Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Bril]

BRIL, z.n., m., des brils, of van den bril; meerv. brillen. Eigenlijk, een hulpmiddel voor het gezigt, welk uit twee, door middel van eenen beugel vereenigde, geslepene glazen bestaat, en op den neus gezet wordt: eenen bril gebruiken, met eenen bril lezen, schrijven, enz. In den gemeenen spreektrant, zegt men: iemand eenen bril op den neus zetten, - iemand brillen verkoopen, hem misleiden, deszelfs oogmerk verijdelen. God en wort niet bedrogen, al verkoopty uwen oversten brillen. Clare Sp. - Figuurlijk, de bril van een heimlijk gemak, de opening in deszelfs zitting, en de geheele plank, waarin deze opening gemaakt is. Zamenstellingen zijn: brilglas, brillenhuis, brillenhuisje, brillenkramer, brillenmaker, brillenman, enz.

Bril, hoogd. Brille, deen. Brille, zweed. briller, als een meervoud, in het middeleeuwsch lat. berillus. De gewoonlijkste meening is, dat dit woord van beril, lat. beryllus afstamt, in de ruimere beteekenis van kristal, of aan kristal gelijk glas. Tuinmans gissing, dat bril eene verkorting van breidel zoude wezen, en Ihre's

[pagina 479]
[p. 479]

afleiding van het ital. briglia, een toom, omdat de bril als een neusbreidel, of neustoom, kan beschouwd worden, zijn meer aardig, dan gegrond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken