan de hoek van de Nieuwe Gentweg en de Jacobinessenstraat nog herinneren aan het oude klooster. Het huidige klooster op de Vlamingdam gaat slechts terug tot 1861. De Dominicanessen kwamen zich daar vestigen nadat hun orde te Brugge werd hersticht in 1846. (Geschiedenis van de zusters Domikanessen Engelendale. Assebroek en Brugge, Brugge, 1979), (A. DUCLOS, Bruges ..., o.c., blz. 496, 575), (J.A. VAN HOUTTE, De Geschiedenis van Brugge, o.c., blz. 368), (Parochieblad, 10-07-1955).
eind(209)
Het Magdalenahospitaal werd gesticht als leprozenhuis buiten de latere stadsvesting tussen de Boeverie- en de Smedenpoort. Over de stichtingsdatum bestaat enige twijfel, we kunnen echter aannemen dat het vóór 1227 was. In 1578-1579 (de periode van de godsdienstoorlogen) werden de gebouwen afgebroken en de melaatsen werden overgebracht naar het Brugse Nazarethgasthuis dat sinds circa 1330 op de Garenmarkt voor de opvang van arme reizigers en pelgrims zorgde. In 1737 werd ook het tuchthuis naar de Garenmarkt overgebracht. De drie instellingen verenigden zich later en met de ordonnantie van 24 januari 1752 werden de statuten van dit ‘Hôpital Général’ vastgelegd. Het stond onder toezicht van de stedelijke magistraat. De broeders en zusters moesten naast het vervullen van hun oorspronkelijke taak (verzorging van pelgrims en leprozen), bok instaan voor de verzorging van de opgeslotenen. De ondergebrachte armen, ouderen en gevangenen werden ingeschakeld in het aangehechte werkhuis. In 1796 werd het geheel door de Fransen afgeschaft. In de loop van de 19de eeuw werden de gebouwen gebruikt voor de inrichting van een bedelaarswerkhuis. Ook de stadsmeisjesschool St.-Elisabeth werd daar ondergebracht (1802-1884), later de Rijkskliniek voor minderjarige delinquente meisjes. Sedert 1955 is de Rijkstechnische school er gevestigd. (G. MARECHAL, De sociale en politieke gebondenheid van het Brugse hospitaalwezen in de Middeleeuwen, in Standen en Landen, LXXIII, Kortrijk-Heule, 1978), (A. VANDEWALLE, Beknopte inventaris van het Stadsarchief van Brugge, dl. I, Oud Archief, Brugge, 1979, blz. 156-157), (A. DUCLOS, Bruges ..., o.c., blz. 27-28, 227, 575), (J. DE SMET, Het oude Magdalena Godshuis te Brugge, in Brugsch Handelsblad 19-01-1963). Zie ook voetnoot 91 ‘Merckenweerdigste Voorvallen’ 1787.

eind(210)
Hier wordt Merendree bedoeld, gemeente in de provincie Oost-Vlaanderen, arrondissement Gent, die in 1977 met Nevele is gefusioneerd. (H. HASQUIN, o.c., dl. I, blz. 677).

eind(211)
Het gaat hier over de oproer van Schorisse, ontstaan in september 1788. Vijfduizend landslieden uit de hele streek weigerden nog langer belasting te betalen aan het bestuur van heren en baljuws van het Land van Aalst. Volgens de rebellen hadden de heren de vorst verraden, zij verbrasten het geld van 's keizers trouwe onderdanen die in grote armoede leefden. ‘Het ging dus in principe om een opstand tegen de feodaliteit en het administratief juridisch combinaat der geprivilegiëerden’ (aldus L. Dhondt). De agitatie breidde zich snel uit tot de hele kasselrij Oudenaarde. De kasselrijdistricten van Oudenaarde en Aalst bleven de hele periode van de Brabantse Omwenteling gekenmerkt door hun keizersgezindheid. (L. DHONDT, De plattelandsopstand der gelijken van 1790. Bijdrage tot de kennis van de crisis van de oude maatschappij en de politieke en ideologische geschiedenis van het platteland, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, XIX, 1978, blz. 217-218. Het vermelde artikel werd gebaseerd op: L. DHONDT, Revolutionaire bewegingen in Vlaanderen (1780-1790). Inleiding tot de studie van de crisis van het Ancien Regime, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 1972, 3 dln.).

eind(212)
Het bericht waarop Van Walleghem allusie maakte verscheen naar alle waarschijnlijkheid in de ‘Gazette van Gend’ van 25 augustus 1788. Het artikel vermeldde dat de Franse troepen, sinds 1 september gelegerd te St.-Omer, bestonden uit 20.000 soldaten. In de ‘Gazette’ zelf werd niet gewezen op een mogelijke inval van deze troepen, het is evenwel begrijpelijk dat er naar aanleiding van het geciteerde artikel onrust ontstond bij de publieke opinie. (B.R.U.G., De Gazette van Gend, 1788, J. 1).

eind(213)
Deze poort die aan de noordkant van de stad uitgaf op de weg naar Koolkerke, werd reeds in 1268 vermeld. Eerst kreeg ze de naam St.-Niklaaspoort - Sint-Nikolaas is immers de patroonheilige van Koolkerke - en pas na de 2o restauratie in 1691 werd ze Dampoort genoemd. In 1871 werd de poort vernield. (A. DUCLOS, Bruges ..., o.c., blz. 544).
eind(214)
Een zekere Petrus de Rijckere werd in augustus 1771 eerste vinder, in augustus 1782 tweede vinder van het ambacht van de timmerlieden. Voor een zekere Pr de Rijcke staat vermeld dat hij gouverneur van de timmerlieden was op 17 augustus 1772. Over wie Van Walleghem het hier heeft, konden we niet met zekerheid bepalen. (S.A.B., Wetsvernieuwingen, pf. 142: Liste de la loi 1762-1795).

eind(215)
De ‘Hollandsche Rijxdaelders’ hadden in 1784 een waarde van 8 schellingen - 10 groten of 2 gulden - 13 stuivers, dit volgens de ‘Specietafel’, opgenomen in ‘Den Grooten Brugschen Comptoir Almanach’. Er stond echter in de tabel niet bijvermeld of de waarde in courant of in wisselgeld werd uitgedrukt. Wij nemen te mogen stellen dat het hier om wisselgeld gaat. (S.A.B., Almanach 1784, BIhh.).

eind(216)
Op 30 september 1788 overleed op 44-jarige leeftijd Maria Anna Brandenberg, geboren te Cornelis Munster, gehuwd met Ludovicus Descamps. (S.A.B., Doop-, trouw- en begraafboeken, Algemeen Overlijdensregister 1788 - St.-Jacobsparochie, no 64).
eind(217)
Bij een begrafenisplechtigheid dient de geestelijkheid in principe processiegewijs met kruis, wijwater- en wierookvat en kaarsen het lijk af te halen van het sterfhuis, waar de priester het ‘De Profundis’ bidt (boetpsalm 129). Op weg naar de kerk wordt de psalm ‘Miserere’ (boetpsalm 50) gezongen onder het luiden van de klokken. Waar afhalen niet kan plaats vinden, wordt het vervangen door inhalen aan de deur van de kerk. (De Katholieke Encyclopaedie, o.c., dl. 4, blz. 299).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Brugge


Over dit hoofdstuk/artikel

plaatsen

  • over Jabbeke

  • over Aardenburg


datums

  • 1 september 1788

  • 2 september 1788

  • 4 september 1788

  • 7 september 1788

  • 8 september 1788

  • 11 september 1788

  • 16 september 1788

  • 21 september 1788

  • 22 september 1788

  • 25 september 1788

  • 30 september 1788