Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Ambacht]

AMBACHT, z.n., o., des ambachts, of van het ambacht; meerv. ambachten. Daar ik mij op dit ambacht luttel versta. Hooft. Oorspronglijk beteekende het woord ambacht, goth. andbahts, eenen dienaar, of bedienden; en in het ijsl. is ambaat eene dienstmaagd. Vervolgends werd het woord ambacht, in den zin van dienst, bediening, gebezigd, en tot amt, ampt, en ambt zamengetrokken, welk laatste, als van ambacht, de ware spelling is. Bij ons komt het woord ambacht in verscheidene beteekenissen voor, 1. in die van dienst, of bediening: en dede dat ambacht der heiliger missen. Clar. Spiegel enz. In oude getijdeboeken is dat ambacht doen, hetzelfde als de mis doen, waarvoor ook enkellijk dienst doen gebezigd wordt. Dat ambacht der missen volbrenghen; - ende volbracht

[pagina 231]
[p. 231]

dat heylige ambacht. Vaderb. Dat ambacht der Apostelen, het predikambt, Velden. 2. Gilde, bij Kil. collegium artificum. 3. Hooge heerlijkheid: gelegen in het hulsterambacht. 4. Handwerk: hij leert een goed ambacht.

Van hier ook ambachtsgezel, ambachtsheer, ambachtsheerlijkheid, ambachtskamer. Zoo ook ambachtsman, werkman, die door zijn handwerk anderen dient, in het meerv. ambachtslieden, ambachtsvrouw, vrouw eener hooge heerlijkheid, en het verouderde ambachter, bij Kil., praefectus, officiarius.

Het woord ambacht, lat. ambactus, welk, gelijk boven gezegd is, oorspronglijk, eenen dienaar, of bedienden beteekende, is, celtisch, en afkomstig van amb, dat om, rondom beteekent, en van aht, acht, waarvan nog ons acht geven, onachtzaam enz., zoodat ambacht, eigenlijk, iemand is, die, in den dienst van anderen zijnde, rondom wel toeziet, en op alles, wat den post betreft, dien hij bekleedt, naauwkeuriglijk acht geeft. Dan, ambacht is, voor eenen persoon genomen, verouderd, en voorlang reeds niet anders, dan voor eene zaak gebezigd.

In eene oorkonde van 1083, door Haltaus aangehaald, komt dit woord reeds voor: judiciariam potestatem in Alcmere quae ambacht vocatur.

Ambahtan was bij de Alemannen en Franken, andbahtjan bij de Gothen, en embethan bij de Angelsaksen, voor dienen gebruiklijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken