Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eric (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eric
Afbeelding van EricToon afbeelding van titelpagina van Eric

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

Scans (4.65 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eric

(1931)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

IX.

Maar met dat al viel het Eric tegen. Hij was blij geweest Cyriel kwijt te worden en nu kwam onverwachts Mevrouw Tierens. Of het waar was dat Eric ook naar de Kempen trok, Cyriel ging ook. Ze zei natuurlijk niet dat de directeur geschreven had dat het voor Cyriel best was van college te veranderen. A propos, wat zag Ernest er goed uit, beter zoo voort en dezen winter spelen we weer een groot drama. Ze lachte gezond en onbevangen en hij, tegen zijn wil, lachte mee. Neen, hij had al drama genoeg hier, en hij dacht: hoe lang is hier al zoo niet meer gelachen, maar Adelaïde kon nog vroolijker zijn, vroeger, voor haar ziekte. Plots verging dat beeld en zag hij niets dan de weelderige vrouw. Zet u hier wat bij me, ik ben epileptieker en binnen kort ben ik blind, nu mag dat, zet u nog maar eens bij me. Zeg, toen Adelaïde nog leefde he, wat hebben wij toch plezier gehad. Weet ge nog, wat stuk was dat weer, ik was de meneer en riep Janneke

[pagina 51]
[p. 51]

Zegers, mijn knecht, en die kwam maar niet. Ik zie hem nog met zijn geverfde snoet komen opgesprongen: ‘Meneer, meneer, ik deed just mijne kleine commissie!’

Ze schaterden tegeneen op. Zij greep telkens zijnen arm. ‘Weet ge nog?’ Ja hij wist het nog, hij wist nog alles. Hij stond op, stak krachtig zijn armen in de lucht. Zoudt ge nu zeggen dat hij zoo ziek is. Ze zei dat hij ook niet zoo ziek was en als hij wat meer plezier maakte.... ‘Daar hebt ge gelijk in, riep hij, dat moest ik doen, ik moest mij verzetten tegen mijn noodlot. Voor mijn kind moest ik het doen, en soms voel ik me nog krachtig, soms voel ik het opkomen.’ Maar de kracht die hij voelde was te groot. Ze sloeg hem neer, zoo groot als hij was en mishandelde hem over den vloer. Hij kreeg het toch al maar dikwijler.

Hij begreep dat men hem vluchtte, zijn laatste moed brak. Aan een kind in den winkel vroeg hij geheimzinnig: ‘hebde misschien schrik voor mij?’ Hij zag de menschen denken: seffens krijgt hij het weer en hij bespiedde ze. Dan begon hij opeens te vertellen, wanneer hij het laatst gekregen had en nu denkt ge zeker: seffens ligt hij daar,

[pagina 52]
[p. 52]

maar houd uw gemak, hij zou het wel zeggen, hij voelde het goed genoeg aankomen. En zoo joeg hij de menschen onbewust weg. Alleen den onderpastoor niet. Die zei dat hij niet voor hem kwam, ik kom voor bonmama, die is zieker dan gij. Hij had er niets van bemerkt. Ze zei: ‘maar wat hoest en korten asem.’ De onderpastoor vond dat ze nog niet kon gemist worden en ze keek moe op. Wanneer dan wel? Als ze dien moor van de pomp naar de cuisinière droeg, was ze al buiten adem.

Op een morgen lachte ze eventjes en stierf. Eric werd per telegram teruggeroepen en terwijl hij snikte op het bed stond Ernest hem van aan de deur te bespieden. Als hij zoo weende om bonmama, hoeveel smartelijker zou hij snikken om hem, binnen kort. Dat maakte hem gelukkig. Eric zei: ‘Ze glimlacht nog.’ Hij was zoo jaloersch op al de gevoelens van zijn kind dat hij angstig dacht: misschien zal mijn gezicht vertrokken zijn.

‘Ge hebt zeker nog geen dooden man gezien, Eric, die zien er dikwijls norsch uit.’ Hij stond tegen het bed en fluisterde: ik zal ook probeeren zoo te glimlachen.

[pagina 53]
[p. 53]

Het duurde veertien dagen eer Eric weer wat nieuws kreeg, een brief van bonpapa. ‘Duurbare kleynzoon’. Eric zou wel gedacht hebben: wat hapert er thuis, maar luister; hij is met grootmoeder en Philippine, onze goede trouwe meid, bij papa gaan wonen en nu hebt ge dus weer een thuis, mijn jongen. Ik oude, afgedankte doktoor, kan als apotheker nog wat mijn streng trekken en papa kan de rust nemen die hij noodig heeft. Grootmoeder is content van nog wat te kunnen moederen over papa en Philippine is in den hemel, want ge weet wat zij altijd zegt: dat die acht van Nonkel Oscar haar grijs gemaakt hebben. Wat mij betreft ik ben de jongste van allemaal, Goddank. Tot over een maand heb ik een stok noodig gehad, maar nu heb ik hem weer weggezet, en een dag in den winkel staan kan ik zoo goed als de beste.

Maar menschen van die jaren mogen niet meer verhuizen, verplant geen ouden boom, zeggen de menschen in 't dorp en zet geen stuk aan uw eettafel of ge raakt volk kwijt. De oude dokter stond achter den toog als een eerste jonkheid, maar na een maand moest zijn vrouw voorgoed blijven liggen van haren

[pagina 54]
[p. 54]

maagkanker en weer werd Eric teruggeroepen.

Deze bonmama beurde allen op en lachte nog als alles voor haar oogen zwart werd van pijn. Ze wilden Ernest om harentwil beneden laten, maar zij wilde dat hij bij haar was. Met een eenvoudig moederlijk gebaar dat niet te beschrijven is, nam ze zijn hand vast. Ze had juist een glas Malaga gedronken toen ze een zwarte vloeistof overgaf: de kankerbuil was gebarsten en ging nu vlug het bloed vergiftigen. Zij wist dat, maar omdat iedereen schrok lachte ze: allemaal Malaga!

‘Blijf nog wat bij mij,’ kermde Ernest en greep haar hand. Haar voorhoofd blonk al van 't doodszweet, nog glimlachte ze en fluisterde iets, misschien wel dat ze voelde hoe hij hard begon te nijpen. ‘Laat mij dan meegaan,’ riep Ernest, ‘laat ons allemaal!...’ Zijn oogen verrolden, de wilde klem van zijn hand neep den pols der stervende, hij sloeg achterover, trok zijn moeder mee, werd opgevangen in zijn val en buitengesleept. ‘'t Is niets’ glimlachte bonmama; haar hoofd viel op den schouder van Eric, die geknield bij het bed zat. Zij stierf. Ja die jeugd van Eric, hij zag niets dan verdriet en sterven.

Nu bleef de oude dokter alleen met Ernest

[pagina 55]
[p. 55]

en hem. Het beetje geluk dat hij nog droomen kon moest van Eric komen. Toen de vacantie om was schoot zijn gemoed vol, hij vroeg Eric braaf te blijven, goed te studeeren, dat eenig geluk, meer vroeg hij niet meer. Het ging nu zonder speech à la Verhaeghen en zonder piano. Eric begon veel boeken te lezen, dieper na te denken en in alles een beteekenis te zien. Hij begreep opeens wat een sterke held die vroolijke bonpapa was en snikkend schreef hij hem dat, en of hij geen stiel zou leeren om bij papa te kunnen blijven en voor hem te zorgen.

Hierop ontving hij geen ander antwoord dan dat grootvader zijn schoonen brief met veel plezier gelezen had en ‘met papa en mij is het goed’. Er stond niet in: als ik in den winkel vijf minuten vrij heb haal ik uwen brief uit den zak, als het mij op de slaapkamer te eenzaam wordt lees ik hem nog eens. Dat stond er niet in, maar Ernest kreeg iets in de gaten van een brievengeheim. Naarmate de ziekte zijn krachten sloopt, nemen zijn achterdocht en jaloerschheid toe en hij benijdt zijn vader de genegenheid van zijn zoon. Wie weet heeft hij hem al niet verteld dat Adelaïde zot geworden is...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken