Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Adelaïde (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Adelaïde
Afbeelding van AdelaïdeToon afbeelding van titelpagina van Adelaïde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (5.01 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Adelaïde

(1929)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

XVII.

Mama was nu bij hem en Eric speelde met Oscar's kinderen; die kon het niet beter hebben. Om de twee dagen schreef Adelaïde dat zij goed rustte, veel bad voor hem en Eric en de groeten aan Pa en Ma en allen. Maar een postscriptum kon zij niet nalaten er bij te voegen: Ventje lief, wees toch voorzichtig met spelden. Leg die van uw das nooit los op het nachttafeltje. Speld ze altijd op uw plastron. Je vrouwke dat u kust. Hij schreef haar over Eric en dat hij Zondag kwam. Wat de spelden betrof, Eric at liever chocolade.

‘Zoek nu verstrooiing, zei Oscar, ge hebt het noodig en anders denken de menschen nog dat er iets ergs is met Adelaïde.’ Ernest wilde eerst een blijspel spelen, een zot blijspel. Uit vertwijfeling zot doen, dat was groot. Ten slotte koos hij een heel drastisch treurspel. In 't derde bedrijf een lijk of zes. Eerst verzekerde hij zich van mevrouw Reynders' medewerking. Zij zou helpen, maar natuurlijk niet zingen. Voor de eerste maal was Hilda het niet met haar eens,

[pagina 127]
[p. 127]

Hilda vond dat het niet paste. Er vielen harde woorden. Hilda zei dat ze naar het klooster wou, dan zijt ge van mij af. ‘Ja, doe mij dat nog aan, leelijke egoïste, woedde mevrouw Reynders, laat uw mama met de twee dutskens zitten.’ En zij schreide.

De repetities gaven Ernest gelegenheid om mevrouw Reynders te leeren waardeeren. ‘Een dapper vrouwke, mama, die weet haar verdriet te dragen.’ Mama had ook wel eens gehoord dat zij wat al te dapper was. Na veertien dagen had Ernest denzelfden indruk, een indruk maar, geen enkelen schijn van bewijs. Maar hij vertelde het niemand, hij zweeg. Toen viel Mevrouw Reynders ziek, een schoolkind bracht een briefke dat zij niet naar de repetities kon komen, maar zij zou toch voor de kleeren zorgen. Hilda werkte er aan onder haar aanduidingen en toezicht.

Dokter Tierens kwam, geroepen. Die bedeesde man. Hij vond eerst niet wat er aan haperde. Hij moest haar herhaaldelijk geheel onderzoeken. Zij wilde het, zij eischte het, zij was, zeide zij, zoo gauw ongerust sinds dat geval met haar man. Ook Hilda was ongerust. Zij stond aan den trap den

[pagina 128]
[p. 128]

dokter af te wachten, hoe het nu was met mama, wat het kon zijn. Hij gaf haar telkens uitvoerig verslag over zijn onderzoek. Wat een lieve mensch, zoo heelemaal geen nurksche dokter en het hinderde haar bijna niet, zoo was zij er door gevleid, dat hij tot haar sprak als tot een groote. Soms bloosde zij, maar het was of hij 't niet merkte en zij ging er zelf tegen in. Om te toonen dat zij zijn vertrouwen waard was, herhaalde zij zelf wat haar had doen blozen en vroeg meer uitleg. Trouwens zij ging toch naar het klooster.

En dat deelde zij ook mede aan haren biechtvader, den onderpastoor. En dat mama klaagde: Laat mij dan zitten met de dutskens. Daarin had mama gelijk, volgens den biechtvader, temeer, hoe lang had zij dat plan al? Sinds den dood van papa. Toen had zij plots ingezien: het leven is kort, de dood komt onverwacht en het schoonste leven is: de gedurige voorbereiding op de dood. Dit vond de biechtvader zeer schoon en de kloosterstaat is verkieslijk boven het huwelijk, maar juist omdat het een zoo verheven staat is mag men hem niet te voortvarend en onder een indruk die

[pagina 129]
[p. 129]

misschien nog voorbijgaat, aannemen. Hij zou goed voor haar bidden en zij zouden het intusschen nog wat aanzien. Ja, dat vond Hilda een goeden raad en zij dacht wel dat mama zou hertrouwen. Dan kon zij gaan.

Intusschen kwam de broer van den onderpastoor nogal eens over, eigenlijk dikwijler dan noodig was. Vroeger ging hij bij Reynders in en uit, nu dierf hij er niet meer naar toe. ‘Zouen ze bij Reynders geen veersken in de wei hebben, vroeg hij langs zijn neus weg, ik zou een schoon veersken willen koopen.’ De onderpastoor: ‘Bij Reynders hebben ze niets meer, alles verkocht.’ Den volgenden keer vroeg hij, wat stouter: ‘Wat zou die weef van Reynders doen, zeg?’ Zijn broer lachte: ‘Haar goesting!’ Hij zweeg, maar het ging hem niet. Dan herbegon hij over den stiel. Met dien stiel is iets te verdienen. Hij had nu ook zoo al wat gekocht en verkocht voor zijn eigen en, zonder te stoefen, dat had hem al ne schoonen cent opgebracht. Raad eens. Maar met den onderpastoor was niets aan te vangen. ‘Dat moet ik immers niet weten. Ne goeie commerçant, joeng, die klaagt.’ Den vierden

[pagina 130]
[p. 130]

keer kwam het er dan uit. ‘Zeg, Frans, hoe is het nu met dat kind? Dat gaat uit mijnen kop niet.’ Toen moest de onderpastoor wel voor den dag komen. Hij dacht lang na en zei dan dat broer wel wist wat zijn gedacht was. ‘Ge moogt dat niet forceeren dat weette toch ook wel, he. Dat kind is nog te jong, de papa is nog maar reizekens begraven. Ge moet gij uwen tijd afwachten.’ Dat vond broer, als het dan toch moest, goed, maar met al dat wachten kon er een andere komen en dan stond hij daar. Zou hij haar geen briefke schrijven dat het ook zijn gedacht was van nog te wachten, maar dat hij haar schreef opdat zij zou weten, als er soms, God weet, een andere kwam, dat hij al zoo lang kop had in haar en zij kon dan nog kiezen. Het plan van dat briefke vond de onderpastoor onnoozel. ‘Meende gij dat, of niet? Zoo kinderachtig gade u toch niet aanstellen zeker?’

Het was nog zoo kinderachtig niet. Hoe zou een kind standvastig zijn, de listigaards, die spelen met haar naïeveteit. Dokter Tierens zei: ‘Kom het recept zelf halen als ik u dat vragen mag, juffrouw.’ Zij deed het zeer graag. Zij zag dan de vijf arme dutskes.

[pagina 131]
[p. 131]

Haar hartje ging open van onuitsprekelijke compassie. Tranen stonden in haar oogen. Toen nam de dokter in het kabinet, terwijl hij het recept gaf, haar handje vast. Ook hij weende. En hij bedankte haar omdat zij gekomen was en om haar medelijden met zijn kindjes. En zijzelf, Hilda, zij legde haar andere hand op de zijne en zeide: medelijden ook met hem en dat hij moed moest houden. En zij wist niet wat in haar gebeurde: het mirakel der vrouwelijkheid, zich te offeren. En zij zeide nog eens dat hij maar moed moest houden en zij werd heel gelukkig toen zij voelde hoe hij haar zachtjes tot zich trok. Zijn arm lag om haar middel, zijn wang tegen haar voorhoofd. Zij zelf kuste hem, schrok, kuste hem nog en wist toen plots wat er gebeurd was en schaamde zich grondeloos. Zij weende nu heftig en bekende hem dat zij naar het klooster wilde gaan. Hij echter smeekte haar dat niet te doen, Hildaken! Zoo ontvluchtte zij hem en besefte op de straat hoeveel meer zij gedaan had dan wat zij gelaakt had bij mama. Hoe zou zij dit ooit aan mama bekennen en aan haren biechtvader?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken