Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eric (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eric
Afbeelding van EricToon afbeelding van titelpagina van Eric

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

Scans (4.65 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eric

(1931)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

XIV.

De pastoor was gestorven in 't begin van den trimester. Heel het dorp had den onderpastoor willen hebben als pastoor. Ze hadden een petitie naar het bisdom gestuurd en als de onderpastoor dat vernomen had, had hij met zijn armen omhoog gestaan. Wat hebben ze nu toch uitgestoken, ik ben geleverd, nu zal ik rap weg zijn. Inderdaad binnen de 14 dagen was er een andere pastoor benoemd en twee maand nadien werd de onderpastoor naar ergens in Hoog-Brabant verplaatst. Hij had daar bijna twintig jaar in het dorp gestaan, het viel hem hard; maar hij bleef vroolijk zoolang hij kon, tot hij voorgoed vertrok. Dan wuifde hij nog wel met de hand en riep iets grappigs links en rechts, maar dat was zoo maar boven op. Toen hij uit de huizen was, snoot hij zijn neus en zette zijn hoed wat meer over zijn oogen.

De nieuwe onderpastoor kwam uit de stad. Hij vroeg ‘Wat bestaat hier zooal op vlaamsch gebied?’ Niet veel. Hij vroeg: ‘Op

[pagina 85]
[p. 85]

welk standpunt staat de fanfare inzake vlaamsche beweging?’ Dat was eigenlijk niet bepaald. ‘Dus ze hebben geen standpunt,’ zei de onderpastoor. Er had wel altijd een vlaamsch tooneelgezelschap en een vlaamsche turnvereeniging bestaan, maar met het sterven van papa.... ‘Jaja, er bestaat dus eigenlijk niets.’ Daarna vroeg hij hoe de geest was in het klein Seminarie, of er veel priesterroepingen waren, weer minder dan verleden jaar? Het is treurig, treurig dat Mechelen dat niet inziet. Wat er ook van zij, de studentenbond moet al maar eens beginnen met Jozef in Dothan op te voeren dit verlof.

Toen het al zoover was dat er schot zat in de repetities en ze gingen spreken van kostuums huren en plakkaten drukken, viel alles opeens in duigen.

Eric kwam van een late herhaling thuis, bonpapa en Philippine waren al slapen gegaan en boven meende hij opeens bonpapa's stok op de plankenvloer te hooren tokken. Hij luisterde, maar het hield op. Hij ging beneden zien of daar misschien iemand aan de deur had geklopt. Hij was juist terug op de bovenste traptree toen bonpa de deur

[pagina 86]
[p. 86]

opendeed en iets wilde zeggen, maar niet kon en met de rechterhand naar zijn hart pakte. Hij wankelde in Eric's arm en toen die hem weer naar bed gebracht had zuchtte hij: ‘Oscar.’ En het was dan dat het vreemde voor het eerst macht kreeg over Eric. Hij liep de trap af, maar keerde zich in den winkel om en liep weer naar boven. Hij stond boven en ijlde weer tot in den winkel, maar snelde weer de trap op. Hij wist alleen nog: bonpapa en Oscar. Hij liep de trap op, hij liep de trap af, weer op en weer af, van de kamerdeur naar de winkeldeur, van de winkeldeur naar de kamerdeur. Hij hijgde, zweette, dan wist hij opeens niets meer dan dat hij hard moest loopen, de trap op, de trap af. Daarvan werd Philippine eindelijk wakker. Zij vond den ouden dokter dood en van haren schrei kwam Eric tot zichzelven. Zij gilde: ‘Meneer Oscar’ en toen begreep hij dat hij krankzinnig geweest was, nu was hij het dus geweest, maar het was over. Nonkel Oscar kwam aangeloopen maar tegen de dood is niets te doen. Eric sidderde nu voor hem, hij moest het eens weten! Maar heel den volgenden dag was hij niet gerust tot hij het 's avonds heel ongedwongen vertelde

[pagina 87]
[p. 87]

hoe hij dus den trap was afgestormd, maar eens beneden had bedacht dat Philippine toch eerst moest geroepen worden. Ik vloog naar boven, maar ik moest niet eens meer kloppen, ze was daar al. ‘Meneer Oscar’ riep ze, maar op dien tijd was ik al bijna bij u, zoo rap ging het.

Dien avond brak hem koorts. Zoodat Josef in Dothan niet kon gespeeld worden: Ruben lag ziek te bed. En de oude dokter die alleen had moeten sterven, moest ook begraven worden zonder uitgeleide van zijn kleinzoon, den eenige voor wien hij zijn leven met wilskracht zoo lang had gerekt.

Nu Eric alleen lag kwam soms het verdriet te boven, maar meestentijds ging hij den gang van zijn gedachten na, of ze niet afweken of op hol sloegen. Aan ieder die hem bezoeken kwam gaf hij bewust het voorbeeld van berusting. Hij was tevreden met den wil van onzen Lieven Heer. Onderwijl dacht hij: waarom zeg ik dit nu? Was het bezoek weg, dan fluisterde hij voor zich heen: ik ben niet tevreden met den wil van Ons Heer. Hij riep Philippine om haar nog eens uit te leggen hoe bliksemsnel hij toch geloopen had en dat het toch nog te laat was.

[pagina 88]
[p. 88]

Hij liet Nonkel Oscar roepen, vertelde hem hetzelfde en vroeg: als ik nu b.v. Philippine niet gewekt had, zouden we dan nog bijtijds bij bonpapa geweest zijn? Nonkel Oscar zei: ‘gaat ge u dat nu in den kop steken, met uw getob altijd.’ Hij was gerust, nu niemand iets vermoedde van dat op en af loopen. Soms probeerde hij te weenen, om bonpapa. Een nacht ging hij met bloote borst aan 't open venster staan om een zware longontsteking op te doen. Op negen dagen erop of eronder.

Den dag na de begrafenis verschenen 's namiddags opeens Mevrouw Tierens en Lizy op zijn kamer. Ze hadden geroepen en overal geklopt en denkend dat hij ziek alleen in huis lag, waren ze maar zoo onbeschaamd geweest en boven gekomen. Had hij zijn verzorging wel, had hij iets gekregen, wou hij niets hebben, waar zit Philippine toch, was het toch waar dat ze suf en kindsch geworden was van dat pijnlijk voorval, wilde Eric geen tas melk hebben, ge kunt het nu astrant vinden, maar wil ik u een tas gaan warm maken. En ze ging, wat druk maar ongedwongen en daar zat Lizy alleen bij het bed met een zak druiven. Een wilde bloedgolf sloeg in Eric's gelaat, zijn oogen welden

[pagina 89]
[p. 89]

vol tranen, hij stak zijn hand uit, hij trok haar tot zich. Zij overviel hem met een kus en weer zat zij op haren stoel, rood en luisterend of mama niet kwam. Hij glimlachte nu en gaf haar een teeken. Zij deed het, zij legde haar schoon kopje naast hem op het fluwijn. Hij sloeg het laken wat over haar, het was of ze naast hem lag. Nu begreep ook zij het en zuchtte beklemd: Ja! Ja, en ze vlijde zich dichter en dieper onder 't deksel, maar de tas melk was daar, pas op. Het was eigenlijk niets geweest, een minuut, of nog niet had het geduurd. En hoe was het toch zoo plots gekomen, in jaren was er geen bijzondere verstandhouding tusschen hen geweest. Des nachts gansch alleen sprak hij tot haar op het kussen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken