Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Afzien]

AFZIEN, bedr. w., onregelm. Van het scheidb. voorz. af en zien: ik zag af, heb afgezien. Het gezigt afwenden, zoowel in eenen eigenlijken, als figuurlijken zin: laat ons van dit voorwerp afzien. Ik heb van die zaak geheel afgezien, die laten varen. Afstand doen: hij zag van zijn regt af. Zij heeft mij beloofd, dat zij van hem af zal zien, alle onderhandeling en verbindtenis met hem zal opheffen. Het einde van iets met het gezigt bereiken;

[pagina 200]
[p. 200]

eigenlijk: ik kan deze vlakte niet afzien. Een tuin, wiens lengte niet aftezien is. Overdragtiglijk, het oogmerk, de gevolgen eener zaak, met de oogen des verstands, bereiken: wij kunnen het einde dier onderneming nog niet afzien. Bemerken, bespeuren: ik had eerst afgezien, wat er van de zaak ware. Door acht geven, toezien, leeren: zoo ziet men den besten meesteren de kunst af. Vond. Zich vergenoegen: ik zal het hiermede maar afzien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken