Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

14

Het dorp heeft Witten Dhert jaren lang een geweldige dood in vlammen en ontploffingen voorspeld en hij komt aan zijn einde deftig en doodgewoon. Toen hij op het verdrinken van zijn zoon snel vermagerde en diepzinnig werd, had hij volgens het volk den genadeslag gekregen; maar een eik valt niet van één storm. Toen een klein, mager, zenuwachtig ventje Tor opvolgde aan het stuur kon zoo een sprinkhaan volgens de menschen nooit of jamais zoo meester zijn over het monster; en die sprinkhaan reed rapper en secuurder. En Witten werd wat hij vóór den dood van Jean geweest was, maar ouder, sletiger. Daar moeten die struische kadeeën met dikken nek rekening mee houden bij 't smullen en zuipen, zooniet krijgen zij een attaksken. Witten kreeg zijn eerste niet eens in den auto, maar op den avond van een stillen dag thuis. Van zijn lachenden Rubenskindermond hing nu een hoek slap en triestig omlaag, van zijn groote vurige oogen één half toe. Hij was twee helften, een opgeruimde en een neerslachtige. Zoolang hij zijn oog met een zwarten bril en zijn mond met de hand bedekte, zoolang hij niet meer tierde was hij meer de tweede helft. Maar hij vergat,

[pagina 72]
[p. 72]

legde den bril af, liet zijn mond staan en hangen zooals hij wilde, tierde, smulde, dronk. Witten, ge moest toch een beetje oppassen. Pas godverdomme zelf op! Ja, maar gij zijt toch ne geschalmden boom. De geschalmde staan langst.

De tweede beroerte verlamt hem half, hij moet bij alles geholpen worden als een kind.

Op reis en ziekbed komt de ware aard boven. Tor alleen weet wat een goed en week gemoed hij altijd was, alle anderen meenen dat de naderende dood hem tot inkeer brengt, zijn vrouw fezelt dat de beproeving Gods hem loutert. Het is dat niet. Hem omringt een wijde stilte. Voor het eerst ziet hij goed de menschen en hoe forsch, vrij, rusteloos en met volle teugen hij heeft genoten. Het leven is schoon, fluistert hij verrukt. Hij klaagt niet omdat zijn tijd voorbij is. Ieder zijn beurt. Edelmoedigheid golft breed door hem, hij gunt allen zijn geluk. Suzanneken, ge zijt zoo stil, is het hier niet te triestig? Hij laat op het erf sigaren uitdeelen aan het werkvolk of hij laat er een roepen. Heb ik niet gehoord dat er bij u iemand ziek is? Tot elken bezoeker die weggaat: profiteer er maar goed van en hij pinkoogt aanmoedigend met het goede oog. Hij heeft attenties voor den geringste, hij slikt een traan weg bij het minste goed woord. Genegenheden die hij niet heeft weten te uiten, verblijden eerst en vooral Mieke die hij altijd gebrutaliseerd heeft, Tor op wien hij jaren lang heeft gescholden. Die twee alleen kunnen hem verzorgen, voor hen schaamt hij zich niet. Tor moet komen, 's morgens, 's middags, 's avonds, Mieke moet er altijd zijn. Zijn vrouw en dochter samen houden niet zoo veel van hem als die

[pagina 73]
[p. 73]


illustratie

[pagina 74]
[p. 74]

meid. Ge zijt wel goed van mij zoo geren te zien. Eens vraagt hij of het niet gemakkelijker is dat Tor weer in zijn huis woont. Ah, nu wilt gij, meneer, maar nu wil ik niet meer. En nu zegt zij hem de waarheid en nu zwijgt hij. Maar voor hulp kijkt hij naar haar en dan weet ze al wat hij wenscht. Op het einde van het einde, als hij zelfs met de oogen niet meer kan vragen, ziet zij het nog, is zij de vrouw en de dochter voor. Hij is in haar armen gestorven.

Na de begrafenis loopt opeens het praatje dat Tor kennis heeft met Suzanne. Het is te zot om los te loopen, maar het loopt, en wild. Hier is het de wil van de moeder tegen Witten, ginder de wil van Witten tegen de moeder, een huis verder is Suzanne zot van Tor en zet haren wil door nu Witten dood is. Volgens Sel Benoit komt alles van Michel en zullen we mettertijd wel zien waartoe het dienen moet, maar die mensch is van zijn blauw scheen nog eigenwijzer geworden, geen avans van met hem te discuteeren.

Waartoe het dient zien wij voor ons oogen, het maakt Vera nog zotter van Tor. Als Suzanne Dhert hem wil, de rijkste van 't dorp, wat kan zij nog tegen hem hebben? Hij heeft goed zeggen en zweren dat er schijn noch apprentie van is, ze betrouwt het spel niet. Hij moet meer dichten, dat kan Suzanne niet en dat belet hem aan Suzanne te denken. Ze maken samen zes stukjes, Theo moet die toondichten, moeten, anders verliest Tor voorgoed den moed, ge hebt hem al eens zoo leelijk afgevangen. Allee dan, voor eenen keer, zegt deze kunstenaar, maar het is zeever en nog zeever. Hij maakt van den zeever kunstliederen. In vijf gemeenten worden die uitgevoerd met de

[pagina 75]
[p. 75]

medewerking van zooveel Roeckxen als noodig. Er zijn Roeckxen genoeg, kozijns en nichten meegeteld, voor een volledig symphonisch orkest. Elke Roeckx bespeelt minimum drie instrumenten en de meeste treden desgewenscht ook als zanger op. Roeckx beteekent bijval, daarvan straalt iets af op onzen talentvollen veldwachter-dichter Muys Victor, en de Roeckxen hopen dat het Theo en de rijke Vera bijeen zal stralen. Als ge van muziek uwen stiel wilt maken moet ge rijk zijn of rijk trouwen. Want van dat Amerika gelooven de Roeckxen niet veel, dat ligt toch zoo ver uit de geburen.

Susken Eeetvelt moet ook meedoen, hij wordt ook gemobiliseerd. Hij moet een souper geven voor de mannen van de kunstavonden. Excellent, met plezier. Weer eens weg van Rosalie. Vooral wil hij uitpakken.

Opeens, bij den cognac worden al de Roeckxen tegelijk nuchter en stil. Ze voelen dat er iets is tusschen Vera en Tor en zij hebben gedacht dat het half een verlovingsfeest was van Vera en Theo. Het is een klomp ijs in hun nek. Ze zouden onderweg hunnen Theo wel kunnen afranselen, den uil die dat niet gezien heeft, den dit en den dat die zich laat achteruit zetten door een champetter. Nondedoeme toch.

Susken Eetvelt is ook kwaad. Hij weet wel niet waarom, maar toch. Hij vraagt knaksch of het waar is wat hij vanavond gezien heeft. Het is zoo waar, zegt zij, als wat zij zelf al zoo lang heeft gezien van hem en Rosalie. Daarmee kan Susken Eetvelt voorloopig voort. Hij krijgt precies een stil karakter. Hij peist er heel den nacht over na. Tor is zeker maar een veldwachter, maar ik, was ik geen metsers-

[pagina 76]
[p. 76]

knaap? Dat champetterken verdient niet veel, maar dat muzikantje nog minder. Ik zal nog gemakkelijker om kunnen met den kepi dan met dat lang haar en centen heeft Susken genoeg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken