Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Blok]

BLOK, z.n., o., des bloks, of van het blok; meerv. blokken. Een groot, onbewerkt stuk hout, steen, of metaal. Houten, marmeren, steenen blok. Een hakblok, waarop men hout enz. hakt. Zoo knieltze voor het block. Vond. Een blok tin, marmer enz. Een vleeschhouwers blok. Een blok aan het been hebben, om niet weg te loopen, van menschen en van paarden. Oul. werden de gevangenen met de beenen in een blok gezet, waarvan in het blok lig-

[pagina 431]
[p. 431]

gen. Kil. heeft het ook in deze beteekenis, en v. Hass. voegt daarbij, dat te Arnhem en Hattem zulk een blok nog te zien is. Voor dit blok plagt men ook stok te gebruiken: gij legt mijne voeten in den stok. Bybelvert. Van hier de spreekwijs: met een blok aan het been zitten, door eenig ding belemmerd zijn. Hij is zoo ongevoelig als een blok. Blok is ook een takel, anders takelblok. Figuurlijk, in den gemeenen spreektrant, een stijf, ongevoelig mensch: hij is een regt blok. Grof, zwaar, log, van kinderen: het is een blok van een kind. Eenige naast, of bij elkander staande huizen worden een blok huizen genoemd. Het verkleinw. is blokje. Zamenstellingen zijn: blokbeeld, blokhuis, (eigenlijk, een van blokken vervaardigd huis, eene burg - eene van blokken gemaakte schans, of een bolwerk; ook eene gevangenis, waar men de gevangenen in het blok leide), blokland, blokmaker, blokmakersknecht, blokmakerswinkel, bloktin, blokzilver. Voor holblok, holblokken, anders klompen, zegt men ook enkellijk blokken, en, in sommige oorden van ons Vaderland, bloken.

Blok, hoogd. Block, deen. Blok, zweed. block, eng. block, fr. bloc.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken