Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

[1]

Al wat groeit of geboren wordt kent kwade jaren: patatten, tarwe, fruit, wijn, n'importe wat. Idem mislukt al eens een kind in den schoot van de beste vrouw. Bij ons kreeg die van de Muys, een armen zwingelaar van aan den boschkant, negen blokken van jongens en meisjes en één klein petieterke dat niet te leven had, maar niet stierf en vier van de anderen wel. Voor zulk verdriet gingen vrouwen in dien tijd nog om troost bij de mères en masoeurkens die geen eigen familieleed hebben en dus kunnen deel nemen in dat van anderen. Mizerie met den vent vertelden ze aan getrouwde vriendinnen die dat kunnen verstaan, maar hoe troostend kunnen die zusterkens spreken over het engelken in den hemel. Als Nel van de Muys dan een half uur van huis tegen de deur van de bewaarschool ging staan schreien, bracht een oud, braaf mèreken Tresia haar aan het verstand dat geschied was Gods ondoorgrondelijke wit dien wij met ons menschelijk begrip niet kunnen verstaan. Een ziekelijk kind mag de mensch houden, een gezond moet hij afgeven, ge moet gij met nederig hart zeggen: Lieven Heerken, ik begrijp het niet, maar uw wil geschiede.

Dat nederig hert is het moeilijkste, het begrijpen, wat zal

[pagina 10]
[p. 10]

ik u zeggen? Er is zoo veel dat de mensch niet begrijpt, hij went daar aan. Maar toen Nel het vierde verloor, een schoon kloek meisje van vijf jaar dat in den beerput liep, moest ze mèreken Tresia rechtuit bekennen dat het hert van de drie vorige sterfgevallen niets nederiger geworden was. 't Was leelijk het te zeggen, maar ze was opeens razig woest geworden op haren kleinen Tor.

't Een met 't ander gezegd, er zijn moeders van minder van haar verstand gegaan. Die beerput had geen uur open gelegen, het kind was geen vijf minuten alleen gebleven. In die vijf minuten viel het er in, riep twee drie keeren om hulp zonder dat iemand het hoorde en nog kwamen er blaaskens op de walgelijke brei toen de Muys er de zware balken weer over legde. Seffens valt er een kind in, zei de Muys en dan is het te laat. En hij legde het graf van zijn eigen kind toe. Het donker viel, de Muyzen werden ongerust. Het kind lag er al vijf uren in. Ze dachten zoo weinig aan den put dat ze eerst in vier verschillende richtingen uit trokken, zoekend, roepend tot middernacht. Toen sprongen Nel's oogen haar uit den kop, ze gilde: de beerput. Ze stak haar vingeren in haren mond en trok hem zoo breed open dat het geen mond meer geleek, maar een kloof dwarsdoor het gezicht tot op den nek. Zoo bleef ze staan in een bibberende kramp tot ze het wist. Dat duurde niet lang. Daar de put maar half vol stond, sprong de Muys er direct in om niet lang onzeker te moeten tasten met een stok en te twijfelen. Hij had Augustineken cito.

Nel waschte het lijkje, minstens tien keeren. Dan legde ze het proper in haar eigen bed, ze ging er naast zitten, de Muys, aan den anderen kant, alle twee moe en onnoozel,

[pagina 11]
[p. 11]


illustratie

[pagina 12]
[p. 12]

schreien konden ze niet. Opeens, mèreken Tresia, ziet ze op, ze weet niet waarom. Mijn ziel, het is alsof haar geest het getuigd heeft. Vóór haar, in een hoek, zit dat ziekelijk jongsken, dat zweren heeft als het eens niet ziek is, groen overgeeft als het eens niet groen afgaat, altijd iets. Het is blijven zitten, de anderen zijn een voor een slapen gegaan onder het wasschen en plassen. O gij doodsbleeke konijnensmoel, gij krijten vlek, gij doodskop met twee kolen oogen, het gemoed van uw moeder wentelt zich om. Mè reken Tresia, zoo waar als ik hier sta, ik heb hem willen pakken en in den beerput smijten.

Maar Nel toch, hoe durft ge 't uitspreken!

Zoo verdoemelijk krikkel en kwaad was ik, mèreken Tresia, omdat hij niet verdronken is in de plaats van Augustieneken.

Zwijg, ge zijt een christene moeder en vreesde gij niet dat God u hoort en uwen wensch vervult?

Ja, mèreken Tresia, ik kander niet aan doen, maar 't is de waarheid.

Zwijg, stout masken, want ge moest beschaamd zijn. En ge moet dat biechten.

Dat zal ik doen, mèreken, maar ik zeg u nog: het is de waarheid.

De waarheid is ook dat Nel den vreemden wrok tegen haar kind niet meer kwijt geraakt is. Hij is integendeel gegroeid. Die moeder had een vreemde vooringenomenheid tegen haar eigen vleesch en bloed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken