Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Adelaïde (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Adelaïde
Afbeelding van AdelaïdeToon afbeelding van titelpagina van Adelaïde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (5.01 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Adelaïde

(1929)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

VI.

Eenige dagen lang ging zij verdwaasd door het huis, en het dorp, lachte tegen Mr. Buysers, boog zich hijgend over zijn schriftuur en prees zijn geschrift waarin zij, naar zij zeide, iets wulpsch zag. Daarna deed zij haar spannend kleedje aan om Ernest te ontmoeten. Achter op zijn moto zat zij en waar hij met haar al naartoe tufte mag de duivel weten.

Mevrouw Roothooft sliep niet meer. En op een nacht hoorde zij gerucht in de kamer van haar dochter, deuren kraakten open, kraakten toe. In een dun wit waaierig nachtkleedje stond Adelaïde in de kamer, naderde het bed. Mevrouw Roothooft deed als haar man de notaris, deed of zij sliep. Stil sloop het meisje nader, boog zich over het bed, legde den arm om het hoofd der moeder, den mond aan haar oor: ‘Moeder, of ge nu slaapt of niet, ik moet met Ernest trouwen.’ Haar vader had het zoowel als haar moeder gehoord, maar dit was aan niets te merken, behalve dat hun adem wat vlugger ging.

[pagina 46]
[p. 46]

Adelaïde ging zooals zij gekomen was. Het sloeg één uur.

Het sloeg 5 uur in de slaapkamer. Mevrouw Roothooft keerde zich om, in het bed en jammerde zoo stil dat men het klapperen van haar tanden hoorde: Ik kan niet slapen. De oude notaris schoof zijn arm onder haar hoofd. Het was gelijk weleer. Hij kuste haar. Zij weende aan zijn borst, zij met haar grijs hoofd, aan zijn borst waarin het haast niet meer klopte.

Notaris Roothooft ging den ouden dokter spreken over het dringend huwelijk van zijn zoon Ernest met zijn dochter Adelaïde. Mannen van eer als zij beiden waren en op den goeden naam der wederzijdsche families fel gesteld, kwamen zij snel tot akkoord.

Tusschen hun snikkende ouders in omhelsden elkander dokterszoon en notarisdochter. Geen woord werd gewisseld over de boodschap der schande in het nachtelijk uur.

En in die dagen gebeurde er inderdaad iets in het stom dorp waar Adelaïde woonde. Vooreerst trouwde Fonske Tierens met Wiske Joncken. Zestien rijtuigen. Een week later trouwde Ernest met Adelaïde. Veertien automobielen. En tot overmaat van sen-

[pagina 47]
[p. 47]

satienieuws ging het gerucht dat mevrouw Reynders opnieuw zwanger was. Voor over drie maanden. Het jongste zou dan elf maanden zijn. Het volk kan wreed zijn in zijn spot en ongenadig. Dat kinderen niet altijd zegen brengen want dat kindje rukte het gezin en het geluk der Reyndersen uit elkaar. Dit werd verteld in de dubbele haag volks die aan de kerkdeur wachtte tot de jonge dokter met zijn vrouwke buiten kwam.

De vier jonggehuwden gingen de twee mooie huizen betrekken waarvan notaris Roothooft er een verkocht had. Zoo woonden zij naast elkander maar zij wilden niets gemeen hebben en spraken elkander niet aan. De vijandschap vrat in de families die groepen vormden. De Tierens en de Jonckens tegen de Verhaeghens, de Roothoofts en de Reyndersen. Maar van de kwaadsten waren Jufvrouw Verlinden en Cato de pastoorsmeid. Door haren invloed bleef het een tijd lang hangend of de pastoor al dan niet partij zou kiezen. Dit was een moeilijk geval. Aan den eenen kant meer geld en dit is wel het slijk der aarde maar zelfs in den wijngaard des Heeren een onmisbaar slijk. Aan den anderen kant meer chique. Maar de

[pagina 48]
[p. 48]

onderpastoor zei: ‘Aan beide kanten brave christen menschen en Onze Lieve Heer is van geen een partij, Cato.’ Hij ging er met vuile voeten door toen hij de meid onder vier oogen aanpakte. Als hij geen priester geworden was zou hij zeker, zooals zijn broers, 's Zondags in de herbergen gevochten hebben en dit ruw instinct zat er nog wat in. Hij dreigde Cato met haar en huid op te pakken en naar de dekenij te dragen waar zij rekenschap zou moeten geven. Als hij iets zegde meende hij het en zij moest niet denken dat hij bang was voor den praat van het vrouwvolk. Kom maar af! de pastoor koos geen partij maar lette wijselijk op zijn doen en laten. Hij staakte zijn regelmatige bezoeken niet, maar verdeelde ze tusschen de oneenige families. Na eenige pogingen om hem in de partij te betrekken te hebben afgeslagen met zooveel takt als hij maar bezat, begon hij te voelen dat hij overal te veel zat en gewantrouwd. De onderpastoor legde geen bezoeken af. Hij zeide: ik kom maar eens effekens binnenloopen. Hij liet er een lach achter of een stevig goed woord.

Zoo liep hij ook binnen waar de pastoor

[pagina 49]
[p. 49]

nooit kwam, bij de jonggehuwden. Hij zag aan Adelaïde dat zij gelukkig was, maar was weer even gauw de deur uit.

Adelaïde was gelukkig. Ja, die twee hadden elkander goed gevonden. 's Avonds zaten zij onder de verandah. Nog wat zon in den vredigen druivelaar. Zij had een mooi filetwerk onder de hand, hij een boek en hij rookte uit een studentikozen oliekop. Om halfelf moest zij hem de les opvragen en hij kende ze. Ja, hij studeerde zeer goed. Ook in hem was er iets veranderd. Wat krijg ik nu, riep hij, omdat ik goed geleerd heb en braaf ben geweest? Dan vloog zij hem om den hals en kuste hem, kuste hem als een razende. Zij was toch zoo gelukkig. Hij droeg haar op den arm naar boven terwijl zij hem woorden in het oor fluisterde die hen beiden deden giechelen. En hij beet in haar wang.

Als Ernest naar Leuven was kon het besef van haar geluk ineens zoo voor haar staan als een levende verschijning. Zij bezag haar geluk. Soms overviel zij de piano. Die sprak dan voor haar, die zong haar weelde.

Vier maanden na dat huwelijk beviel Mevrouw Reynders van een jongetje. Heel het dorp sprak er over dat de veefokker een

[pagina 50]
[p. 50]

dokter uit de stad had gevraagd. Waarom? Wat er eigenlijk achter zat, wat er van waar was, om 't even, hij moet toch zijn reden gehad hebben, die Reynders. Maar intusschen verbaasden zich de oude Roothoofts met den dag meer en meer. Bij Adelaïde nog altijd niets. De oude notaris praat over deze dingen niet of ongaarne. ‘Ja, zegt hij en slaat de oogen neer, ja, vreemd toch hè, vreemd. Ze zei het toch zelf.’ Mevrouw zegt: Het is een truc geweest, Adolf, zij dacht dat wij anders niet zouden toestemmen. Hij zwijgt en na een poos: ‘Als het een truc is geweest, dan hebben wij dat allemaal voor niets geleden.’ Zij ziet hoe hij gebroken op zijn stoel zit; al zijn haar is spierwit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken