Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Baan]

BAAN, z.n., vr., der, of van de baan; meerv. banen. Eene effene vlakte, - een betreden, gangbare weg: buiten de baan des krijgs. Hooft. Van dit woord zijn vele gemeenzame spreekwijzen ontleend, als: op de baan komen - op de baan (ook ter baan) brengen, de baan klaar maken, iets op de lange baan schuiven enz. Inzonderheid wordt de door de sneeuw gemaakte weg een baan genoemd: de baan warm houden, zonder tusschenpoozen over de sneeuw, of het ijs, glijden; overdragtiglijk, zonder ophouden, in dezelfde bezigheid volharden. Van hier

[pagina 273]
[p. 273]

glijbaan, sullebaan; ook baanveger, - baangeld. Eene effen gemaakte plaats, waar allerlei oefeningen verrigt worden; van hier kaatsbaan, kegelbaan, kolfbaan, lijnbaan, loopbaan, maliebaan, renbaan, rijbaan enz. Zie deze woorden. Figuurlijk drukt het woord baan, dikwerf, der menschen zedenlijke handelingen uit: voor mij op de regte baan - de baan der deugd.

Het verkleinwoord van baan is baantje. In den gemeenen spreektrant, wordt dit baantje ten aanzien van deze of gene bediening gebezigd, om daarmede aanteduiden, dat dezelve voordeelig is: het is een goed baantje. Zoo zegt men ook, in den zeedienst: voor een baantje dienst nemen - toen hij een half jaar aan boord geweest was, bezorgde ik hem een baantje.

Baan wordt, in de gemeenzame verkeering, ook voor lijnbaan genomen: in de baan werken. Van hier baander, (baner) - baanderij - baanspinder, (baanspinner) - baandraaijer, iemand, die het rad in de lijnbaan draait.

Hoogd. Bahn, zweed. ban, deen. Bane, volgends Adelung, van het oud noordsche bana, d.i. slaan, waarmede het gr. βαινω overeenkomt; want gaan is niets anders, dan de aarde met de voeten slaan. Deze vereeniging van denkbeelden had, in de eerste armoede der talen, niets zonderlings. In het fr. is chemin battu ook niet anders, dan een gebaande, effen weg.

Ook wordt het woord baan bij ons voor de breedte der stof gebezigd, waaruit sommige vrouwenkleederen bestaan: een rok van zes banen, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken