Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Swietie Sranang (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Swietie Sranang
Afbeelding van Swietie SranangToon afbeelding van titelpagina van Swietie Sranang

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.59 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Swietie Sranang

(1990)–Don Walther–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Kan me nog meer vertellen. Herinneringen aan een rot jeugd


Vorige Volgende

Culturele leven

HET CULTURELE LEVEN was in die tijd nauwelijks ontwikkeld. Je hoorde zo nu en dan van een toneelgezelschap dat een enkele keer een voorstelling gaf. Er stond een schouwburg aan de Wagenwegstraat Thalia genaamd. Daar werden soms films vertoond. Ze heette een tijdlang zelfs Cinema Royal.

Je had drie gymnastiekverenigingen: Thesos onder leiding van Deekman: Tonido onder leiding van een oom van me George Vervuurt geheten; tenslotte een katholieke vereniging UDI genaamd die onder leiding van baas Niekoop stond. Deze man had een houten been maar wat hij aan rekstok of ring kon doen grensde aan het ongelooflijke. Deze verenigingen gaven weleens uitvoeringen.

Het land telde zegge en schrijve een radiostation DE AVROS (Algemene vereniging radio omroep Suriname). Ze zond uit van vijf uur in de middag tot om en bij tien uur 's avonds. Een tijdlang was ik belast met het ophalen (op de fiets) van de ANP nieuwsberichten bij de heer Arthur May aan de Grote Combéweg om ze af te geven bij het station in de Cultuurtuin. (Eerst Gravenstraat).

Radios om de uitzendingen van de AVROS op te vangen waren er trouwens weinig, daarom plachten degenen die er een hadden haar keihard aan te zetten

[pagina 106]
[p. 106]

zodat de buren ook konden meegenieten. Het geluid van de radios viel veelal tot op straat te beluisteren.

Wij jongeren maakten onze eigen radios in sigarendozen. De kunst keken wij van elkaar af. Dat waren radios met een enkele lamp en je moest ernaar luisteren met behulp van een koptelefoon. Het was iets geweldigs wanneer na dagen van noeste arbeid plotseling gekraak en geluid uit zo'n ding kwam. De meer geavanceerden maakten zelfs radios met twee lampen die hun geluid via een speaker brachten.

Er waren twee bioscopen: theater Bellevue bij het Spanhoek toebehorend aan Emile de la Fuente en Cinema Luxor bij het Sivaplein van de gebroeders Karamat Ali. Het trottoir voor Bellevue en Luxor was hoofdkwartier en verzamelplaats voor de Surinaamse jeugd vanaf twaalf jaar die daar steeds te vinden was om er te babbelen over de meisjes, over voetballen, over films en vooral over wegwezen. Wilde je je vrienden ontmoeten dan ging je naar Bellevue. Bleken ze daar niet te zijn dan liep je door naar Luxor en meestal was het dan wel raak. Er kwamen alleen jongens want het was niet gebruikelijk dat meisjes zich op straat ophielden.

De katholieke jongens hadden het Patronaat aan de Monseigneur Wulffingstraat waar ze konden biljarten, sjoelbakken, tafeltennissen, dammen etc. maar de tent sloot meestal al tegen een uur of acht. Dan moesten ze dan verder maar bij Bellevue en Luxor hun heil zoeken.

Zo tegen het eind van de oorlog werd Spes Patriae opgericht door een paar oudere jongens (zoals August Biswamitre, Eddy Bruma e.a.) om de niet katholieke jeugd ook een home te bieden en het rondhangen bij de bioscopen tegen te gaan. Ze hadden hun clubgebouw aan de Keizerstraat aan het begin van de Jodenbreestraat.

[pagina 107]
[p. 107]

De filmvoorstellingen begonnen veelal om half negen en soms ook wel om acht uur. De prijzen bedroegen door de week veertig cent derde rang, zestig cent tweede rang, en een vijf en twintig eerste rang. Je had boven loge en box tegen hogere prijzen maar daar kwamen wij als jongens natuurlijk nooit. De weekend prijzen bedroegen respectievelijk vijftig cents, vijf en zeventig cents en een gulden vijftig.

De bioscopen waren weekends meestal vol en door de week praktisch leeg want geld om elk ogenblik naar de bios te gaan was er natuurlijk niet. Om de zaak aantrekkelijk te maken werden daarom door de week vaak twee filmen op een avond vertoond tegen de prijs van een.

Het boren was schering en inslag. Meestal gelukte het pas in de pauze op het erf te geraken want het barstte er van de suppoosten en de muren waren ook niet laag. Was het je gelukt op het terrein te komen dan was de rest kinderspel. Je ging na de pauze gewoon met de stroom mee naar binnen. Ik heb het eens bij Bellevue geprobeerd om de sensatie te ondergaan maar vond het achteraf beschouwd toch niet zo geweldig. Toen ik eindelijk binnen geraakte was de film al bijna afgelopen.

Ik ging altijd naar de tweede rang. Maar je had van die snobistische jongens zoals mijn vrienden Max Sordam en Paul Themen (en ook de meeste ‘voorjongens’ van Spes Patriae) die het beneden hun waardigheid achtten daar te worden gezien. Die kochten een eerste rangs kaartje dat twee keer zoveel kostte en gingen dan in de pauze geld boemen bij degenen die tweede rang zaten om een coca cola (een dubbeltje per fles) en een krentenbol van een stuiver te kunnen kopen. Als je tweede rang zat hield je ook nog genoeg geld over om in een van de restaurants daar in de buurt, cookshops geheten, een

[pagina 108]
[p. 108]

portie eten te kopen. Dat kostte toen veertig cents en heette dan ook derde rang. Je zei dan: ‘Omoe (zo werden alle Chinezen genoemd) geef me een derde rang’. Dan kreeg je een portie rijst met kip. Voor een kwartje kreeg je een portie Tjauw Mien. Voor een dubbeltje kreeg je een bord rijst omgeroerd in de jusresten van een wok. Of je kocht een brood met zoutvlees ‘stel’ geheten voor twintig cents. De winkel van Tjottie net tegenover Luxor was beroemd in die tijd voor zijn zoutvlees met brood.

Er werden ook kindervoorstellingen gegeven op vrijdags van vijf tot acht met Tarzan films, films als Boys Town, Cowboyfilms e.d. maar dat was meer iets voor de meisjes en de heel kleintjes. Zodra je de leeftijd van een jaar of twaalf had bereikt wilde je al niet meer naar kindervoorstellingen toe. In de films voor volwassenen werd tenminste gezoend (verder gingen ze meestal niet). Zo eenvoudig was dat echter niet. De wet schreef voor dat je geloof ik achttien moest zijn of zestien ik wil er vanaf wezen. Maar niemand kon aan je gezicht zien hoe oud je werkelijk was en identiteitsbewijzen kende men niet. Eén methode was om er met een volwassene heen te gaan die voor je kon instaan. Vaak kwam de politie binnen voor controle en werden er een paar jongens onder luid protest uit de zaal verwijderd. En als je de pech had klein van postuur te zijn was je de sigaar want je werd er elk ogenblik uitgegooid.

Vooral seriefilms waren zeer in trek. Die duurden vier uren lang, soms zelfs nog langer. Dan zat je in de bioscoop van zeven uur tot bij enen. Ze bestonden uit een en dertig delen. Beroemde voorbeelden: Blake of Scotland Yard; G Men versus the Black Dragon; The Dead End Kids; The Mark of Zorro etc. Meestal werden er eerst vijftien delen vertoond; een week daarna de resterende zestien delen en weer een week daarna de

[pagina 109]
[p. 109]

gehele film. Het was niet eenvoudig een kaartje te bemachtigen voor deze films want met name de Javanen waren verzot op ze. Die kwamen al voor dag en dauw in de stad aan uit de districten en posteerden zich voor het loket om kaarten te kopen. Daarna namen ze rustig plaats op de trottoirbanden voor de bioscoop en bleven daar de gehele dag zitten tot 's avonds. Het was blijkbaar zinloos om terug te gaan naar huis om in de vooravond terug te keren. Het was koddig hun kommentaren te beluisteren want geen hunner verstond een woord Engels. Wonderlijk. Meestal moesten ze de kaarten zwart kopen. Men verdacht de gebroeders Karamati Ali ervan de kaarten aan hun suppoosten voor zwarte verkoop af te staan om de winst te verdelen (over deze winst behoefde geen ver makelijkheids belasting aan de overheid te worden afgedragen.

De seriefilms werden vrijwel nooit twee keer ver toond, want de ontknoping was meestal ongelooflijk net als bij de Agatha Christie detectives en als werd verklapt wie de dader was was de hele jus van de film eraf.

Zoals gezegd ging je niet elk ogenblik naar de bioscoop want daarvoor had je nu eenmaal niet genoeg geld. Was de film begonnen dan ging je naar huis tenzij er ergens een fuif was. Daar ging je dan naar toe met iemand die een uitnodiging had of je ging ‘boren’. Dat was ook een bekende sport. Je onderzocht wie het feestvarken was en trachtte je een beeld te vormen van de familierelatie. Dan stapte je pardoes naar binnen om de persoon te omhelzen en allerhartelijkst te feliciteren daarbij verklarend dat je de neef was van de oom van de tante van de kleinzoon van de jarige. Dat zat meestal wel snor want voordat de familierelatie was uiteengerafeld was je al aan het dansen of je te goed aan het doen aan al de drankjes en versnaperingen die er meestal zat voor-

[pagina 110]
[p. 110]

handen waren. Soms bleken er meer borromangs te zijn dan genodigden en sommige mensen hadden daar wel moeite mee. Vooral als de borromangs je feest ook nog verstoorden met moderne dansen zoals jive waarvoor een enorme ruimte vereist is om aanslagen op de ledematen van mededansenden te voorkomen. Ik herinner mij een fuif bij een politieman aan huis. Op een gegeven moment sprong hij boven op een tafel en zei: ‘Ik verzoek degenen die niet zijn uitgenodigd de zaal te verlaten.’ Niemand die daarop reageerde. De man werd daarop zo boos, hij schoot zijn pistool leeg in het plafond. Nou toen schoten zowel genodigden als ongenodigden de deur uit.

Onze groep was zeer populair omdat wij de feest vreugde verhoogden met gitaarmuziek en zang en moppentappen daarom waren wij overal geziene gasten.

Behalve een film zo nu en dan en een fuif zo nu en dan was er waarlijk geen bliksem te beleven in de stad. Paramaribo is op zich al een duistere bedoening maar door de oorlog kwam daar een dimensie bij door de blackout. Licht mocht niet naar buiten schijnen. De Gong grijpstraat had voor de oorlog om de honderd of meer meters een gaslantaarn die elke dag door een man die op zijn fiets langskwam werd ontstoken door aan iets te trekken met een lange stok en een haak. Toen de oorlog uitbrak werd dit ook nagelaten. Het was dus een lugubere boel. Bovendien zijn de Surinamers bijgelovig op de koop toe en als de dood voor spoken en demonen. We hadden die in soorten. De bakroes. Dat waren kleine mannetjes met een groot waterhoofd die door hun neus spraken; de libbas waren vrouwelijke geesten die in vodden rondliepen en de azimmas die in een vleermuis konden veranderen en je bloed uitzogen. Verder had je de jorkas (ik weet niet meer hoe die eruit zagen) en een andere categorie die instaat was uit zijn of haar vel te

[pagina 111]
[p. 111]

kruipen. Niemand die er niet een bad gezien of iemand kende die er eentje had gezien en de verhalen klonken veelal zeer overtuigend. Het geloof in boze geesten werd in de hand gewerkt door Dracula en dergelijke films. Als er weer eens zo'n film in Suriname was vertoond kon je weken daarna mensen s avonds op straat zien rennen om thuis te komen steeds een blik achter zich werpend of met het colbert binnenste buiten gekeerd (een probaat middel om geen geesten te zien) steeds kruistekens slaand onder het lopen. Zo diep zat de schrik erin. Daarom gingen slechts weinigen alleen naar de bioscoop. Beweerd werd dat tweelingen en mensen die met de helm geboren waren zoals ik, het vermogen bezaten om spoken te zien. Helaas is dat mij nooit mogen gelukken.

Over spoken gesproken. Ik sliep als ik naar de bioscoop of een fuif ging veelal bij een neef in de Nieuwe Charlesburgweg. Hij en ik haalden soms de volgende grap uit. We gooiden met groene guavas of awarrapitten naar voorbijgangers die 's nachts langskwamen. Je had twee reacties. Sommigen kafferden het vermeende spook dat hen belaagde luidkeels uit (dat was een goede afweer tegen spoken), alvorens het op een lopen te zetten. Anderen gingen er ogenblikkelijk pijlsnel vandoor. De volgende dag kon je de vreemdste verhalen in de straat horen over spoken die weer eens tekeer waren gegaan. Het ene nog vreemder en overtuigender dan het andere. En je behoefde echt aan niemand te vertellen dat jij voor spook had gespeeld want men geloofde je toch niet. Men speculeerde slechts over de mensen die door de Wilde Jager waren uitgekozen om naar het Hiernamaals te vertrekken.

Ik haalde eens de volgende grap uit met mijn vriend Walter Reiziger. Ik mocht voor een keertje de fiets van mijn grootvader lenen; een antiek ding voorzien van een petroleum lantaarn die een amechtig licht uit-

[pagina 112]
[p. 112]

straalde en waarvan de walm je gezicht helemaal zwart maakte als je je over het stuur heen boog. Ik plaatste die achter een boom in de Burenstraat en ging hem bij Luxor begroeten toen hij van de film kwam. Hij dolgelukkig toen hij me zag want hij dacht dat hij gezelschap had gevonden om mee naar huis te gaan. Hij woonde twee huizen verderop bij mij in de straat.

‘Ik slaap vanavond bij mijn neef,’ zei ik.

Hij ging teleurgesteld alleen op stap nadat wij afscheid van elkaar genomen hadden. Nauwelijks had de duisternis hem opgeslokt of ik stapte op de fiets, reeds de Burenstraat door, de Rust en Vredestraat in tot de Keizerstraat en kwam zo weer in de Zwartenhovenbrugstraat terecht precies op tijd om hem welgemoed en hardop flui tend te zien aankomen. Hij natuurlijk stomverbaasd mij daar op de hoek te zien staan. Ik pretendeerde hem voor het eerst die dag te zien en verklaarde dat ik bij mijn neef ging slapen. Nauwelijks had hij weer afscheid genomen of ik stapte weer op de fiets, reed de Keizerstraat door, de Rust en Vredestraat in tot de Gravenstraat en weer terug naar de hoek van de Stoelmanstraat. Hij kreeg bijna een hartstilstand toen hij me zag staan en zette het op een lopen zo hard dat hij het glansrijk van de ezel van Matapsingh zou hebben gewonnen. Helemaal naar zijn huis toe. Zijn huisgenoten vertelden dat hij daar aankwam met schuim in de mond, brabbelend als iemand die zijn verstand verloren had over een spook dat hij gezien had. En een ieder die zijn verhaal aanhoorde hield er vast rekening mee dat passage voor mij geboekt was naar Hades. Ik had achteraf veel spijt van mijn grap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken