Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tor (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tor
Afbeelding van TorToon afbeelding van titelpagina van Tor

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (9.69 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

André Billen



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tor

(1943)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

25

We hebben maar één ding te doen, het ons goed laten smaken. Hij is geen Vondel, hij zal later niet beroemd worden, maar dichten is zoo een fijn en zoet genoegen waarom het niet doen? Jan Ferguut is dood. Zijn jongste zoon zet de affaire voort. Dat is ne filoloog of zoo iets die niet verder geraakt is. Die schrijft hoofdartikels, oei! Wij stellen hoogere eischen aan ons blad. De helft van den tijd verstaan de menschen het niet. Hij drukt uit moderne tijdschriften gedichten van Van Ostaeyen, Wies Moens en Marnix Gijsen over, en laat die van Tor lang liggen. Zoo ne geleerde weet niet dat we allemaal van malkander leven. Tor koopt bij zijn moeder in den winkel zijn cahiers en briefpapier, laat haar boeken voor hem bestellen, maakt vijftien of twintig procent, de gemeente heeft weer drukwerk noodig, de bestelling komt morgen en madam, zoudt ge eens niet willen vragen alstublief of mijn gedicht aangekomen is. Zeker, meneer de commissaire, zeker. Omdat het nog altijd niet verschenen is, ziede. Van dan af verschijnt het stipt. Als de veldwachter het wat te laat brengt, moet de filoloog opbellen waar moeder bij staat en dirigeert gelijk Theo Roeckx in de cantate om hem te

[pagina 123]
[p. 123]

leeren vriendelijk zijn. Het was eigenlijk te laat, maar het ging nog juist, we hebben ons best gedaan, meneer de commissaire, wat ik ook nog wou zeggen, die twee boeken zijn aangekomen, ik heb ze meegegeven.

Huis voor huis wordt het gedicht van meneer de commissaire gelezen. Als er iets gebeurt in het dorp zeggen de menschen dat hij er zeker iets zal op maken, 't zal Zaterdag wel in de gazet staan. Niet zelden is het een lied, te zingen op de bekende wijze van de vlaamsche leeuw, het hutje bij de zee, o vader o vader kom huiswaarts met mij. ‘Weezenklacht’ wordt nog veel gezongen. Het is van een moeder van acht kinderen die doodgeslagen is door haren eigen man, ge zult het niet gelooven, met een bobijntje garen, hier aan de slaap, morsdood. Nen doorbrave man. Hij laat zich ééns in vijf jaar onnoozel weg zat maken en hij doet een moord. Stipt elk jaar maakt Tor de commissaire ook een gedicht op Kerstmis, Paschen, Allerzielen, Nieuwjaar en

Mei.
 
De Mei is in het land,
 
falderi, faldera, falderiere!
 
de vogels tierelieren
 
nu vroolijk t' allenkant
 
falderi, faldera, falderant.
 
 
 
De kinderkens te land,
 
falderi, faldera, falderiere!
 
die zingen en die zwieren
[pagina 124]
[p. 124]
 
naar blijden kindertrant
 
falderi, faldera, falderant.
 
 
 
Wie zaaide en heeft geplant
 
falderi, faldera, falderiere!
 
die ziet het welig tieren
 
al op het akkerland,
 
falderi, faldera, falderant.
 
 
 
Wij vouwen vroom de hand
 
falderi, faldera, falderiere!
 
dat God ons goedertieren
 
met oogsten overmant
 
falderi, faldera, falderant.

De jonge Ferguut stelt ook hoogere eischen aan zijn drukkerij, maar hij moet drukken wat hij krijgt, precies gelijk andere drukkers en Tor betaalt al de kosten, krijgt 100 exemplaren en de 200 andere mag Ferguut verkoopen. Als de volgende bundel gereed is, meneer de commissaire, weet het maar te zeggen. Het geluk van Tor Muys is met iemand kennis te maken dien hij plezier kan doen met een bundeltje, ze liggen in de tweede schuif rechts. Hij schrijft er schoon uwen naam in en hulde van den schrijver, Muys Victor.

Nu en dan dicht hij nog eens gelijk Kloos of Van De Woestijne. Dan zeggen de lezers dat het gedicht dezen keer zoo schoon niet is, maar allee, de grootste meester slaat er al eens neven, dat is zoo in alle stielen.

De jaren vlieten in vree, de mismoed van Vera neemt

[pagina 125]
[p. 125]

toe, Tor tracht het leven te laten smaken maar zonder het te weten geeft hij Vera gelijk, het leven is nutteloos. Die twee schatrijke, gelukkige, geliefde menschen vertellen malkander dikwijls dat het hun niet zou kunnen schelen morgen vroeg niet meer wakker te worden. Tor, waarvoor wilt ge nog leven, is er iets dat ge nog wilt zien? Gewoonlijk noemt hij de aanstaande eerste communie van een arm petekind. Ge moet weten dat arme menschen bij ons geen peter meer vroegen, zoo goed wisten ze dat Jefke de koster maar schuin de straat moest over steken naar het gemeentehuis en Tor de commissaire kwam peter zijn. Hij gaf het kindekenssuiker, alle jaren een kostuum, de Greef, honderd frank nieuwjaar en dan met de eerste communie tenu en feest. Ge zoudt onnoozel moeten zijn om uwen eigen peter te nemen, ne werkende mensch kan dat niet doen. Ook als het er spant in de politiek zou Tor wel willen leven tot dat is opgelost, om dat nog te zien.

Op een morgen geeft Priestman hem in het gemeentehuis digitaline voor Vera. Ik geef het u, 't is groot vergif. Ik ben verleden week geroepen bij een die een half doosken slaappoeders ineens genomen had. Ze was bijna weg. Maar madameke toch! Ja meneer den doktoor, ik wist dat niet. Wist gij dat niet? Hadt gij dien doodskop niet zien staan? Jawel, meneer den doktoor. En weet gij niet wat dat beteekent? Jawel, meneer, maar ik dacht: dat zal zoo erg wel niet zijn. Tor, ze halen de dood van een muis, maar echt gevaar kennen ze niet. A propos, ik heb er op geschreven hoeveel druppels en hoe dikwijls. Geef ze zelf, houd het fleschken in uw vestzak en ge zijt gerust. Want het is niet half zoo groot als uw allumeurken, maar er is genoeg

[pagina 126]
[p. 126]

in om een dozijn dokwerkers neer te leggen, snel, zacht en pijnloos. Als ge ooit liefhebber zijt...

Tor peist diep bij het fleschken op zijn lessenaar. Een klein abuus, ieder de helft en arm in arm inslapen. Hij hijgt angstig. Hij loert rond gelijk iemand die iets misdaan heeft. Hij ziet de geburen samentrosselen voor het huis, hoort ze. is dat nu niet wreed? Meneer de commissaire heeft naar alle apprentie niet gezien hoeveel hij gaf. Hij had zijnen pince-nez niet op. Het was tusschen licht en donker. Meneer de commissaire en madam hadden een glaasje gedronken, dat deden ze nogal eens.

Tor gaat 's noenens naar huis, geeft Vera haar drie druppeltjes. Hij doet dat regelmatig en wil op niets meer peizen. Waarom zouden hij en Vera zoo iets doen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken