Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

12

Op algemeen aandringen’ wordt de cantate nog eens uitgevoerd, zooveel werk, kosten en schoonheid mogen niet verloren gaan gelijk een vuurwerk in eenen keer. Susken Eetvelt vergezelt zijn dochter niet om zijn dorp nog eens terug te zien, daar geeft hij niet om. Ook niet om muziek of zang, dat zegt hem niets. Hij wil de Roeckxen laten zien wie hij is en eens weg zijn van Rosalie. Hij heeft zich aan dat meisken mispakt. Hij geraakt in geen bordeel en bij haar, och, eerst lang niet willen en bots daarna wroeging. Ge zijt gij toch maar nen ouwe mensch, zegt ze hem in zijn gezicht en dat ze voor hem haren jongen heeft laten staan, zoo nen braven, netten, goeien stielman. Dus het moet rap gaan tusschen Vera en dien Theo, want zoolang hij zich moet inhouden voor zijn dochter, kan hij Rosalie niet aan de deur zetten en het leven is kort.

Na de cantate wordt Susken voorgesteld aan burgemeester Celis. Hoe kan hij anders laten hooren wie hij is, hij spreekt over huizen, villas genre ‘cottits’. Hier is met villas niets te doen, zegt Celis, ik heb er eens een gezet in den tijd toen het kanaal gegraven werd en iedereen riep dat grond en huizen omhoog moesten, maar ik heb er nooit de huur voor

[pagina 62]
[p. 62]

gekregen die ik er zou moeten voor vragen percentsgewijs.

Ja, ik ken uw villaken, burgemeester, mijn vrouw heeft het nog willen koopen, maar nu kan ik er niets meer mee doen. En een uur later, in de bestuursvergaderzaal van den Katholieken Burgerskring, koopt hij het. Daar zijn de Roeckxen en al de andere notabelen. Het is een placement gelijk een ander, zegt Susken nederig maar steekt zijn duimen in zijn armsgaten en paft formidabel aan zijn dikke Vieux Mexique. Vera roept dat ze hier dan den zomer komen doorbrengen, ik ga niet meer naar zee. Susken Eetvelt ziet licht. Hij stuurt Rosalie met Vera om het huis in orde te brengen. Al wat ze doen is goed, de kosten komen er niet op aan, zoolang ze maar weg blijven.

De toondichter, artistieke leider en bezieler der cantate blijft niet staan bij één vluchtig succesje. O neen, stellig niet. Hij wil een systematische werking op het getouw zetten om het vlaamsche kunstlied, gebied waarop wij helaas nog zoo arm zijn, op hooger peil te brengen, het ruimer ingang te doen vinden bij ons volk. Zij hebben met de cantate een basis gelegd, ziet u. Als zij voortgaan met uitvoeringen van zulken omvang, zullen zij binnen kort moeten vervlakken, toegeven aan den bourgeois-smaak. U zoudt niet gelooven wat last hij nu al gehad heeft met papa en zijn twee broers. Och, U moet dat begrijpen. Zij zijn de muzikale grootheden van de streek, dirigenten van vijf zes fanfare's en harmonies, componisten van hoopen succes-pas-redoublés en die menschen denken dat dàt het summum is. Ze hebben hem nu schoorvoetend gevolgd, maar den volgenden keer zou hij al veel water in zijn wijn moeten doen. Daarom moeten zij drieën het ijzer smeden terwijl het heet is en hun succes

[pagina 63]
[p. 63]


illustratie

[pagina 64]
[p. 64]

uitbuiten. Daarom heeft hij Tor een keus uit zijn beste gedichten gevraagd die hij zal toonzetten en laten zingen door Vera. Hoogstaande kunstliederavonden. Geen kooren of harmonie, geen bluf, misschien hoogstens een kwartet, alles gedistingeerd, kunst enfin.

Hij geeft een pensionaat-poëzie-album van Suzanne Dhert terug waarin Tor voor hem zijn beste gedichten heeft overgeschreven. Luister, Tor, hij moet eens doorspreken. Als ik niet zeker wist dat ge talent hebt zou ik het niet doen. Dat zijn karamellenverzen. Dat trekt niet op poëzie.

Tor knikt instemmend, zijn hart krimpt ineen.

Ik vind het verdomd spijtig u pijn te moeten doen, maar het moet. Die cantate was niks, als poëzie minder dan niks. Dat is voor een cantatie niet erg, ik heb er muziek op gemaakt en niets gezegd. Maar als ge later goeie gedichten zult maken, zult ge beschaamd zijn dat gelapt te hebben. Ge moet daar uit, ge moet hooger op. Ik heb hetzelfde moeten doen met de fanfaremuziek van vader en mijn broers. Als ge zoo doorgaat zult ge heel uw leven schijtrijmkens blijven maken met veel succes bij onontwikkelde menschen en bourgeois die niet weten wat kunst is, maar potverdomme, het is toch dat niet wat ge wilt, he Tor, ge wilt toch kunst maken he?

Tor knikt, hoorbaar ja zeggen kan hij niet, zijn hart scheurt.

Wel, steek dan dat poëziealbummeken goud op snee in de stoof, vergeet alles en begin te lezen. Kent ge Gezelle?

Tor, fluisterend: een beetje.

Ge moet den heelen Gezelle van buiten kennen, zeven deelen. Vondel gelezen? Ook niet? Van a tot z! Beatrijs?

[pagina 65]
[p. 65]

Lezen! Elcerlyc? Lezen! Kent ge Kloos, Van Eeden, Verwey, Swarth, Perk, Gorter, Brom, Binnewiertz, Roland Holst, Boutens? Allemaal lezen!

Terwijl Tor papier neemt, een punt aan zijn potlood maakt, er aan likt en opschrijft: Willem Klaus, Van Heeden, Verwei, Zwart, Roland Olst, leest Vera over zijn schouder en wordt plots zoo verliefd dat zij haast de handen niet van hem af kan houden.

Zij beweert in het donker bang te zijn, hij moet haar naar huis brengen. Onderweg zegt zij hem, dat zij die pretentie van Theo niet kan uitstaan. Tor verzekert dat hem een dienst is bewezen, ik weet dat ik nog niets kan, jufvrouw. Opeens begint ze hem schreiend te kussen. Hij heeft u pijn gedaan, de leelijkaard, vergeet het, ik hou van u, hij kan zelf niets. Ze loopt weg. Tor staat daar in den donker, van den donder geslagen. Hij denkt dat groote artisten zoo doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken