Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

2

Neem het eerste beste boek van een kinderdoktoor, maar een goeie, en lees het hoofdstuk over het neuropathisch kind. Dat is overgevoelig, moeilijk op te voeden, het deugt langs geen kanten. Maar het is te contrarie waarlijk verbazend hoeveel edele, groote mannen op elk gebied neuropatische kinderen zijn geweest. Het in den beerput omkomen van een Augustieneken grijpt zoo'n zenuwlijderken dieper aan dan zijn broers en zusters. Die voelen den slaap, hij blijft star staren naar den dood in die viezigheid. Maar zwingelaars lazen bij ons in dien tijd nog geen boeken. Een ziekelijk kind, dat niet het geluk had te sterven, bleef tien tegen een kramakkelijk heel zijn leven en dat was God's heilige wil die moet geschieden. Op een lastig kind legden zij de zweep. Loopt het dan later nóg verloren, wij hebben toch onzen plicht gedaan.

Nel en de Muys deden dien plicht goed. Zij troefden zoo bovenarms op Tor dat de moeder soms niet kon slapen van medelijden: stout kind, braaf kind, het is ùw kind, ge blijft gij moeder. Dan bedacht Nel hoe dikwijls en hard zij den kleine de laatste veertien dagen geslagen had, vooral dat ze hem had laten slaan door den Muys omdat mannenhand

[pagina 14]
[p. 14]

een part harder peest. Dan benijdde ze dien Muys die geen twijfel kende. Ne vent heeft geen hart. Mijn kruis, dat is die loeder, zei de Muys en bleef er op kloppen. Dan moest Nel zich voorhouden dat ze troefde uit plicht, en voor zijn eigen welzijn. En nog werd ze dan week. Eens is ze tegen middernacht opgestaan, boordevol liefde, deernis, wroeging. Ze heeft Tor opgezocht om hem toe te dekken, hem in zijn slaap een kus te geven. Maar hij ligt wakker. Krijtwit. En met die groote oogen. Zie maar na, dat staat ook in die boeken: neuropathen schrikken panisch. Angst, wroeging, verdriet, heimwee naar liefde, wilde tegenstrijdigheden verwarren dien kleinen Tor. Hij steekt zich een vuist in den mond, hij snikt dat hij zal braaf zijn. Maar zijn moeder verstaat het niet wegens die prop. Zij mag hem haar liefde niet toonen. Zij moet tegenwoordigheid van geest hebben en niet verraden dat zij gekomen is uit zwakheid.

Ligt ge nu nog altijd wakker, gij leelijke hartefretter?

En zij gaat naast den snorkenden Muys liggen, zich opwindend tegen den knaap. Die knaap ligt halve nachten wakker. Die bij hem slapen zeggen dat hij dan eendelijk zijn tanden doet kraken, ge denkt dat ergens een rat iets kapot bijt. Volgens de Muys kan hij niet slapen van deugnieterij en dat bijten is het knagen van zijn slechte conscientie, begot.

O gij eenvoudig vlaamsch volk, simpel leven van te lande, uren en uren dubt dat zwingelaarskind over zijn onontraadselbare slechtheid. Het vergelijkt zich diepzinnig met een zeventigjarig Nolleken van een vuist hoog, dat nog met den kruiwagen knol komt koopen en bluft als kleine gast de grootste deugniet van het dorp te zijn geweest. In de school

[pagina 15]
[p. 15]

is een ander soort deugniet: die liegt, steelt, bedriegt, mishandelt; zijn broer zit al in 't kot. Tor echter is anders en hij weet niet hoe. Door een onbegrijpelijke, diepe ontevredenheid denkt hij dat hij elders gelukkig zou zijn, maar hij weet niet waar. Soms gaat hij weg, zoo maar. Als hij honger krijgt, of het wordt donker, gaan zijn oogen open: onbereikbaar is zijn geluk. Hij keert terug, een droom kwijt. Met grooten angst ziet hij de toekomst: strenge menschen omringen hem, woedend om kwaad dat hij niet wil doen maar niet kan laten en zij zetten het hem betaald. Maar hij droomt 's nachts dat iemand hem daaruit verlost, hem in de armen neemt en wegdraagt. Ook als hij een kwartier op zijn rug ligt en in de lucht kijkt, weet hij met den besten wil niet meer of het nu droom of waarheid is dat alle menschen hem gaarne zien en hij nooit meer moeilijkheden zal hebben.

Eens zit hij braaf op een driepikkel naar zijn moeder te kijken die werkend over en weer loopt. Opeens schreeuwt ze: ik zal u leeren mij tergen en ze slaat er hem radicaal af. Zijn wang gloeit als verbrand, binnen in zijn oor steekt iets en fluit als een trein. Hij heeft zich halfdood geschrokken en toch heeft die wilde ontlading hem verlicht. Sindsdien begrijpt hij het ondragelijk ongeduld dat zijn tanden doet knarsen als het te lang kalm en stil is. Hij gaat dan ergens staan of zitten en kijkt naar iemand tot die woest uitvaart. Dat ontspant hem. Zoo wordt Thor met den dag ingewikkelder: schuldbewust en toch verontrecht, sentimenteel en toch onverzoenlijk. En Nel van de Muys, nochtans een moederhart gelijk een ander en ze wil haar kind absoluut niet achteruitzetten, Nel wordt al krikkel alleen van hem te

[pagina 16]
[p. 16]

zien. Ze zegt dat zijn oogen over den grond scheren gelijk bij een valschen hond die zoekt. Wat voor een jongen is dat? Heeft die den duivel in, of wat is dat? Ik vraag mij af of dat een kind van mij is. Ze rost Tor eens af, in een furie, niemand weet waarom, en schreeuwt met kopstem dat ze hem nog eens zal kapot maken, let op wat ik zeg. De Muys hoort dat. Hij zegt dat als Nel het niet doet, Tor Nel nog eens zal kapot maken. Let op wat ik u zeg.

Ik zeg nóg eens, de Muyzen zijn brave menschen en eerder aan den zachten kant. En de psycho-analyse, de neuropathie en zoo, meneer, ons volk is Goddank nog gezond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken