Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

17

Vera is regelmatig enkele dagen per maand diep neerslachtig en onredelijk jaloersch, maar Tor weet waarvan het voortkomt en dan is het niet erg. Is het hem eens erg dan is hij blij. Ja, want anders zou hij zich bijna schamen zoo onwaarschijnlijk gelukkig te zijn als in de boeken van Conscience.

Eens laat Mieke hem uit het gemeentehuis roepen, in de keuken zeggen de meisjes dat zij hem wacht op haar slaapkamer. Daar zit zij tusschen drie leege valiezen. Tor, nu word ik hier weggejaagd, ze begint te snikken. Het gaat niet meer met Suzanne. Heel haar leven is zij door den vader gebrutaliseerd en nu begint de dochter. Schreeuwen en tieren gelijk een mosselwijf. Ik ben geen kind meer, ik wil meester zijn in mijn huis. Ge hebt papa dit en mama dat, maar mij niet. Gij zijt hier de meid, ge moet op uw plaats blijven, moei u met uw eigen zaken. De oude tijd is voorbij, we leven in den modernen tijd en als het u niet aanstaat, daar is de deur en hier zijn uw centen.

Daar stond die oude moeder, die Tas bij en knikte. Vroeger steunde te Mieken tegen Witten, vroeger achtervolgde ze Suzanne van 's morgens tot 's avonds met

[pagina 87]
[p. 87]

sermoenen en dreigementen, nu loopt ze Suzanne na, ge moest dat gefleem zien en dat gevlei. Ik versta dat niet. Ze vreest dat Suzanne haren plicht niet zal doen. Ze vreest dat het eerste kind niet de tiende maand zal geboren worden. Hoe is het, kindlief, nog geen nieuws voor mij, Suzanneken, voelde gij u niet wat overgeefachtig?

Suzanne vergeet zoo rap als Mieke en destijds haar vader. Witten zette Mieken tweemaal 's jaars aan de deur. Zoo zijn de Dherts. Maar Vera niet. Moeder moeten zeggen tegen de meid van een vriendin, die niet beter is dan gij, is al erg genoeg. Dan nog moeten hooren hoe die schoonmoeder uitgemaakt wordt van zoo'n zatte feeks, want die drinkt, die is de helft van den tijd zat, neen, dat niet. Weg moet ze er en het is nu de moment. Papa, ongedurige ziel, wil weer naar de stad. Die mensch zoekt hij weet niet wat en dat komt alleen van geenen thuis meer te hebben, bij mama was hij zoo niet. Papa zou weer moeten getrouwd geraken met een frisch bedaagd mensch dat naar zijnen tand kan koken. Papa verslordigt, het leven in de stad zou voor Mieke ik weet niet wat zijn, een jong huwelijk gelijk Tor en Vera moet alleen zijn en zoo nog maar altijd voort. Enfin, ze spreken er met papa eens over. Hij zegt niet veel maar hij verschrikt des te meer. Ze vinden dat hij het gedacht van Vera niet wegwerpt, maar een maand later is papa zelf weg. Hij woont alweer in de stad en ik zal hier wat blijven. Hij begint met een maand. Als zij niets van hem hooren, gaan Tor en Vera met den auto eens zien. Wie doet hun de deur open? Rosalie. Susken is verlegen als een kind. Terwijl ze een second in de keuken is fluistert hij kwaad dat hij hier nog geen week was of ze stond er

[pagina 88]
[p. 88]

alweer. Daarop komt Rosalie weer binnen, zet zich aan tafel, praat mee alsof zij sinds twintig jaar vrouw des huizes is en Susken zegt blij en zoet en lief dat ze trouwen de volgende maand als 't God belieft. Ongetrouwd is het geen werk, de menschen babbelen direct.

Het is de zin van Vera niet, die van Susken ook niet, maar als hij toch moet trouwen, dan veel liever met Rosalie die twintig jaar jonger is dan Mieke. Maar ik zorg voor u, Vereken. Hij vermaakt haar de helft van zijn huizen, tot nu toe had ze de huur van zeven. Na zijn dood krijgt Rosalie van de helft van zijn helft het vruchtgebruik.

Muys Victor is een man in bonis, hij zit er warm in, ook warm in zijn geluk. En nu, de schilderkunst, de dichtkunst, met dat trouwen en zoo heeft hij niet veel kunnen doen. Groot is zijn verwondering als Vera daar geen belang meer aan hecht. Blijf liever wat bij mij zitten, pak mij eens. Doet dat het nieuwe leven? Vader heeft haar vroeger kort gehouden, van Rosalie mocht ze zich niet bemoeien met het huishouden. Nu ontvangt ze maandelijks veel geld, ze wil dat gunstig plaatsen en huishouden zoo zuinig mogelijk. Soms zucht ze, Heere God, dat ze een echte popote wordt, ik heb van heel de week mijn piano niet aangeraakt. Dus, ze voelt het zelf, goed teeken, de kunstzin komt nog terug.

Om dat te verhaasten legt hij het weer aan met Theo. Die kon hem zoo bezielen, die zal ook Vera op dreef krijgen. Hij maakt vier gedichten: Geloof, Hoop, Liefde, Berouw, opgedragen aan de kunstzangeres Vera Eetvelt, mijn vrouw. Maar zij wil er niet mee optreden, zoogezegd omdat Theo zich zoo klein getoond heeft toen hij hun verloving vernam. Ik zing niet meer. En Theo: Zoo is nu een vrouw, zie, Tor,

[pagina 89]
[p. 89]

een vrouw kent niets dan liefde. Haar talent is naar de knoppen. Wilt ge er een groote artiste van maken, geef ze alle dagen rammel, drink haar geld op en slaap met een andere, dan wordt ze een genie.

Tor is wijzer. Tor maakt zijn vrouw gelukkig en leest die verzen van dien Karel Van De Woestijne. Hoeveel dieper en voller kan zijn cyclus worden. Nooit omhelst hij Vera of hij denkt aan dien cyclus. Hij maakt zich uit haar armen los, hier ga ik nu een sonnet op maken. Eens zal zij zeggen: ik ook en zij zullen nen beroemden beurtzang dichten.

Op zekeren dag ontdekt hij in een oude bloemlezing zes van de zeven en twintig gedichten die Vera hem heeft gegeven als eigen werk. Hij zwijgt en zoekt verder, vindt er alles samen negentien. Het is een zware teleurstelling, maar hij zegt niets, neemt het haar ook niet kwalijk. De Dichter, Priester der Schoonheid, Middelaar tusschen God en Mensch, moet goed zijn, vergeven.

Zij van haren kant zou willen dat hij ophield met zijn karamellenverzen. Theo lacht hem heimelijk uit, dat kan zij niet verdragen. Maar hij meent het allemaal zoo heilig, zij wil hem geen pijn doen. Zij komt met een handwerk bij hem zitten om hem alle voldoening te geven als hij iets voorleest, zoo lief heeft zij hem. En vermits het hem zoo gelukkig maakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken