Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

18

De beste families zijn natuurlijk niet te scheutig om menschen als Tor en Vera binnen te halen, dat moet zijn tijd hebben, maar ergens een jonge doktoor gelijk Priestman, nog niet lang hier gevestigd en die zwaar moet concurreeren tegen den ouden Celis en den andere, Stok, zoo een haalt Tor aan. Priestman en zijn Reine komen uit Limburg. Zij heet Bodaglia, Tanaglia of zoo iets. Als kind heeft zij hier vroeger haar vacanties doorgebracht bij jufvrouw Keersmaeckers, de allerlaatste van de oudste en rijkste familie die hier gewoond heeft. Ja daar was dat vrouwke de rechte en eenige erfgenaam van. Van die tuberculeuze onevenwichtige laatste Keersmaeckers, notaris Keersmaeckers die onder curateel werd gesteld, doctoor Keersmaeckers die zich dooddronk, Waar Keersmaeckers die spoorloos verdween in 't Zuid-Amerikaansch binnenland, Flip Keersmaeckers, een genie, dokter in philosophie, dokter in natuurkunde, dokter in de rechten en hij is als reiziger in kapstokken gestorven in een hotel. Gelijk een rots bleef jufvrouw Keersmaeckers over, een normaal, braaf, goed, lief mensch. Zij reef de nalatenschap van al die wrakken bijeen in het oudershuis, zij betaalde hun schulden en, als eindelijk haar beurt

[pagina 91]
[p. 91]

gekomen was, vermaakte aan dat italiaansche nichtje uit Limburg het kolossaal huis, meer zal er wel niet geweest zijn.

En nu maar vooruit komen. Dat moet ge tegen Limburgers geen twee keeren zeggen. Zij zien eens rond. De goei families gaan Celis of Stok niet ontstemmen om hunnentwil, maar ge hebt daar de twee Muyzen en de Dherts. Reine Priestman heeft nogal stem, zij wil beter leeren zingen bij Vera. Priestman zelf vindt dat hier weinig interessante menschen wonen, met niemand kunt ge hier eens spreken over een boek en ik lees zoo veel en zoo geren. Zeg iets over boeken en Tor is uw vriend. Het is seffens dik aan, ze rijden 's zomerzondags met vieren uit. En nog iets, er komt maar geen kind. Daar gaat een jonge vrouw als Vera niet zoo gemakkelijk voor naar een vreemden doktoor. Bij Priestman wordt het besproken onder vrienden en moet Vera met hem alleen in de consultatiekamer, dan lachen Tor en Reine dat zij het die twee ondertusschen betaald zetten.

Vera en Reine worden gezusters, met den stillen Tor moet Priestman spreken over boeken en kunst. Want bijvoorbeeld een gazet leest Tor maar om te doen gelijk andere menschen en wat is de helft van den tijd het nieuws? Achterklap en taster. In een boek zit ten minste iets in. Hij heeft er veel gelezen, alles van onthouden en ge staat gij dan als doktoor bij ne champetter die veel weet dat gij niet kent. Het is niet alles. De klassieken, zegt Priestman. Zoolang iemand die niet door en door kent, mag hij nog zoo geleerd en begaafd zijn, na vijf minuten voelt ge dat er iets mankeert aan dien mensch. Ge kunt dat vergelijken met iemand die voor twee driehonderdduizend frank meu-

[pagina 92]
[p. 92]

belen heeft, maar ze staan op straat, hij heeft geen huis om ze in te zetten.

Die meubelen op straat maken diepen indruk op Tor. Priestman leent hem een voor een de verzamelde werken van de klassieken uit de nalatenschap van de Keersmaeckers, de notaris alleen had een kast vol oeuvres complètes. François, daar blijf ik u heel mijn leven dankbaar voor. Tor Muys leest Dante, Shakespeare, Milton, Racine, Cervantes etcetera. Hij leest over deze schrijvers, spreekt er over met Priestman, eerbiedig, goedgeloovig, leerling aan des meesters voeten. Priestman heeft ze zelf niet gelezen, we kennen dat. Ge kunt dat vergelijken met iemand die een huis van twee driehonderdduizend frank heeft, maar geen meubel om er in te zetten. Maar wel toupet. Dat en geen ander is het beste werk van Racine. Wat Tor voorzichtig het schoonste durft vinden is het niet. Absoluut niet. Ge zult dat inzien als ge nog wat meer uwen smaak zult gevormd hebben. Tor leest. Hij vindt het oprecht schoon, François, maar is het misschien toch niet wat lang en droog. Dat wil Priestman niet gezegd hebben. Herlees en ge zult zien. Tor herleest, geduldig, met geweten, want zoo lang hij het niet schoon vindt mankeert iets aan zijn smaak. En zoo lang hij klassieken leest blijft Priestman hem op zijn duizend gemakken voor met nu en dan een fransch boek. Want na de klassieken zullen we de fransche letterkunde aanpakken. Ik ken de duitsche en de engelsche ook goed, maar volgens mij halen ze het tezamen nog niet tegen de fransche.

Tor leest de fransche, de duitsche, de engelsche, de andere, ten minste wat er van vertaald is in de twee talen

[pagina 93]
[p. 93]

die hij kent. De jaren gaan voorbij. Vrede, weelde, geluk en vet. Tor blijft om en bij de 95, Vera gaat er over. Zooveel specialisten, als ze maar willen beloven dat zij een kind zal krijgen, maar ge krijgt dat niet van een belofte. Reine snakt er ook zoo naar. En zeggen dat zij jaren lang zoo opgepast heeft om er geen te krijgen, zeggen dat zij gelachen heeft met het verdriet van Vera. Nu kunnen we malkander troosten. Priestman troost zichzelf. Tor echter houdt van te verlangen naar een kind, een groote weeke teederheid over. Er is niets dat de kinderen zoo rap gewaar worden. Op de straat loopen ze naar hem toe. In de huizen kruipen ze op zijn knie, van den eersten keer dat ze hem zien. Die van de geburen weten wanneer hij thuis komt. Er is altijd een lieveling die in den bureau met almanakken en het papiermandje mag spelen als hij stil is. Er is een schuif met een doos caramellen. Tor laat soms vier vijf kadeekens meerijden in den auto. Ze krijgen onderweg creme à la glace en waar foor is stopt Tor. Allee, nen bravere mensch bestaat er niet.

Door Mieke komt Priestman beter in de klanten dan Stok, dat verinnigt de vriendschap met de Muyzen. Wat vriend is van Tor is in Mieke's oogen goed en als iets goed is mag het gezegd worden. Ik zou geen anderen doktoor willen dan Priestman, zegt ze. Ge moet niet eens slim zijn om te verstaan dat een jonge doktoor versch van de universiteit meer weet dan nen ouwe, want hij heeft de leste uitvindingen geleerd. Daar valt niets tegen te zeggen, het werkvolk neemt Priestman uit genegenheid voor Mieke. Op een middag springt hun baas in den langen scherpen tand van een vlasstrijpkam. Celis meestert bij de Dherts,

[pagina 94]
[p. 94]

maar Colfs is geen Dhert, hij vraagt Priestman. Al wat Dhert-Colfs aanhangt laat Celis schieten. Tegen Stok zou Celis concurreeren, van Priestman zou hij grootvader kunnen zijn, daar is een generatie tusschen, hij laat zijn klandizie verloopen.

De Priestman's meer klanten, de Muyzen meer vrienden en de oude terug: Theo Roeckx komt zijn verloofde voorstellen, niemand minder dan een dochter van de brouwerij ‘De Kam’ alstublief, zeven jaar ouder dan hij, niet leelijk, ook niet schoon, maar schatrijk. De familie kent geen noot muziek, haar twee broers brouwen en doen de paardenkoersen. Zoo geeft onze componist het af, de idealist van potverdomme het is toch dat niet wat ge wilt he Tor. Waar is de tijd van de burgemeester-Celis-cantate en onze drie gevierde en zoo veelbelovende jonge kunstenaars, lees ‘De Volksvriend’. Nu is er nog een, Tor. Wel zingt Vera wat meer nu zij weer bij de Roeckxen komen, maar wat is dat vergeleken bij dat regelmatig dichten van Tor voor doodsbeeldekens, eerste Communies en alle veertien dagen verzen in ‘De Volksvriend’ van Jan Ferguut. Bezit gij reeds, vriend lezer, de drie zoo gunstig onthaalde bundels van den dichter? Zoo niet bestel nog heden.

De sonnettencyclus is nog ver van af. Dat levenswerk krijgt niemand te zien. Nog tien, twintig, dertig jaar zal Tor er aan werken en dan nog. Hij is geen Karel Van De Woestijne, maar hij kan niet leven zonder serieuse hoop dat de cyclus schoon wordt. Tor is gelukkig op alle manieren, maar potverdomme, het is toch niet wat hij wil, he, hij wil dichter zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken