Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

[Afsteken]

AFSTEKEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. af en steken: ik stak af, heb en ben afgestoken.

Bedr., naar beneden steken, met steken van de hoogte naar de laagte brengen: zijnen vijand van het paard afsteken. Zoo ook, een voer hooi afsteken, met de hooivork naar beneden brengen. Met steken afzonderen: een dier de keel afsteken. Afleiden, aftappen: een vat wijn, ook enkellijk, wijn afsteken. Met steken, of graven, afteekenen: een leger, eenen tuin afsteken, door uitgestokene, of uitgegravene aarde afteekenen. - Figuurlijk, afnemen, en dus verminderen: ik kan niets meer van mijne bezittingen afsteken. - Iemand de loef afsteken, is een zeemans woord, en beteekent, eigenlijk, boven den wind komen, in opzigt tot een ander schip, dat daardoor, beneden den wind geraakt. Ook wordt het oneigenlijk, en als een spreekwoord, gebezigd, voor, iemand te boven gaan, hem overtreffen.

Onz., met de hulpwoorden zijn en hebben. Met zijn, voor, afvaren, van land steken: de schuit stak af - was reeds afgestoken. Wij zullen terstond afsteken. Van het land afsteken. Met hebben; als zeer onderscheiden voorkomen, in vergelijking met iets anders: die oude broek steekt bij dat nieuwe kleed slecht af. Zwart op wit steekt wel af. Zijne geaardheid heeft bij die van haar altijd zeer afgestoken. Vondel gebruikt afsteken, in de beteekenis van schijnsel geven:

 
Het steigrende Agragas, dat puik van paarden gaf
 
Voorheene, toont zijn' muur, en steekt op 't water af.

Van hier ook afsteker, afsteking.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken